Analyse Clingendael: 'Europa onderhandelt met arrogantie van kolonisator'
Nelleke van der Heiden is freelance journalist. Ze heeft twee jaar lang het radioprogramma BNR Europa gemaakt en werkte voor de Caribische redactie van de wereldomroep, tot deze werd opgeheven.
DEN HAAG - Het lukt de Europese Unie i en de ACP-landen i (Afrikaanse, Caribische en landen in de Stille Oceaan) maar niet om tot een gezonde handelsovereenkomst te komen, dat bleek bij de 24ste gezamenlijke vergadering in Paramaribo. Er liggen EPA i's klaar, Economische Partnerschaps Akkoorden, maar met name de ACP-landen, voornamelijk oud-koloniën, gaan nog niet akkoord met de huidige voorwaarden. Ze spreken de angst uit dat Europa met de EPA's weer wil koloniseren.
De economische partnerschapsakkoorden (EPA's) bleken het meest heikele punt bij de 24ste gezamenlijke vergadering van ACP-landen (Afrikaans, Caribisch en Pacific) en de Europese Unie, in Paramaribo, Suriname.
De handelsrelatie tussen de ACP-landen, voornamelijk oud-koloniën, en de EU was geregeld via het Cotonou i-akkoord uit 2000, dat tegelijkertijd over hulp en andere samenwerking gaat. De gedachte was dat Europa de veelal arme ACP-landen zou helpen om zichzelf te ontwikkelen en hun economieën te versterken zodat ze wereldwijd interessante en volwaardige handelspartners konden worden. Andere ontwikkelingslanden als Brazilië voelden zich echter benadeeld en de Wereld Handels Organisatie kreeg opdracht de handelsafspraken uit het Cotonou verdrag te onderzoeken. Conclusie: deze overeenkomsten zorgen inderdaad voor oneerlijke concurrentie.
Daarom en ook omdat de Europese Unie de verdragen wederkerig wilde maken - de ACP-landen moesten hun markten ook openstellen voor de EU- kwamen er nieuwe afspraken, de zogenaamde Economic Partnership Agreements. De EPA's moesten meer echte partnerschapsakkoorden worden die Europa ook wat opleverden.
Bij de nieuwe akkoorden gaat het om regionale overeenkomsten, zodat er beter gedifferentieerd kon worden tussen landen in verschillende fasen van economische ontwikkeling. Op deze manier konden de zorgen omtrent oneerlijke concurrentie uit de weg worden geruimd. Eén voor de Caribische landen, één voor de landen in de Stille Oceaan en vier voor de verschillende regio's in Afrika. Alleen de Caribische landen hebben hun EPA ondertekend. De meeste hebben hem nog niet geratificeerd, net als overigens verschillende EU-landen, waardoor de overeenkomsten nog niet in werking treden. In de andere regio's hebben de meeste landen zelfs nog niet getekend. Vooral in de Afrikaanse regio's is het verzet groot.
Europa zegt: 'Gunstiger wordt het niet, geen invoerrechten, geen invoerquotum.' ACP zegt: 'Dit is één grote herhaling van de koloniale tijd.' Drie dagen officiële EU-ACP Assembly en ook uitvoerig commissie-overleg in de dagen ervoor hebben beide partijen geen stap dichterbij elkaar gebracht.
De Europese co-president van de vergadering, Louis Michel i, gaf na afloop aan inderdaad helemaal niets te zijn opgeschoten als het om de EPA's gaat. Het is hem bovendien niet duidelijk geworden wát de bezwaren van de ACP-landen zijn. Een positie die hij ook al met verve verdedigde in zijn vorige functie als EU Commissaris voor ontwikkelingssamenwerking, hetgeen een bron van grote frustratie voor ACP-landen was. Hij heeft zijn collega, die de vergadering namens de ACP-landen voorzat, Musikari Kombo uit Kenia, om een lijst met problemen gevraagd. Kombo gaf aan dat de EPA's toch ook moeten worden gebruikt als ontwikkelingsinstrument. Over het trage verloop van de onderhandelingen over de akkoorden zei Kombo dat 'de onderhandelaars van de EU gefixeerd zijn op een smalle agenda met handelsliberalisering als enig aspect'.
Joyce van Genderen - jurist in Brussel en ACP-EU-deskundige, vond het minder lastig dan Michel om wat bezwaren op te noemen. Veel ACP-landen importeren meer dan ze exporteren. Daarom zal het vooral voor de EU, wiens economie voor een belangrijk deel om de export draait, aantrekkelijk zijn om goedkoper en meer te kunnen exporteren naar ACP-landen, legt ze uit. Verder worden er speciaal instituten in het leven geroepen, zegt ze, die 'bureaula-onderzoeken' doen. Er wordt wel van alles onderzocht voor de ideale handelsovereenkomst tussen ACP en EU, maar daar gebeurt vervolgens niets mee. Bestaande instanties blijven bij deze onderzoeken buiten beeld. Dat bevordert de samenwerking niet en draagt er bovendien aan bij dat veel ACP-landen geen idee hebben wat de EPA's nu precies om het lijf hebben.
Een ander bezwaar dat Van Genderen noemt, is de voorwaarde die Europa stelt aan handelsverbanden met opkomende markten. Voor ACP-landen handelsafspraken mogen maken met landen als Brazilië en China, moeten ze eerst de EU consulteren.
Van Genderen heeft zich verdiept in de EPA's die er nu voor de Caribische landen, verenigd in Cariforum, en de EU liggen. Daarvoor moeten de Cariforum-landen fiscale en rechtshervormingen doorvoeren en hun economieën hervormen.
Om serieus mee te kunnen doen op het wereldeconomische toneel - ook een doelstelling van de EPA's - hebben ze voorlopig eerder meer dan minder geld nodig van de EU. Gevolg: de afhankelijkheid van Europa wordt groter in plaats van kleiner.
De Namibische parlementariër Piet van der Walt, een ondernemer voor hij in 2009 de politiek inging, houdt een warm pleidooi voor de samenwerking tussen Europa en Afrika. Maar ook hij ervaart de EPA's als iets wat Europa de Afrikaanse landen met een zekere arrogantie door de strot wil duwen. Je moet verder vooruit durven kijken, bepleit hij. De kansen voor Europa om te investeren in het grondstoffenrijke Afrika zijn volgens hem legio. Ondertussen grijpt China kans na kans, maar Europa laat ze liggen. Terwijl investeringen zich op termijn zeker terugbetalen, aldus Van der Walt. En daartoe roept hij dan ook op, verder vooruitkijken dan tot 2020, wanneer het Cotonou-akkoord afloopt.
Over die toekomst heeft de zogeheten Joint Parliamentary Assembly zich in Paramaribo ook gebogen. Wat willen we na 2020 met Cotonou, was de centrale vraag bij het debat op de laatste dag. Ondanks de vurige debatten over de EPA's waren alle deelnemers het erover eens: er moet een vervolg op Cotonou komen.
Maar hoe moet dat eruitzien? De wereldbevolking zal nog fors groeien, sommige ACP-landen zijn nu al rijker dan sommige EU-landen, de verhoudingen veranderen. Wat dat betekent voor een nieuw samenwerkingsverband, durfde niemand nu al vast te stellen. Het voorstel om daar een werkgroep voor in het leven te roepen, werd breed omarmd. En zo werd de 24ste gezamenlijke vergadering afgesloten. Zonder concrete afspraken, maar wel met de uitgesproken wens om elkaar ook in de toekomst in een handelsovereenkomst te vinden.