Verordening (EU) nr. 911/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 over meerjarenfinanciering voor acties van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid op het gebied van de bestrijding van door schepen en olie- en gasinstallaties veroorzaakte verontreiniging van de zee Voor de EER relevante tekst

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

28.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 257/115

 

VERORDENING (EU) Nr. 911/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 juli 2014

over meerjarenfinanciering voor acties van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid op het gebied van de bestrijding van door schepen en olie- en gasinstallaties veroorzaakte verontreiniging van de zee

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad (3) is een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid („het Agentschap”) opgericht teneinde een hoog, uniform en efficiënt niveau van veiligheid op zee en van voorkoming van verontreiniging door schepen te waarborgen.

 

(2)

Naar aanleiding van ongevallen in de wateren van de Unie, met name die met de olietankers „Erika” en „Prestige”, is het Agentschap bij Verordening (EG) nr. 724/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 belast met taken op het gebied van de voorkoming en bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging.

 

(3)

Bij Verordening (EU) nr. 100/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 werd het Agentschap belast met taken op het gebied van de bestrijding van door olie- en gasinstallaties veroorzaakte verontreiniging van de zee en werden de diensten van het Agentschap uitgebreid tot landen die een verzoek om toetreding tot de Unie hebben ingediend en tot de partnerlanden van het Europese nabuurschapsbeleid.

 

(4)

Bij Verordening (EG) nr. 2038/2006 van het Europees Parlement en de Raad (6) is er een meerjarenfinanciering vastgesteld voor de acties van het Agentschap op het gebied van de bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging, welke op 31 december 2013 afliep.

 

(5)

Gezien het mogelijk verwoestende ecologisch effect en de buitengewoon hoge economische kosten van verontreinigingen, alsook de sociaaleconomische gevolgen van dergelijke incidenten op andere sectoren zoals toerisme en visserij, dient het Agentschap over voldoende middelen te beschikken om de hem toegewezen taken op het gebied van de bestrijding van door olie- en gasinstallaties veroorzaakte verontreiniging van de zee uit te voeren. Deze taken zijn belangrijk bij het voorkomen van verdere schade van financiële en niet-financiële aard.

 

(6)

Om de taken op het gebied van de voorkoming en bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging te kunnen uitvoeren, heeft de raad van bestuur van het Agentschap op 22 oktober 2004 een actieplan inzake de paraatheid voor en bestrijding van olieverontreiniging goedgekeurd, waarin de activiteiten van het Agentschap op het gebied van oliebestrijding zijn vastgelegd; in dit actieplan wordt gestreefd naar het optimaal gebruik van de financiële middelen waarover het Agentschap beschikt. Op 12 juni 2007 heeft de raad van bestuur een actieplan inzake de paraatheid voor en bestrijding van verontreiniging door gevaarlijke en schadelijke stoffen goedgekeurd. Overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1406/2002 worden beide actieplannen elk jaar in het kader van het jaarlijkse werkprogramma van het Agentschap bijgewerkt.

 

(7)

Er moet rekening worden gehouden met de bestaande overeenkomsten betreffende verontreiniging door ongelukken, die wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de lidstaten op dit gebied vergemakkelijken, alsook met de toepasselijke internationale verdragen en overeenkomsten voor de bescherming van de Europese zeegebieden tegen verontreinigingsincidenten, die de partijen verplichten alle passende maatregelen te nemen om zich voor te bereiden en te reageren op incidenten met olieverontreiniging.

 

(8)

De in de actieplannen gespecificeerde verontreinigingsbestrijdingsactiviteiten van het Agentschap hebben betrekking op activiteiten op het gebied van informatie, samenwerking en coördinatie, ook met betrekking tot verontreiniging van de zee door gevaarlijke en schadelijke stoffen. Deze bestrijdingsactiviteiten bestaan vooral uit operationele bijstand aan de getroffen lidstaten of derde landen die met de Unie een regionaal zeegebied delen („getroffen staten”), door het op verzoek ter beschikking stellen van aanvullende verontreinigingsbestrijdingsschepen voor het bestrijden van door schepen veroorzaakte olieverontreiniging, alsook van door olie- en gasinstallaties veroorzaakte verontreiniging van de zee. Het Agentschap dient in het bijzonder aandacht te besteden aan die gebieden die als het meest kwetsbaar zijn geïdentificeerd, zonder enig ander gebied dat aandacht verdient te verwaarlozen.

 

(9)

De werkzaamheden van het Agentschap op het gebied van bestrijding van verontreiniging dienen te voldoen aan de bestaande samenwerkingsregelingen voor wederzijdse bijstand in geval van ongevallen die verontreiniging van de zee tot gevolg hebben. De Unie is toegetreden tot verschillende regionale organisaties en bereidt de toetreding tot andere regionale organisaties voor.

 

(10)

De acties van het Agentschap dienen te worden afgestemd op de activiteiten in het kader van de bilaterale en de regionale verdragen waar de Unie partij is. Bij een ongeval dat verontreiniging van de zee tot gevolg heeft dient het Agentschap bijstand te verlenen aan de getroffen staten onder leiding waarvan de opruimingsoperaties worden uitgevoerd.

 

(11)

Het Agentschap dient een actieve rol te spelen bij het in stand houden en het verder ontwikkelen van de Europese satellietdienst voor toezicht op olieverontreiniging (CleanSeaNet) voor het toezicht, de snelle opsporing van verontreiniging en de identificatie van de verantwoordelijke schepen of olie- en gasinstallaties, bijvoorbeeld in geval van olielozingen door schepen en operationele lozingen of olielekkages van booreilanden. Deze dienst zal ervoor zorgen dat er meer gegevens beschikbaar zijn en dat de bestrijding van verontreiniging efficiënter en tijdiger gebeurt.

 

(12)

De aanvullende middelen die het Agentschap verstrekt aan de getroffen staten dienen beschikbaar te worden gesteld via het Uniemechanisme voor civiele bescherming dat is vastgesteld bij Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (7).

 

(13)

De informatie met betrekking tot publieke en particuliere mechanismen voor de bestrijding van verontreiniging en aanverwante bestrijdingscapaciteit in de diverse regio’s van de Unie moet door de lidstaten ter beschikking worden gesteld via het Gemeenschappelijk noodcommunicatie- en informatiesysteem (Common Emergency Communication and Information System — CECIS), dat bij Beschikking 2007/779/EG, Euratom van de Raad (8) is opgericht, zodra deze informatie voor dit doel beschikbaar is.

 

(14)

Om de operationele bijstand van het Agentschap efficiënter te maken met het oog op de uitbreiding van het mandaat van het Agentschap voor de bestrijding van verontreinigingen zodat deze ook derde landen bestrijkt die met de Unie een regionaal zeegebied delen, moet het Agentschap alles in het werk stellen om deze derde landen aan te sporen om hun informatie samen te voegen en om met elkaar samen te werken bij het onderhouden door het Agentschap van de lijst van reactiemechanismen en aanverwante bestrijdingscapaciteit.

 

(15)

Om de doeltreffendheid van de verontreinigingsbestrijdingsactiviteiten van het Agentschap te verbeteren zouden de lidstaten het Agentschap in kennis moeten stellen van voor deze activiteiten relevante wetenschappelijke studies die zij hebben uitgevoerd naar het effect van chemische stoffen die als dispergeermiddel worden gebruikt.

 

(16)

Om nauwgezette uitvoering van de actieplannen van het Agentschap te garanderen, moet worden voorzien in een uitvoerbaar en rendabel systeem waarmee het Agentschap met name het verlenen van operationele bijstand aan de getroffen staten kan financieren.

 

(17)

Daarom moet er op basis van een meerjarige verbintenis financiële zekerheid worden geboden ten behoeve van de financiering van de taken waarmee het Agentschap is belast op het gebied van de bestrijding van verontreiniging en aanverwante acties. De omvang van die meerjarige verbintenis moet binnen een kader van budgettaire beperkingen een weergave zijn van de uitbreiding van de bevoegdheid van het Agentschap op het gebied van bestrijdingsactiviteiten en ook van de noodzaak dat het Agentschap de hem toegewezen middelen efficiënter moet gebruiken. De bedragen die de Unie jaarlijks bijdraagt, dienen door het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig de begrotingsprocedure te worden vastgelegd. Het is bijzonder belang dat de Commissie halverwege de termijn het vermogen van het Agentschap evalueert om op doeltreffende en kosteneffectieve wijze uitvoering te geven aan zijn verantwoordelijkheden op het gebied van de bestrijding van door schepen en olie- en gasinstallaties veroorzaakte verontreiniging van de zee.

 

(18)

De bedragen voor de financiering van verontreinigingsbestrijding dienen te worden toegekend voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020, in lijn met het nieuwe meerjarig financieel kader dat is opgenomen in Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (9). Er moeten derhalve financiële middelen worden verstrekt voor dezelfde periode.

 

(19)

De steun van het Agentschap aan staten die een verzoek om toetreding tot de Unie hebben ingediend en aan de partnerlanden van het Europese nabuurschapsbeleid, dient te worden gefinancierd via bestaande Unieprogramma’s voor die staten en landen en derhalve geen deel uit te maken van de meerjarige financiering van het Agentschap.

 

(20)

Om de financiële toewijzing te optimaliseren en te kunnen inspelen op veranderingen in de activiteiten ter bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging, moet de specifieke behoefte aan actie permanent worden gevolgd zodat de jaarlijkse financiële verbintenissen kunnen worden aangepast.

 

(21)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1406/2002 dient het Agentschap in zijn jaarverslag verslag uit te brengen over de financiële uitvoering van de meerjarige financiering van het Agentschap.

 

(22)

Het is passend om de continuïteit van de financieringssteun zeker te stellen die wordt verstrekt onder de actie aangaande het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid op het gebied van bestrijding van door schepen en olie- en gasinstallaties veroorzaakte mariene verontreiniging, en om de looptijd van onderhavige verordening in lijn te brengen met die van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013. De onderhavige verordening dient derhalve met ingang van 1 januari 2014 van toepassing te zijn,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

  • 1. 
    In deze verordening zijn de nadere regelingen voor de financiële bijdrage van de Unie tot de begroting van het Europees Agentschap voor de maritieme veiligheid vastgesteld, met name voor de uitvoering van de taken waarmee het Agentschap is belast op het gebied van de bestrijding van door schepen alsmede olie- en gasinstallaties veroorzaakte verontreiniging van de zee, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Verordening (EG) nr. 1406/2002.
  • 2. 
    De activiteiten van het Agentschap op het gebied van bestrijding van verontreinigingen ontslaan de kuststaten niet van hun verantwoordelijkheid om passende mechanismen ter bestrijding van verontreiniging voorhanden te hebben.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a) 
    „olie”: petroleum in enige vorm, met inbegrip van ruwe olie, stookolie, bezinksel, olieafval en geraffineerde producten, zoals bedoeld in het Internationaal Verdrag inzake de voorbereiding op, de bestrijding van en de samenwerking bij olieverontreiniging van 1990 van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO);
  • b) 
    „gevaarlijke en schadelijke stoffen”: elke stof andere dan olie waarbij, indien deze in zee terechtkomt, het risico bestaat dat deze gevaren voor de menselijke gezondheid oplevert, levende hulpbronnen en zeeorganismen aantast, faciliteiten beschadigt of een belemmering vormt voor andere vormen van legitiem gebruik van de zee, zoals bedoeld in het Protocol inzake de voorbereiding op, de bestrijding van en de samenwerking bij verontreiniging door gevaarlijke en schadelijke stoffen van 2000 van de IMO;
  • c) 
    „olie- en gasinstallatie”: een stationaire vaste of mobiele voorziening, of een combinatie van voorzieningen die permanent onderling zijn verbonden door bruggen of andere structuren, die voor offshore olie- of gasactiviteiten of in het kader van deze activiteiten worden gebruikt; olie- en gasinstallaties omvatten mobiele offshore boorinstallaties enkel indien deze in offshore wateren verankerd liggen met het oog op boringen, productie of andere activiteiten die verband houden met offshore olie- of gasactiviteiten, evenals infrastructuur en voorzieningen die worden gebruikt om olie en gas aan land of naar onshore terminals te brengen.

Artikel 3

Toepassingsgebied

De financiële bijdrage van de Unie als bedoeld in artikel 1 wordt toegewezen aan het Agentschap voor de financiering van acties op het gebied van de bestrijding van mariene verontreiniging veroorzaakt door schepen en olie- en gasinstallaties als bedoeld in het overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder k), van Verordening (EG) nr. 1406/2002 opgestelde gedetailleerd plan, en in het bijzonder acties met betrekking tot:

 

a)

operationele bijstand en het verstrekken van aanvullende middelen, zoals oproepbare verontreinigingsbestrijdingsschepen, satellietfoto’s en uitrusting, op verzoek van de getroffen lidstaten, zulks overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder d), en artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1406/2002, in het geval van onopzettelijke of opzettelijke verontreiniging van de zee veroorzaakt door schepen of olie- en gasinstallaties;

 

b)

samenwerking, coördinatie en het verstrekken van technische en wetenschappelijke bijstand aan de lidstaten en de Commissie in het kader van de desbetreffende activiteiten van het Uniemechanisme voor civiele bescherming, aan de IMO en aan de relevante regionale organisaties;

 

c)

informatie, in het bijzonder het verzamelen, analyseren en verspreiden van beproefde methoden, vakkennis, technieken en innovaties voor het bestrijden van door schepen en olie- en gasinstallaties veroorzaakte verontreiniging van de zee.

Artikel 4

Financiering door de Unie

  • 1. 
    Het Agentschap ontvangt binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader de kredieten die het nodig heeft om zich op doeltreffende en kosteneffectieve wijze te kwijten van zijn taken op het gebied van bestrijding van door schepen en olie- en gasinstallaties veroorzaakte verontreiniging van de zee.
  • 2. 
    De financiële middelen voor de uitvoering van de in artikel 3 bedoelde taken voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 bedragen 160 500 000 EUR, uitgedrukt in lopende prijzen.
  • 3. 
    De jaarlijkse kredieten moeten door het Europees Parlement en de Raad binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader worden vastgesteld, waarbij de noodzakelijke financiering van de operationele bijstand aan de lidstaten overeenkomstig artikel 3, onder a), gewaarborgd moet zijn.

Artikel 5

Toezicht op de bestaande capaciteit

  • 1. 
    Voor het bepalen van de vereisten voor het verstrekken van operationele bijstand door het Agentschap, bijvoorbeeld in de vorm van extra verontreinigingsbestrijdingsschepen naast de capaciteit van de lidstaten, en om de efficiëntie van deze bijstand te verbeteren, houdt het Agentschap een lijst bij van publieke en, indien beschikbaar, particuliere mechanismen voor de bestrijding van verontreiniging en aanverwante bestrijdingscapaciteit die in de diverse regio’s van de Unie beschikbaar zijn.
  • 2. 
    Het Agentschap houdt deze lijst bij op basis van door de lidstaten verstrekte informatie. Voor het bijhouden van die lijst streeft het Agentschap ernaar informatie te verkrijgen over mechanismen voor de bestrijding van verontreiniging en aanverwante bestrijdingscapaciteit uit derde landen die met de Unie een regionaal zeegebied delen.
  • 3. 
    De raad van bestuur van het Agentschap houdt rekening met deze lijst en andere informatie met betrekking tot de verontreinigingsbestrijdingsdoelstellingen die genoemd worden in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1406/2002, zoals de informatie in risicobeoordelingen en wetenschappelijke studies naar het effect van chemische stoffen die als dispergeermiddel worden gebruikt, alvorens te beslissen over de verontreinigingsbestrijdingsactiviteiten van het Agentschap in het kader van de jaarlijkse werkprogramma’s van het Agentschap. In dit verband besteedt het Agentschap in het bijzonder aandacht aan de gebieden die als het meest kwetsbaar zijn aangemerkt, zonder enig ander gebied dat aandacht verdient te verwaarlozen.

Artikel 6

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

  • 1. 
    De Commissie en het Agentschap zien erop toe dat bij de tenuitvoerlegging van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties de financiële belangen van de Unie worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale handelingen, zulks door de uitvoering van doeltreffende controles en inspecties en, indien er onregelmatigheden worden vastgesteld, de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen en door het opleggen van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (10), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (11) en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (12).
  • 2. 
    Voor de uit hoofde van deze verordening gefinancierde maatregelen van de Unie wordt onder onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 verstaan: elke schending van een bepaling van het recht van de Unie of niet-nakoming van een contractuele verplichting als gevolg van een handelen of nalaten van de contractant die een nadelig effect heeft of zou hebben op de algemene begroting van de Unie of op door haar beheerde budgetten door een ongerechtvaardigde uitgave.
  • 3. 
    De Commissie en het Agentschap zorgen er in het kader van hun respectievelijke bevoegdheden voor dat bij de financiering van acties van de Unie krachtens deze verordening een optimale kosteneffectiviteit wordt bereikt.

Artikel 7

Evaluatie na halve looptijd

  • 1. 
    Uiterlijk op 31 december 2017 dient de Commissie, op basis van de door het Agentschap verstrekte informatie, bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de uitvoering van deze verordening. In dat verslag, dat wordt opgesteld onverminderd de rol van de raad van bestuur van het Agentschap, wordt uiteengezet welke resultaten zijn bereikt met de in artikel 4 vermelde bijdrage van de Unie en worden meer bepaald de verbintenissen en uitgaven voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 vermeld.
  • 2. 
    De Commissie beoordeelt in dit verslag het vermogen van het Agentschap om zijn verantwoordelijkheden op doeltreffende en kosteneffectieve wijze na te komen. Op basis van deze beoordeling en in overweging nemende dat het Agentschap de aan hem toegewezen taken moet uitvoeren, stelt de Commissie, indien nodig, Voor de periode 2018-2020 een passende aanpassing van ten hoogstens 8 % voor van de meerjarige financiële middelen die aan het Agentschap zijn toegewezen voor het uitvoeren van de in artikel 3 genoemde taken. Deze eventuele aanpassing moet binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader blijven en zij laat de jaarlijkse begrotingsprocedures of de komende herziening van het meerjarig financieel kader onverlet.
  • 3. 
    Dit verslag bevat informatie over de sociaaleconomische, ecologische en financiële gevolgen, voor zover aanwezig, van de paraatheid van het Agentschap met betrekking tot door schepen en olie- en gasinstallaties veroorzaakte verontreiniging van de zee.
  • 4. 
    Op basis van dit verslag kan de Commissie bovendien, indien nodig, relevante wijzigingen op deze verordening voorstellen, met name om rekening te houden met de wetenschappelijke vooruitgang op het vlak van bestrijding van door schepen en door olie- en gasinstallaties veroorzaakte verontreiniging van de zee, waaronder verontreiniging veroorzaakt door olie of gevaarlijke en schadelijke stoffen, alsook met wijzigingen in de instrumenten voor oprichting van regionale organisaties wier activiteiten onder de activiteiten van het Agentschap betreffende verontreinigingsbestrijding vallen en waartoe de Unie is toegetreden.

Artikel 8

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

  • S. 
    GOZI
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 15 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad van 23 juli 2014.
  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 724/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (PB L 129 van 29.4.2004, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 100/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (PB L 39 van 9.2.2013, blz. 30).
  • (6) 
    Verordening (EG) nr. 2038/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 over meerjarenfinanciering voor de acties van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid op het gebied van de bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging (PB L 394 van 30.12.2006, blz. 1).
  • (7) 
    Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).
  • (8) 
    Beschikking 2007/779/EG, Euratom van de Raad van 8 november 2007 tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (PB L 314 van 1.12.2007, blz. 9).
  • (9) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
  • Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
  • Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
  • Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.