VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de toepassing van Richtlijn 2009/31/EG betreffende de geologische opslag van kooldioxide

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

 

|

2.

52014DC0099

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de toepassing van Richtlijn 2009/31/EG betreffende de geologische opslag van kooldioxide /* COM/2014/099 final */

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de toepassing van Richtlijn 2009/31/EG betreffende de geologische opslag van kooldioxide

  • 1. 
    INLEIDING

Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad[1], de zogenaamde CCS-richtlijn (CCS staat voor Carbon Capture and Storage — afvang en opslag van kooldioxide), is samen met andere delen van het klimaat- en energiepakket van 2009 vastgesteld op 23 april 2009[2]. De CCS-richtlijn vormt een wettelijk kader voor de vanuit milieuoogpunt veilige geologische opslag van kooldioxide (CO2), als bijdrage aan de bestrijding van klimaatverandering. De CCS-richtlijn is erop gericht dat er geen significant risico ontstaat op CO2-lekken of schade aan gezondheid of milieu, en om te voorkomen dat er negatieve effecten ontstaan op de veiligheid van het vervoersnetwerk of de opslaglocaties. De richtlijn bevat eisen voor de gehele levensduur van een opslaglocatie. Hij bevat daarnaast bepalingen betreffende het afvang- en het vervoersaspect van CCS, hoewel deze activiteiten grotendeels onder bestaande EU-milieuwetgeving vallen, zoals de Milieueffectrapportagerichtlijn[3] of de Richtlijn industriële emissies[4], in samenhang met de door de CCS-richtlijn geïntroduceerde wijzigingen. De artikelen 31 tot en met 37 brengen wijzigingen aan in zeven EU-milieuwetsteksten, onder andere om wettelijke belemmeringen voor de geologische opslag van CO2 weg te nemen.

Volgens artikel 27, lid 1, van de CCS-richtlijn zijn de lidstaten verplicht aan de Commissie verslag uit te brengen over de uitvoering van de richtlijn, aan de hand van een door de Commissie vastgestelde vragenlijst[5]. Voor dit eerste verslag van de Commissie over de toepassing van de CCS-richtlijn is, zoals vereist op grond van artikel 38, lid 1, gebruikgemaakt van de verslagen van de lidstaten die tussen juli 2011 en april 2013 aan de Commissie zijn aangeboden.

Bredere beleidsthema's in verband met dit onderwerp, zoals de mogelijkheden voor het aanmoedigen van CCS-demonstraties en vroegtijdige invoering, worden besproken in de mededeling over de toekomst van koolstofafvang- en opslag in Europa[6] en verder behandeld in de recente resolutie van het Europees Parlement over het uitvoeringsverslag 2013: ontwikkeling en toepassing in Europa van technologie voor koolstofafvang en -opslag[7].

  • 2. 
    ALGEMENE VOORTGANG VAN DE TOEPASSING

Op grond van artikel 39, lid 1, van de CCS-richtlijn dienden de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te laten treden om uiterlijk op 25 juni 2011 aan deze richtlijn te voldoen. Tegen deze termijn had slechts een klein aantal lidstaten volledige of gedeeltelijke omzetting gerapporteerd. De Commissie heeft daarom in juli 2011 aan 26 lidstaten een aanmaning gestuurd inzake het niet-naleven van de verplichting om de Commissie op de hoogte te stellen van de nationale maatregelen. Per oktober 2013 hadden alle lidstaten omzettingsmaatregelen aan de Commissie gemeld. De Commissie kon hierdoor 19 van de 26 inbreukzaken sluiten in november 2013. De meeste lidstaten hebben de omzetting van de richtlijn afgerond. Cyprus, Hongarije, Ierland, Oostenrijk, Slovenië en Zweden hebben echter nog geen volledige omzettingsmaatregelen medegedeeld. Vanwege het gedeeltelijk niet mededelen van maatregelen heeft de Commissie in november 2013 aan deze zes lidstaten een met redenen omkleed advies gezonden[8]. Eén lidstaat die een ingebrekestelling had ontvangen wegens niet-mededeling van maatregelen, heeft de omzettingsmaatregelen gemeld toen dit verslag werd voorbereid. De volledigheidscontrole van die maatregelen zal in het voorjaar van 2014 zijn afgerond. De Commissie is begonnen te controleren of de medegedeelde maatregelen ook materieel aan de CCS-richtlijn voldoen.

De lidstaten hebben de omzetting van de CSS-richtlijn op uiteenlopende wijzen uitgevoerd. Een aantal lidstaten hebben uitsluitend bestaande wetgeving aangepast, maar de meeste hebben gekozen voor een combinatie van nieuwe, specifieke wetgeving betreffende de geologische opslag van CO2 en wijzigingen in bestaande wetgeving. Afgezien van de overeenkomstige benadering in het omzetten van de wijzigingen van zes EU-richtlijnen op grond van de artikelen 31 tot en met 35 en 37 van de CCS-richtlijn, zijn er tussen de lidstaten ook overeenkomsten aan te wijzen in de wijziging van de bestaande wetgeving: 17 lidstaten hebben hun milieuwetgeving gewijzigd en acht daarvan hebben ook de mijnbouwwetgeving aangepast. Artikel 23 van de CCS-richtlijn verplicht alle lidstaten om een bevoegde autoriteit aan te wijzen die belast wordt met de bij de richtlijn vastgestelde taken. Een paar lidstaten hebben gekozen voor een enkele bevoegde autoriteit, maar de meeste lidstaten hebben de taken neergelegd bij meerdere autoriteiten. CCS bevindt zich namelijk op het kruispunt van meerdere regelgevingsterreinen. De gekozen bevoegde autoriteit is meestal een milieuorgaan (18 lidstaten), gevolgd door instellingen op het gebied van economie, energie en mijnbouw.

Op grond van artikel 4, lid 1, van de CCS-richtlijn behouden de lidstaten het recht om de gebieden te bepalen waarbinnen opslaglocaties kunnen worden geselecteerd, inclusief het recht om geen opslag toe te staan op hun grondgebied of delen daarvan. Een aantal lidstaten is begonnen met het aanwijzen van mogelijke CO2-opslaglocaties. De meeste lidstaten hebben de beoordeling echter nog niet afgerond. Het EU-GeoCapacityproject[9] heeft een beoordeling gemaakt van de CO2-opslagcapaciteit. Het theoretische opslagpotentieel voor de 21 deelnemende lidstaten was 87 Gt CO2 (69 Gt in diepe zoutwatervoerende lagen, 17 Gt uitgeputte koolwaterstofvelden en 1 Gt in niet-exploiteerbare steenkoollagen).

De meeste lidstaten staan nu opslag van CO2 toe, maar sommige hebben gemeld dat zij hebben besloten om geen CO2-opslag op hun grondgebied toe te staan vanwege de ongeschiktheid van hun bodem voor CO2-opslag (Finland, Luxemburg en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in België). Een aantal andere lidstaten hebben geologische opslag van CO2 niet toegestaan (Estland, Ierland, Letland, Oostenrijk, Slovenië en Zweden) of slechts in beperkte vorm toegestaan (Duitsland[10] en Tsjechië[11]).

Volgens artikel 10, lid 1, van de CCS-richtlijn moeten vergunningaanvragen voor opslag aan de Commissie ter beschikking worden gesteld, zodat de Commissie een niet-bindend advies kan uitbrengen. Het doel daarvan is een consequente tenuitvoerlegging van de eisen van de CCS-richtlijn in de gehele EU te realiseren en het publieke vertrouwen in CCS te helpen vergroten. Op 28 februari 2012 heeft de Commissie het eerste van deze adviezen vastgesteld[12], ter beoordeling van de vergunningaanvraag van Nederland voor een beoogde permanente opslag van maximaal 8,1 Mt CO2 in een opslagreservoir op het Nederlandse continentaal plat.

Naast het controleren van de omzetting van de CCS-richtlijn en het beoordelen van vergunningaanvragen voor opslag voert de Commissie nog andere activiteiten uit ter ondersteuning van een consequente tenuitvoerlegging van de CCS-richtlijn in de gehele EU. In september 2009 is er een groep experts uit de lidstaten opgericht voor het uitwisselen van informatie, op grond van artikel 27, lid 2, van de CCS-richtlijn. Deze groep is tot nu toe zeven keer bijeengekomen. In maart 2011 zijn er vier richtsnoeren[13] gepubliceerd, om een algemene methode te bieden voor de tenuitvoerlegging van de belangrijkste bepalingen van de CCS-richtlijn. De richtsnoeren zijn voornamelijk gericht tot de bevoegde autoriteiten en de relevante belanghebbenden. Het eerste richtsnoer bevat het kader voor het risicobeheer in de opslagcyclus van CO2. De andere drie richtsnoeren behandelen zaken als de eigenschappen van het opslagcomplex, de samenstelling van de CO2-stroom, toezicht en corrigerende maatregelen, criteria voor overdracht van verantwoordelijkheid naar de bevoegde autoriteit, financiële zekerheid en het financiële mechanisme.

  • 3. 
    SPECIFIEKE TOEPASSINGSVRAAGSTUKKEN IN DE LIDSTATEN

3.1.        Toestaan van CO2-opslag

Artikel 4, lid 3, van de CCS-richtlijn stelt dat de geschiktheid van een opslaglocatie wordt bepaald door een karakterisering en beoordeling van het potentiële opslagcomplex en het omliggende gebied, overeenkomstig de in bijlage I bij de CCS-richtlijn gespecificeerde criteria. De lidstaten die CO2-opslag op hun grondgebied toestaan, hebben deze bepaling in hoofdzaak toegepast door bijlage I in hun wetgeving op te nemen.

Wanneer de lidstaten van oordeel zijn dat er exploratie vereist is om de voor het kiezen van CO2-opslaglocaties nodige informatie te verzamelen, zorgen zij ervoor dat dergelijke exploratie niet plaatsvindt zonder exploratievergunning. Een aantal lidstaten stellen exploratie uitsluitend verplicht indien er onvoldoende informatie is om direct een opslagvergunning aan te vragen, stellen andere lidstaten exploratievergunningen altijd verplicht. Wat betreft het beperken van het onderzochte gebied legt een aantal lidstaten (bijvoorbeeld Portugal) een directe beperking op, terwijl andere (bijvoorbeeld Bulgarije en Hongarije) slechts de omvang van het gebied beperken — hetgeen indirect het maximale exploratievolume bepaalt. Verschillende lidstaten (bijvoorbeeld Frankrijk, Italië, Polen, Spanje, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk) hebben al exploratievergunningen afgegeven of hebben deze in voorbereiding.

Op grond van artikel 6 van de CCS-richtlijn is voor het exploiteren van een opslaglocatie een opslagvergunning verplicht. In de artikelen 7 tot en met 11 worden de bepalingen voor de aanvragen, voorwaarden en inhoud van opslagvergunningen verder uitgewerkt, en ook de mogelijke wijziging, evaluatie, actualisering en intrekking van opslagvergunningen. De omzettingsbepalingen van deze artikelen vertonen in de wetgeving van de meeste lidstaten grote overeenkomsten. Samen met de evaluatie van ontwerp-opslagvergunningen door de Commissie op grond van artikel 10, lid 1,[14] leidt dit naar verwachting tot een consequente toepassing van de vergunninggerelateerde bepalingen in de gehele EU.

3.2.        Verplichtingen voor exploitatie van de opslaglocaties

Artikel 12 van de CCS-richtlijn bevat de CO2-stroomaanvaardingscriteria en -procedure. De omzettingsbepalingen van de meeste lidstaten bevatten een generiek vereiste dat de stroom uitsluitend uit CO2 mag bestaan en dat er geen afval mag worden toegevoegd met het doel zich van dat afval te ontdoen, heeft een aantal lidstaten specifieke limieten ingesteld voor de bestanddelen van de CO2-stroom. Verschillende lidstaten die beperkingen opleggen aan de CO2-opslag op hun grondgebied, hebben de omzettingsbepalingen voor artikel 12 nog niet medegedeeld. De meeste lidstaten hebben echter bepalingen medegedeeld die waarborgen dat een opslagexploitant uitsluitend CO2-stromen mag aanvaarden na een positieve analyse van de samenstelling van de stromen en van de risico's. Wat betreft de procedures voor het monitoren van de mate waarin aan deze eisen wordt voldaan, verplichten sommige lidstaten de exploitanten om de samenstelling van de CO2-stroom regelmatig te melden (bijvoorbeeld ten minste eens per maand in Estland, en ten minste iedere zes maanden in Duitsland).

De bepalingen betreffende monitoring (artikel 13) stellen dat exploitanten moeten zorgen voor monitoring van de injectiefaciliteiten, het opslagcomplex en, wanneer nodig, het omliggende milieu, op basis van een monitoringsplan. De lidstaten die CO2-opslag op hun grondgebied toestaan, eisen dat het monitoringsplan ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de bevoegde autoriteit, als onderdeel van de aanvraag voor een opslagvergunning. De meeste lidstaten hebben in hun nationale wetgeving het vereiste opgenomen dat het monitoringsplan moet voldoen aan bijlage II bij de CCS-richtlijn en tevens aan de verslagleggingsvereisten[15] van de ETS-richtlijn[16]. In Luxemburg is het bijvoorbeeld verplicht dat de resultaten van de monitoring worden vergeleken met het voorspelde gedrag op grond van de driedimensionale dynamische simulatie voor druk-volume en verzadiging.

In de meeste lidstaten moeten de exploitanten ten minste eenmaal per jaar verslag uitbrengen aan de bevoegde autoriteiten, op grond van artikel 14 van de CCS-richtlijn. De meeste lidstaten eisen dat er vaker verslag wordt uitgebracht indien de bevoegde autoriteit hierom vraagt.

In artikel 15 wordt gevraagd om een systeem van routinematige en niet-routinematige inspecties van alle opslagcomplexen, waarvan het verslag voor het publiek beschikbaar wordt gesteld. De lidstaten die CO2-opslag op hun grondgebied toestaan, hebben de bepaling betreffende het ten minste eenmaal per jaar uitvoeren van routinematige inspecties, tot drie jaar na de afsluiting, als zodanig omgezet. Duitsland hanteert een strikter inspectiebeleid, waarbij de routinematige inspecties zelfs na afsluiting van de locatie eenmaal per jaar moeten plaatsvinden.

Artikel 16 van de CCS-richtlijn bepaalt dat de lidstaten in geval van lekkages of significante onregelmatigheden ervoor moeten zorgen dat de exploitant de bevoegde autoriteiten in kennis stelt en de nodige corrigerende maatregelen treft. De lidstaten die CO2-opslag op hun grondgebied toestaan, hebben ervoor gezorgd dat er een plan met corrigerende maatregelen ter goedkeuring moet worden ingediend bij de bevoegde autoriteiten, als onderdeel van de aanvraag voor een opslagvergunning. Een klein aantal lidstaten heeft specifieke aanvullende eisen vastgesteld voor het geval dat de exploitant geen corrigerende maatregelen uitvoert, zoals boetes of intrekking van de vergunning.

3.3.        Verplichtingen bij afsluiting en in de periode na afsluiting

De lidstaten die CO2-opslag op hun grondgebied toestaan, hebben artikel 17 omgezet. Hierin wordt bepaald dat na afsluiting van een opslaglocatie de exploitant verantwoordelijk blijft voor de monitoring, de rapportering en de corrigerende maatregelen, en voor alle verplichtingen inzake het inleveren van rechten in geval van lekkages, totdat de verantwoordelijkheid voor de opslaglocatie is overgedragen aan de bevoegde autoriteit. Het plan voor de periode na afsluiting moet worden opgesteld in overeenstemming met bijlage II van de CCS-richtlijn, waarin de vereisten voor monitoring staan vermeld.

De lidstaten die CO2-opslag op hun grondgebied toestaan, hebben ook artikel 18 omgezet, op grond waarvan de verantwoordelijkheid voor de opslaglocatie uitsluitend wordt overgedragen aan de bevoegde autoriteit indien de exploitant aan bepaalde voorwaarden heeft voldaan. De voorwaarden bestaan bijvoorbeeld uit de beschikbaarheid van een financiële bijdrage ter dekking van de kosten voor de verplichtingen in de periode na de overdracht, en het indienen van een verslag waarin wordt aangetoond dat de opgeslagen CO2 volledig en permanent ingesloten blijft. In de wetgeving van de meeste lidstaten wordt de minimumperiode tussen het afsluiten van de locatie en de overdracht van verantwoordelijkheid gesteld op ten minste 20 jaar, tenzij de bevoegde autoriteit er eerder van overtuigd is dat de opgeslagen CO2 volledig en permanent ingesloten blijft. Een aantal lidstaten kiest voor een langere standaardperiode van 30 of 40 jaar, in andere wordt uitsluitend per geval beoordeeld.

3.4.        Financiële garanties

De CCS-richtlijn biedt twee financiële mechanismen: financiële zekerheid voor de periode tot aan de overdracht van verantwoordelijkheid, en een financiële bijdrage voor de periode na de overdracht van verantwoordelijkheid.

Op grond van artikel 19 van de CCS-richtlijn zijn potentiële exploitanten verplicht om een financiële zekerheid te verschaffen om te waarborgen dat aan alle verplichtingen uit hoofde van een opslagvergunning kan worden voldaan, zowel voor de exploitatieperiode als voor de afsluiting en de periode na de afsluiting, inclusief de verplichtingen in verband met het inleveren van rechten in geval van lekkage. Het doel van de financiële zekerheid is het waarborgen van de dekking van de kosten voor het nakomen van deze verplichtingen (zoals monitoren of metingen bij lekkages), indien de exploitant hier niet toe in staat is. De financiële zekerheid moet rechtsgeldig en daadwerkelijk gesteld zijn voordat de injectie aanvangt, en moet door de exploitant worden overlegd als onderdeel van de aanvraag voor een opslagvergunning. De meeste lidstaten hebben de eisen van artikel 19 één op één in hun wetgeving overgenomen, sommige echter hebben aanvullende eisen gesteld en richtsnoeren uitgebracht over specifieke instrumenten en berekeningen betreffende de financiële zekerheid. Hongarije heeft bijvoorbeeld een minimumbedrag ingesteld van 200 miljoen HUF (ongeveer 671 000 euro)[17] voor de financiële zekerheid, op grond van de mijnbouwwet uit 1993. Mogelijke financiële instrumenten die door sommige lidstaten worden aanbevolen voor financiële zekerheid zijn bijvoorbeeld een afdoende verzekeringsdekking, een geblokkeerde rekening, een bankgarantie of garantie van een moederonderneming. Deze instrumenten worden ook door richtsnoer 4 aanbevolen[18].

Artikel 20 van de CCS-richtlijn verplicht exploitanten om een financiële bijdrage beschikbaar te stellen aan de bevoegde autoriteit voordat de overdracht van verantwoordelijkheid plaatsvindt, ter dekking van de kosten na de overdracht. De lidstaten die CO2-opslag op hun grondgebied toestaan, hebben ervoor gezorgd dat er in het bedrag van de bijdrage rekening wordt gehouden met de criteria in bijlage I bij de CCS-richtlijn en de voorgeschiedenis van de CO2-opslag op de betreffende locatie, en dat de geraamde monitoringskosten voor een periode van 30 jaar worden gedekt. Een aantal lidstaten stelt aanvullende eisen voor de financiële bijdrage. In Duitsland moet de exploitant bijvoorbeeld 3 % van het door de houder van emissierechten door CO2-opslag bespaarde bedrag worden vastgehouden, voor elk jaar van exploitatie. Dit bedrag wordt op een rentedragende depositorekening bij de bevoegde autoriteit bewaard, en wordt gecompenseerd met de zekerheid voorafgaand aan de overdracht van verantwoordelijkheid. Een ander voorbeeld is Tsjechië, waar de hoogte van de financiële bijdrage mede afhankelijk is van de geraamde kosten voor monitoring gedurende ten minste 50 jaar na de overdracht van verantwoordelijkheid.

3.5.        Wijziging van zes richtlijnen en grensoverschrijdende kwesties

De CCS-richtlijn wijzigt zes andere EU-richtlijnen, om een hoog niveau van milieu- en volksgezondheidsbescherming te garanderen tegen de risico's van geologische CO2-opslag.

Alle lidstaten die de Commissie in kennis hebben gesteld van hun omzettingsmaatregelen hebben aangegeven dat de artikelen 31, 35 en 37 van de CCS-richtlijn zijn omgezet. Deze hebben betrekking op:

  • · 
    wijzigingen van de bijlagen I en II bij de MER-richtlijn met betrekking tot opslaglocaties en de afvang en het vervoer van CO2-stromen voor geologische opslag;
  • · 
    uitsluiting van de CO2 die voor geologische opslag wordt afgevangen en vervoerd uit de aan de Kaderrichtlijn afvalstoffen[19] gerelateerde instrumenten;
  • · 
    het opnemen van het afvangen van CO2-stromen voor geologische opslag in bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies, zijnde een van de activiteiten die onder die richtlijn vallen.

Alle lidstaten die de Commissie in kennis hebben gesteld van hun omzettingsmaatregelen hebben eveneens de toepassing gemeld van artikel 33 van de CCS-richtlijn, waarmee de Richtlijn grote stookinstallaties[20] wordt gewijzigd. Volgens dit artikel moeten de lidstaten ervoor zorgen dat exploitanten van stookinstallaties met een nominaal elektrisch vermogen van 300 MW of meer de technische en economische voorwaarden beoordelen voor de toekomstige toepassing van CO2-afvang en opslag. Bij een positieve beoordeling moet er op de locatie van de installatie een geschikte ruimte worden vrijgemaakt voor de benodigde apparatuur om CO2 af te vangen en te comprimeren. Het Verenigd Koninkrijk heeft aanvullende richtsnoeren opgesteld, waarin wordt bepaald dat er geen vergunningen worden afgegeven voor nieuwe stookinstallaties met een elektrisch vermogen van 300 Mwe of meer, tenzij deze kon aantonen te voldoen aan de criteria in artikel 33. De richtsnoeren geven eveneens advies over de informatie waarmee aanvragers dit moeten aantonen.

Verschillende lidstaten (bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Polen, Roemenië, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk) hebben gemeld dat zij vanaf 25 juni 2009 praktische uitvoering hebben gegeven aan deze wijziging op de Richtlijn grote stookinstallaties. Op de locatie van een grote stookinstallatie in Mannheim, Duitsland, is bijvoorbeeld een gebied van 6 000 m2 gereserveerd, waarvoor op 27 juli 2009 vergunning is verleend, met het oog op een latere aanpassing voor het afvangen van CO2.

Met artikel 32 van de CCS-richtlijn wordt de Kaderrichtlijn water gewijzigd[21], zodat CO2 in zoutreservoirs kan worden geïnjecteerd, en met artikel 34 wordt in bijlage III bij de Richtlijn milieuaansprakelijkheid[22] de exploitatie van CO2-opslaglocaties toegevoegd. Deze artikelen moeten worden omgezet door de lidstaten die CO2-opslag op hun grondgebied toestaan.

Hoewel een groot aantal lidstaten specifieke wettelijke bepalingen heeft vastgesteld voor het grensoverschrijdend vervoer van CO2 en grensoverschrijdende opslaglocaties of -complexen, zijn er slechts een paar met specifieke CCS-gerelateerde grensoverschrijdende ervaringen. Een voorbeeld van een dergelijke grensoverschrijdende samenwerking is de taakgroep voor het Noordzeebekken, waarin publieke en private organen uit Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk gemeenschappelijke beginselen hebben ontwikkeld voor het beheer en de regulering van het vervoer, de injectie en de permanente opslag van CO2 onder de bodem van de Noordzee[23].

  • 4. 
    SLOTOPMERKINGEN

Beoordelingen in het kader van de Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050[24] en het Stappenplan Energie 2050[25] zien commercieel toegepaste CCS als een belangrijke technologie die bijdraagt aan de overgang naar een koolstofarm energiestelsel in de EU. Een correcte en consequente toepassing van het wetgevend CCS-kader in geheel Europa, met name wat betreft de selectie, exploitatie, sluiting en periode na sluiting van opslaglocaties, en de beoordeling voor het aanpassen van stookinstallaties voor CO2-afvang, zijn van zeer groot belang om CCS op een voor het milieu veilige wijze te kunnen demonstreren en vervolgens in gebruik te nemen, en voor het stimuleren van het vertrouwen van de bevolking in deze technologie.

Uit het verslag blijkt dat alle lidstaten de Commissie inmiddels in kennis hebben gesteld van hun omzettingsmaatregelen. In dit verband hebben de meeste lidstaten gekozen voor een combinatie van nieuwe, specifieke wetgeving betreffende de geologische opslag van CO2 en wijziging van bestaande wetgeving. De meeste lidstaten hebben de verantwoordelijkheden neergelegd bij meer dan een bevoegde autoriteit. De beoordeling van potentiële CO2-opslaglocaties is gaande. Verschillende lidstaten geven exploratievergunningen af en de Commissie is bezig met de beoordeling van een ingediende ontwerp-opslagvergunning. De lidstaten die CO2-opslag op hun grondgebied toestaan, hebben gemeld dat zij uitvoering hebben gegeven aan de bepalingen betreffende monitoring, verslaglegging en inspecties, lekkages en significante onregelmatigheden, afsluiting en verplichtingen na de afsluiting, en de twee door de CCS-richtlijn ingestelde financiële mechanismen. Sommige van de lidstaten die CO2-opslag niet of beperkt toestaan, hebben uitsluitend de bepalingen van de richtlijn omgezet met betrekking tot afvang en vervoersaspecten van CCS. Andere hebben alle bepalingen van de richtlijn omgezet, inclusief de opslaggerelateerde artikelen.

De Commissie onderstreept het belang van consequente toepassing van de CCS-richtlijn in de gehele EU. Daarom voert zij inbreukprocedures vanwege gedeeltelijke niet-mededeling van omzettingsmaatregelen en controleert zij of de medegedeelde maatregelen materieel in overeenstemming zijn met de CCS-richtlijn. De voor dit verslag verkregen informatie vormt samen met de totale ervaring met CCS, de technische vooruitgang en de meest recente wetenschappelijke kennis de basis voor het volgende verslag van de Commissie, waarin met name de aspecten van CCS in artikel 38, lid 2, van de richtlijn worden beoordeeld. Het volgende evaluatieverslag wordt uiterlijk 31 maart 2015 aan het Europees Parlement en de Raad gezonden.

[1]               PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114.

[2]               http://ec.europa.eu/clima/policies/package/index_en.htm

[3]               Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40.

[4]               Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).

[5]               Besluit 2011/92/EU van de Commissie van 10 februari 2011 (PB L 37 van 11.2.2011, blz. 19).

[6]               COM(2013) 180 final; er is een samenvatting van de resultaten van de raadpleging beschikbaar op http://ec.europa.eu/energy/coal/ccs_en.htm

[7]               2013/2079(INI).

[8]               Als bedoeld in artikel 258, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

[9]               Vangkilde-Pedersen, T. e.a. 2009. FP6 EU GeoCapacity Project, Assessing European Capacity for Geological Storage of Carbon Dioxide, Storage Capacity, WP2, D16 report, 166 blz., http://www.geology.cz/geocapacity/publications

[10]             Duitsland heeft een beperking opgelegd aan de jaarlijkse hoeveelheid CO2 die kan worden opgeslagen: 4 Mt CO2 is de nationaal toegestane hoeveelheid, per opslaglocatie is deze hoeveelheid 1,3 Mt CO2.

[11]             CO2-opslag in natuurlijke rotsformaties in Tsjechië wordt niet toegestaan vóór 1 januari 2020.

[12]             C(2012) 1236       (http://ec.europa.eu/clima/policies/lowcarbon/ccs/implementation/docs/c_2012_1236_en.pdf)

[13]             http://ec.europa.eu/clima/policies/lowcarbon/ccs/implementation/documentation_en.htm

[14]             Zie hoofdstuk 2 voor meer informatie over de evaluatie door de Commissie van de eerste opslagvergunning in de EU.

[15]             Beschikking 2007/589/EG van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van richtsnoeren voor de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen, onlangs vervangen door Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30).

[16]             Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 63).

[17]             Dit bedrag is omgerekend naar euro volgens de referentiewisselkoers voor de euro van de Europese Centrale Bank op 22 november 2013: http://www.ecb.int/stats/exchange/eurofxref/html/index.en.html

[18]             http://ec.europa.eu/clima/policies/lowcarbon/ccs/implementation/docs/gd4_en.pdf

[19]             Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3), waaronder Richtlijn 2006/12/EG betreffende afvalstoffen.

[20]             Richtlijn 2001/80/EG inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (PB L 309 van 27.11.2001, blz. 1), die per 1 januari 2016 wordt ingetrokken door de bovengenoemde Richtlijn industriële emissies.

[21]             Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

[22]             Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56).

[23]             ‘Storing CO2 under the North Sea Basin: A key solution for combating climate change’ (2007) op http://www.globalccsinstitute.com/category/organisation/north-sea-basin-task-force en ‘One North Sea: A study into North Sea cross-border CO2 transport and storage’ (2010) op http://www.npd.no/no/Publikasjoner/Rapporter/Samarbeider-om-CO2-lager/

[24]             COM(2011) 112 definitief.

[25]             COM(2011) 885 definitief.

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.