Staatssteun: Commissie vraagt Nederland eind te maken aan selectieve belastingvrijstelling voor overheidsbedrijven

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op donderdag 2 mei 2013.

Europese Commissie

Persbericht

Brussel, 2 mei 2013

Staatssteun: Commissie vraagt Nederland eind te maken aan selectieve belastingvrijstelling voor overheidsbedrijven

De Europese Commissie heeft Nederland formeel voorgesteld om de vrijstelling van vennootschapsbelasting voor Nederlandse overheidsbedrijven af te schaffen. Volgens de Commissie zouden overheidsbedrijven die economische activiteiten uitoefenen en daarbij concurreren met particuliere ondernemingen, ook vennootschapsbelastingplichtig moeten zijn - net als particuliere ondernemingen. Bepaalde ondernemingen vrijstellen gewoon omdat zij in handen van de overheid zijn, geeft hun een concurrentievoordeel dat niet te verdedigen valt op grond van de EU-staatssteunregels.

Joaquín Almunia i, vicevoorzitter van de Europese Commissie en belast met het mededingingsbeleid: "Willen we alle voordelen van de interne markt plukken, dan moet er ook eerlijke concurrentie zijn. Daarom moeten alle spelers op de markt met gelijke wapens kunnen strijden. Ik ben er zeker van dat Nederland zijn belastingwetgeving op dit punt zal aanpassen."

Volgens de Nederlandse Wet op de vennootschapsbelasting (Wet Vpb) zijn economische activiteiten van overheidsinstanties - als onderdeel van een overheidsinstelling of in de vorm van overheidsbedrijven - in beginsel vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Wel geldt er een aantal uitzonderingen op deze vrijstelling: bepaalde economische activiteiten (zoals landbouw- of mijnbouwbedrijven) en bepaalde overheidsbedrijven (zoals de luchthaven van Schiphol (Amsterdam) of de Staatsloterij) zijn wel vennootschapsbelasting verschuldigd. Toch zijn er vele economische activiteiten van overheidsinstanties - onder meer alle diensten - en vele overheidsbedrijven die vrijgesteld blijven. Bij deze overheidsbedrijven gaat het onder meer om het havenbedrijf Rotterdam, de luchthaven van Maastricht, diverse ontwikkelingsmaatschappijen, de Industriebank LIOF of de Twinning Holding. Deze ondernemingen zijn rechtstreekse concurrenten van particuliere ondernemingen in Nederland en op de interne markt in de EU. Die particuliere ondernemingen krijgen niet dezelfde behandeling.

In juli 2008 deelde de Commissie, nadat zij een aantal klachten had ontvangen, de Nederlandse overheid als haar voorlopige standpunt mee dat de maatregel de mededinging op de interne markt verstoort en zo in strijd is met artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het onderzoek van de Commissie leerde dat overheidsbedrijven, door de verschillende fiscale behandeling van overheidsbedrijven en particuliere ondernemingen die economische activiteiten uitoefenen, een selectief voordeel verleend krijgen.

Om deze situatie te verhelpen zijn verschillende oplossingen denkbaar:

  • afschaffing van de vrijstelling van vennootschapsbelasting voor economische activiteiten van overheidsinstanties - zowel als onderdeel van een overheidsinstelling als in de vorm van overheidsbedrijven - zodat publieke en private economische activiteiten op dezelfde wijze worden belast. Dit zou de beste oplossing voor deze kwestie zijn;
  • een alternatief is om de belastingvrijstelling alleen af te schaffen voor overheidsbedrijven, waarbij alle economische activiteiten die momenteel worden uitgeoefend door overheidsinstellingen, worden overgeheveld naar vennootschapsbelastingplichtige (overheids)bedrijven.

Nederland heeft nu één maand de tijd om de Commissie te laten weten of het met de voorgestelde aanpassingen kan instemmen. Komt het niet tot een akkoord, dan kan de Commissie een formeel staatssteunonderzoek beginnen.

Achtergrond

Nederlandse overheidsbedrijven genieten een vrijstelling van de vennootschapsbelasting al sinds 1956 - dus nog voordat Nederland een van de stichtende leden werd van wat toen nog de EEG heette. Daarom wordt de maatregel als bestaande steun beschouwd, d.w.z. een steunmaatregel die al bestond voordat het Verdrag van Rome van kracht werd. De beoordeling van dit soort maatregel verloopt via een bijzondere samenwerkingsprocedure tussen Nederland en de Commissie. Komt de Commissie in die procedure tot de bevinding dat deze bestaande steun in strijd is met de EU-staatssteunregels, dan vraagt zij de lidstaat niet om de toegekende steun terug te vorderen. Wel krijgt de betrokken lidstaat het verzoek om de betrokken maatregel stop te zetten.

De niet-vertrouwelijke versie van het besluit komt, zodra eventuele vertrouwelijkheidskwesties zijn opgelost, in het Staatssteunregister op de website van DG Concurrentie beschikbaar onder zaaknummer SA.25338 Een overzicht van de recentste staatssteunbesluiten die op internet en in het EU-Publicatieblad zijn gepubliceerd, is te vinden in State Aid Weekly e-News

 

Contact:

Antoine Colombani (+32 2 297 45 13, Twitter: @ECspokesAntoine )

Maria Madrid Pina (+32 2 295 45 30)