Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Belangrijke juridische mededeling

|

2.

52010PC0073

[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 3.3.2010

COM(2010) 73 definitief

Voorstel voor een

Interinstitutioneel Akkoord

tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken

INHOUDSOPGAVE

Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken 3

DEEL I – FINANCIEEL KADER en BIJZONDERE INSTRUMENTEN 5

  • A. 
    Bepalingen betreffende het financiële kader 5
  • B. 
    Bepalingen betreffende de bijzondere instrumenten die niet in het financiële kader zijn opgenomen 5

B.1. Reserve voor noodhulp 5

B.2. Solidariteitsfonds van de Europese Unie 6

B.3. Flexibiliteitsinstrument 6

B.4. Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering 7

DEEL II – VERBETERING VAN DE INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING TIJDENS DE BEGROTINGSPROCEDURE 8

  • A. 
    Procedure voor interinstitutionele samenwerking 8
  • B. 
    Opneming van financiële bepalingen in wetgevingshandelingen 8
  • C. 
    Uitgaven betreffende visserijovereenkomsten 9
  • D. 
    Financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) 9

DEEL III - GOED FINANCIEEL BEHEER VAN DE MIDDELEN VAN DE EU 12

  • A. 
    Financiële programmering 12
  • B. 
    Agentschappen en Europese scholen 13
  • C. 
    Nieuwe financieringsinstrumenten 13

BIJLAGE - INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING OP BEGROTINGSGEBIED 15

Deel A. Tijdschema voor de begrotingsprocedure 15

Deel B. Prioriteiten voor de begrotingsprocedure 15

Deel C. Opstelling van de ontwerpbegroting en actualisering van de ramingen 15

Deel D. Begrotingsprocedure vóór de bemiddelingsfase 16

Deel E. Bemiddelingsprocedure 16

Deel F. Gewijzigde begrotingen 18

Voorstel voor een

Interinstitutioneel Akkoord

tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken

HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE COMMISSIE,

hierna "de instellingen" genoemd,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

  • 1. 
    Dit akkoord, dat overeenkomstig artikel 295 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna "VWEU" genoemd) is aangenomen, heeft ten doel het verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de samenwerking tussen de instellingen in begrotingszaken te verbeteren.
  • 2. 
    Het akkoord verbindt voor zijn gehele geldigheidsduur alle instellingen.
  • 3. 
    Dit akkoord wijzigt niet de respectieve begrotingsbevoegdheden van de instellingen, zoals vastgelegd in de Verdragen, de Verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader[1] (hierna "de MFK-verordening" genoemd) en het Financieel Reglement[2].

Wanneer naar dit punt wordt verwezen, besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en het Europees Parlement met meerderheid van de stemmen van zijn leden en van drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen.

  • 4. 
    Elke wijziging van dit akkoord behoeft instemming van alle instellingen.
  • 5. 
    Dit akkoord bestaat uit drie delen:
  • 6. 
    Deel I bevat aanvullende bepalingen bij het meerjarig financieel kader, alsmede bepalingen betreffende bijzondere instrumenten die niet in het financiële kader zijn opgenomen.
  • 7. 
    Deel II betreft de interinstitutionele samenwerking tijdens de begrotingsprocedure.
  • 8. 
    Deel III bevat bepalingen betreffende een goed financieel beheer van de middelen van de EU.
  • 9. 
    Dit akkoord treedt in werking op dezelfde dag als de MFK-verordening en vervangt het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[3].

DEEL I – FINANCIEEL KADER en BIJZONDERE INSTRUMENTEN

  • A. 
    Bepalingen betreffende het financiële kader
  • 10. 
    IN AFZONDERLIJKE TABELLEN WORDEN INDICATIEF GEGEVENS VERSCHAFT OVER DE OPERATIES DIE NIET IN DE ALGEMENE BEGROTING VAN DE EUROPESE UNIE ZIJN OPGENOMEN EN OVER DE VERMOEDELIJKE ONTWIKKELING VAN DE VERSCHILLENDE CATEGORIEËN EIGEN MIDDELEN VAN DE UNIE. DEZE GEGEVENS WORDEN JAARLIJKS BIJGEWERKT, SAMEN MET DE DOCUMENTEN DIE BIJ DE ONTWERPBEGROTING WORDEN GEVOEGD.
  • 11. 
    Behalve in subrubriek 1b "Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid" van het financieel kader zorgen de instellingen er tijdens de begrotingsprocedure en bij de goedkeuring van de begroting met het oog op een goed financieel beheer zo veel mogelijk voor dat onder de maxima van de verschillende rubrieken voldoende marges beschikbaar blijven.

Actualisering van de prognoses voor betalingskredieten na 2013

  • 12. 
    De Commissie zal de prognoses voor de betalingskredieten na 2013 in 2010 actualiseren. Bij die actualisering wordt rekening gehouden met de daadwerkelijke uitvoering van de begrotingskredieten voor vastleggingen en de begrotingskredieten voor betalingen alsmede met de prognoses voor de uitvoering. Tevens worden de regels beoordeeld die zijn vastgesteld om een geordende ontwikkeling van de betalingskredieten ten opzichte van de vastleggingskredieten en de groeiprognoses voor het bruto nationaal inkomen (BNI) van de Europese Unie te waarborgen.
  • B. 
    Bepalingen betreffende de bijzondere instrumenten die niet in het financiële kader zijn opgenomen

B.1. RESERVE VOOR NOODHULP

  • 13. 
    De reserve voor noodhulp is bestemd om een snelle reactie mogelijk te maken op specifieke hulpbehoeften van derde landen ingevolge gebeurtenissen die bij de opstelling van de begroting niet te voorzien waren. Het gaat hierbij in de eerste plaats om humanitaire acties, maar ook om door de omstandigheden gerechtvaardigde acties op het gebied van civiele crisisbeheersing en burgerbescherming. Het jaarlijkse bedrag van de reserve wordt voor de duur van het financiële kader vastgesteld op 221 000 000 EUR, in prijzen van 2004.

De reserve wordt als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Europese Unie.

Wanneer de Commissie van oordeel is dat de reserve moet worden aangesproken, legt zij de twee takken van de begrotingsautoriteit een voorstel tot overschrijving uit de reserve naar de overeenkomstige begrotingsonderdelen voor.

Voorstellen van de Commissie tot overschrijving om van de reserve gebruik te maken moeten echter worden voorafgegaan door een onderzoek van de mogelijkheden tot herschikking van kredieten.

Indien er geen eensgezindheid bestaat, wordt een trialoogprocedure ingeleid.

De overschrijvingen geschieden overeenkomstig artikel 26 van het Financieel Reglement.

B.2. Solidariteitsfonds van de Europese Unie

  • 14. 
    Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie heeft ten doel snelle financiële bijstand mogelijk te maken wanneer zich een grote ramp voordoet op het grondgebied van een lidstaat of een kandidaat-lidstaat, zulks overeenkomstig het desbetreffende basisbesluit. Voor het fonds is jaarlijks een bedrag van maximaal 1 miljard EUR (in lopende prijzen) beschikbaar. Op 1 oktober van elk jaar is ten minste een vierde van het jaarlijkse bedrag nog beschikbaar om de behoeften te dekken die tot het einde van het begrotingsjaar ontstaan. Het niet in de begroting opgenomen deel van het jaarlijkse bedrag mag niet naar volgende jaren worden overgedragen.

In uitzonderlijke gevallen en indien de resterende beschikbare financiële middelen van het fonds in het jaar dat de ramp zich voordoet in de zin van het betrokken basisbesluit, niet toereikend zijn ter dekking van het door de begrotingsautoriteit noodzakelijk geachte bijstandsbedrag, kan de Commissie voorstellen dat het verschil wordt gefinancierd uit de bedragen die voor het volgende jaar beschikbaar zijn. Het jaarlijkse bedrag van het fonds dat in de begroting wordt opgenomen, mag in geen geval 1 miljard EUR overschrijden.

Wanneer aan de in het basisbesluit gestelde voorwaarden inzake de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds is voldaan, zal de Commissie voorstellen van het fonds gebruik te maken. Wanneer er mogelijkheden zijn tot herschikking van de vastleggingskredieten in de rubriek die aanvullende uitgaven vergt, houdt de Commissie daarmee rekening wanneer zij overeenkomstig het Financieel Reglement het nodige voorstel doet door middel van het passende begrotingsinstrument. Het besluit van het fonds gebruik te maken, wordt door de twee takken van de begrotingsautoriteit gezamenlijk genomen overeenkomstig punt 3.

Indien er geen eensgezindheid bestaat, wordt een trialoogprocedure ingeleid.

B.3. Flexibiliteitsinstrument

  • 15. 
    Het flexibiliteitsinstrument, welks jaarlijks maximum 200 miljoen EUR (in lopende prijzen) bedraagt, is bestemd om voor een gegeven begrotingsjaar en binnen het maximum van de aangegeven bedragen, de financiering mogelijk te maken van nauwkeurig bepaalde uitgaven die niet binnen de voor een of meer andere rubrieken beschikbare maxima zouden kunnen worden gefinancierd.

Het ongebruikte deel van het jaarlijkse maximum kan worden overgedragen naar uiterlijk jaar n+2. Wanneer een beroep op het instrument wordt gedaan, worden in de eerste plaats de overgedragen bedragen, de oudste eerst, aangesproken. Het gedeelte van het bedrag van jaar n dat in jaar n+2 niet is gebruikt, vervalt.

De Commissie doet het voorstel van het flexibiliteitinstrument gebruik te maken nadat zij alle mogelijkheden heeft onderzocht om kredieten te herschikken binnen de rubriek die aanvullende uitgaven vergt.

In het voorstel worden de te dekken behoeften en het bedrag vermeld. Het kan voor het betrokken begrotingsjaar in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure worden ingediend.

Het besluit om van het flexibiliteitsinstrument gebruik te maken, wordt door de twee takken van de begrotingsautoriteit gezamenlijk genomen overeenkomstig punt 3.

Overeenstemming dient te worden bereikt in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

B.4. Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

  • 16. 
    Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering is bedoeld om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

Het fonds mag niet groter zijn dan een jaarlijks maximumbedrag van 500 miljoen EUR (in lopende prijzen), dat afkomstig kan zijn uit marges onder het totale uitgavenmaximum van het voorgaande jaar en/of uit geannuleerde vastleggingskredieten van de voorgaande twee jaren, met uitzondering van de kredieten voor rubriek 1b van het financiële kader.

De kredieten worden volgens de gewone begrotingsprocedure als voorziening in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen, zodra de Commissie de in de tweede alinea bedoelde toereikende marges en/of geannuleerde kredieten heeft aangewezen.

Wanneer is voldaan aan de in het betrokken basisbesluit gestelde voorwaarden inzake de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds, zal de Commissie voorstellen van het fonds gebruik te maken. Het besluit van het fonds gebruik te maken, wordt door de twee takken van de begrotingsautoriteit gezamenlijk genomen overeenkomstig punt 3.

Tegelijk met haar voorstel voor een besluit om van het fonds gebruik te maken dient de Commissie bij de twee takken van de begrotingsautoriteit een voorstel tot overschrijving naar de betrokken begrotingsonderdelen in. Indien er geen eensgezindheid bestaat, wordt een trialoogprocedure ingeleid.

Overschrijvingen voor het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering geschieden overeenkomstig artikel 24, lid 4, van het Financieel Reglement.

DEEL II – VERBETERING VAN DE INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING TIJDENS DE BEGROTINGSPROCEDURE

  • A. 
    Procedure voor interinstitutionele samenwerking
  • 17. 
    HOE DE INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING IN BEGROTINGSZAKEN PRECIES VERLOOPT, WORDT BESCHREVEN IN DE BIJLAGE.
  • B. 
    Opneming van financiële bepalingen in wetgevingshandelingen
  • 18. 
    WETGEVINGSHANDELINGEN BETREFFENDE MEERJARENPROGRAMMA'S DIE VOLGENS DE GEWONE WETGEVINGSPROCEDURE ZIJN VASTGESTELD, BEVATTEN EEN BEPALING WAARIN DE WETGEVER DE FINANCIËLE MIDDELEN VAN HET PROGRAMMA VOOR DE GEHELE LOOPTIJD ERVAN VASTSTELT.

Dit bedrag vormt voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

De begrotingsautoriteit en de Commissie, wanneer deze laatste de ontwerpbegroting opstelt, verbinden zich ertoe voor de gehele looptijd van het betrokken programma niet meer dan 5% van dit bedrag af te wijken, behalve in het geval van nieuwe objectieve en duurzame omstandigheden die uitdrukkelijk en nauwkeurig moeten worden gerechtvaardigd, waarbij rekening moet worden gehouden met de verkregen resultaten die bij de tenuitvoerlegging van het programma zijn verwezenlijkt, met name op de grondslag van evaluaties. Uit dergelijke afwijkingen voortvloeiende verhogingen mogen niet leiden tot overschrijding van het voor de betrokken rubriek geldende maximum, onverminderd de mogelijkheid gebruik te maken van de in de MFK-verordening of in dit akkoord genoemde instrumenten.

Dit punt geldt niet voor kredieten in het kader van het cohesiebeleid die volgens de gewone wetgevingsprocedure zijn vastgesteld, van tevoren door de lidstaten zijn toegewezen en de financiering voor de gehele duur van een programma regelen.

  • 19. 
    Wetgevingshandelingen betreffende meerjarenprogramma's die niet volgens de gewone wetgevingsprocedure zijn vastgesteld, bevatten geen "noodzakelijk geacht bedrag".

Indien de Raad een financiële referentie wenst op te nemen, dient deze slechts ter illustratie van de wil van de wetgever en laat zij de in het VWEU vastgestelde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet. In alle wetgevingshandelingen waarin een dergelijke financiële referentie is opgenomen, wordt de onderhavige bepaling genoemd.

Indien in het kader van de overlegprocedure waarin in de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 4 maart 1975[4] is voorzien over het betrokken bedrag overeenstemming is bereikt, wordt dit bedrag als een referentiebedrag in de zin van punt 15 van dit akkoord beschouwd.

  • C. 
    Uitgaven betreffende visserijovereenkomsten
  • 20. 
    VOOR UITGAVEN IN HET KADER VAN VISSERIJOVEREENKOMSTEN GELDEN DE VOLGENDE BIJZONDERE REGELS:

De Commissie verbindt zich ertoe, het Europees Parlement regelmatig van de voorbereiding en het verloop van de onderhandelingen, met inbegrip van de implicaties voor de begroting ervan, op de hoogte te houden.

In het kader van het wetgevingsproces betreffende de visserijovereenkomsten verbinden de instellingen zich ertoe, alles in het werk te stellen opdat alle procedures zo spoedig mogelijk worden afgewikkeld.

Bedragen die in de begroting worden opgenomen voor nieuwe overeenkomsten of voor de vernieuwing van overeenkomsten die in werking treden na 1 januari van het betrokken begrotingsjaar, worden opgevoerd in de reserve.

Indien de kredieten betreffende visserijovereenkomsten, met inbegrip van de reserve, ontoereikend blijken, verstrekt de Commissie de begrotingsautoriteit de gegevens die een gedachtewisseling in de vorm van een eventueel vereenvoudigde trialoog mogelijk maken over de oorzaken van deze situatie, alsmede over de maatregelen die volgens de vastgestelde procedures kunnen worden genomen. De Commissie stelt zo nodig passende maatregelen voor.

Elk kwartaal verstrekt de Commissie de begrotingsautoriteit gedetailleerde gegevens over de tenuitvoerlegging van de geldende overeenkomsten en een financiële prognose voor de rest van het jaar.

  • D. 
    FINANCIERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID (GBVB)
  • 21. 
    TEN AANZIEN VAN DE UITGAVEN VAN HET GBVB DIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 41 VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE EUROPESE UNIE TEN LASTE VAN DE ALGEMENE BEGROTING VAN DE EUROPESE UNIE KOMEN, TRACHTEN DE INSTELLINGEN ELK JAAR IN HET BEMIDDELINGSCOMITÉ EN OP BASIS VAN DE DOOR DE COMMISSIE OPGESTELDE ONTWERPBEGROTING OVEREENSTEMMING TE BEREIKEN OVER DE OP DE BEGROTING VAN DE EUROPESE UNIE AAN TE REKENEN HUISHOUDELIJKE UITGAVEN EN DE VERDELING ERVAN OVER DE IN DE VIERDE ALINEA VAN DIT PUNT VOORGESTELDE ARTIKELEN VAN HET GBVB-HOOFDSTUK VAN DE BEGROTING. WORDT GEEN OVEREENSTEMMING BEREIKT, DAN NEMEN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD IN DE BEGROTING HET BEDRAG OP DAT IN DE VOORGAANDE BEGROTING WAS OPGEVOERD OF, INDIEN HET LAGER IS, HET BEDRAG DAT IN DE ONTWERPBEGROTING WORDT VOORGESTELD.

Het totale bedrag van de huishoudelijke uitgaven van het GBVB wordt over de in de vierde alinea van dit punt voorgestelde artikelen van het GBVB-hoofdstuk van de begroting verdeeld. Elk artikel heeft betrekking op reeds vastgestelde instrumenten, op maatregelen die zijn voorzien maar nog niet zijn vastgesteld en op alle toekomstige, dat wil zeggen niet voorziene instrumenten, die door de Raad in de loop van het betrokken begrotingsjaar zullen worden vastgesteld.

Daar de Commissie overeenkomstig het Financieel Reglement in het kader van een GBVB-optreden de bevoegdheid heeft autonoom kredietoverschrijvingen tussen artikelen binnen eenzelfde hoofdstuk van de begroting, in dit geval het GBVB-hoofdstuk van de begroting, te verrichten, is de voor een snelle uitvoering van GBVB-optredens vereiste flexibiliteit gewaarborgd. Mocht het bedrag van de GBVB-begroting gedurende het begrotingsjaar ontoereikend zijn om de noodzakelijke uitgaven te dekken, dan komen het Europees Parlement en de Raad op voorstel van de Commissie, met inachtneming van artikel 2 van de MFK-verordening en punt 10 van dit akkoord, overeen, met spoed een oplossing te vinden.

Binnen het GBVB-hoofdstuk van de begroting zouden de artikelen waaronder de GBVB-optredens worden ondergebracht, als volgt kunnen luiden:

  • crisisbeheersingsoperaties; preventie, oplossing en stabilisering van conflictsituaties; het toezien op en de tenuitvoerlegging van vredes- en veiligheidsprocessen,
  • non-proliferatie en ontwapening,
  • spoedeisende maatregelen,
  • voorbereidende of controlemaatregelen,
  • speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie.

Het bedrag voor maatregelen uit hoofde van het in het derde streepje bedoelde artikel mag niet meer dan 20 % van het totale bedrag van de GBVB-begroting belopen.

  • 22. 
    De Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid raadpleegt het Europees Parlement jaarlijks over een tegen 15 juni van het betrokken jaar te verstrekken prospectief document dat de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen van het GBVB behelst, met inbegrip van de financiële gevolgen ervan voor de algemene begroting van de Europese Unie, alsmede een beoordeling van de in jaar n-1 aangevangen maatregelen. Bovendien houdt de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid het Europees Parlement op de hoogte door middel van gezamenlijke informatiebijeenkomsten die tenminste vijf keer per jaar in het kader van de gewone politieke dialoog over het GBVB plaatsvinden en die uiterlijk in het bemiddelingscomité worden overeengekomen. Aan deze bijeenkomsten wordt deelgenomen door:
  • 23. 
    Europees Parlement: het bureau van de twee betrokken commissies,
  • 24. 
    Raad: de voorzitter van het Politiek en Veiligheidscomité.

De Commissie wordt uitgenodigd om aan deze bijeenkomsten deel te nemen.

Telkens wanneer de Raad een besluit op het gebied van het GBVB vaststelt dat uitgaven meebrengt, legt de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid het Europees Parlement onverwijld en in elk geval binnen vijf werkdagen na het definitieve besluit een schatting van de geraamde kosten (financieel memorandum) voor, met name die inzake tijdsduur, personeel, gebruik van gebouwen en andere infrastructuur, vervoermiddelen, opleidingsvereisten en veiligheidsregelingen.

De Commissie licht de begrotingsautoriteit eenmaal per kwartaal in over de uitvoering van de GBVB-optredens en over de financiële prognoses voor het resterende gedeelte van het begrotingsjaar.

DEEL III - GOED FINANCIEEL BEHEER VAN DE MIDDELEN VAN DE EU

  • A. 
    Financiële programmering
  • 25. 
    DE COMMISSIE DIENT TWEEMAAL PER JAAR — DE EERSTE MAAL IN MEI/JUNI (SAMEN MET DE DOCUMENTEN DIE DE ONTWERPBEGROTING VERGEZELLEN) EN DE TWEEDE MAAL IN DECEMBER/JANUARI (NA DE VASTSTELLING VAN DE BEGROTING) — EEN VOLLEDIGE FINANCIËLE PROGRAMMERING IN VOOR DE RUBRIEKEN 1A, 2 (MILIEU EN VISSERIJ), 3A, 3B EN 4 VAN HET FINANCIËLE KADER. IN DIT PER RUBRIEK, BELEIDSGEBIED EN BEGROTINGSONDERDEEL OPGESTELDE DOCUMENT WORDT GEDIFFERENTIEERD NAAR:
  • a) 
    de geldende wetgeving , waarbinnen een onderscheid wordt gemaakt tussen meerjarige programma's en jaarlijkse acties:
  • voor de meerjarige programma's dient de Commissie aan te geven volgens welke procedure zij zijn aangenomen (gewone of bijzondere wetgevingsprocedure), de looptijd, de referentiebedragen, het aandeel voor administratieve uitgaven;
  • voor jaarlijkse acties (voorbereidende acties en proefprojecten, agentschappen/bureaus) en voor op grond van de prerogatieven van de Commissie gefinancierde activiteiten moet de Commissie meerjarige ramingen verstrekken, alsmede (voor proefprojecten en voorbereidende acties) de marges die resteren onder de in artikel 32 van de uitvoeringsbepalingen van het Financieel Reglement[5] toegestane maxima;
  • b) 
    hangende wetgevingsvoorstellen : lopende Commissievoorstellen waarnaar wordt verwezen in begrotingsonderdelen (onderste niveau), hoofdstukken en beleidsterreinen. Er moet een mechanisme worden gevonden om, telkens wanneer een nieuw voorstel wordt aangenomen, de tabellen bij te werken teneinde de financiële gevolgen ervan te meten.

De Commissie dient na te gaan hoe er een kruisverwijzing tot stand kan worden gebracht tussen de financiële programmering en de betreffende wetgevingsprogrammering, opdat de ramingen nauwkeuriger en betrouwbaarder kunnen worden. Voor elk wetgevingsvoorstel moet de Commissie vermelden of dit al dan niet in het mei-decemberprogramma is opgenomen. De begrotingsautoriteit moet met name in kennis worden gesteld van:

  • a) 
    alle nieuwe wetgevingshandelingen die zijn aangenomen, maar niet vermeld staan in het mei-decemberdocument (met de desbetreffende bedragen);
  • b) 
    alle hangende wetgevingsvoorstellen die zijn ingediend, maar niet zijn opgenomen in het document van mei-december (met de desbetreffende bedragen);
  • c) 
    de in het jaarlijkse wetgevingsprogramma van de Commissie beoogde wetgeving, met opgaaf van de acties die financiële gevolgen kunnen hebben (ja/neen).

Indien nodig, maakt de Commissie melding van de herprogrammering die de nieuwe wetgevingsvoorstellen noodzakelijk maken.

  • B. 
    Agentschappen en Europese scholen
  • 26. 
    DE COMMISSIE GAAT BIJ DE OPSTELLING VAN VOORSTELLEN TOT OPRICHTING VAN NIEUWE AGENTSCHAPPEN DE BEGROTINGSGEVOLGEN ERVAN NA VOOR DE BETROKKEN UITGAVENRUBRIEK. DE TWEE TAKKEN VAN DE BEGROTINGSAUTORITEIT VERBINDEN ZICH ERTOE, ONVERMINDERD DE GELDENDE WETTELIJKE PROCEDURES VOOR DE OPRICHTING VAN AGENTSCHAPPEN, IN HET KADER VAN HET BEGROTINGSOVERLEG OP GROND VAN DE DESBETREFFENDE INFORMATIE TIJDIG TOT EEN AKKOORD TE KOMEN OVER DE FINANCIERING VAN HET AGENTSCHAP.

Een soortgelijke procedure wordt gevolgd wanneer de oprichting van een nieuwe Europese school wordt overwogen.

De volgende procedurestappen worden daarbij gevolgd:

  • ten eerste legt de Commissie elk voorstel tot oprichting van een nieuw agentschap stelselmatig voor aan de eerste trialoogvergadering na de aanneming van het voorstel, waarbij zij tevens het financieel memorandum bij de rechtshandeling waarin de oprichting van het agentschap wordt voorgesteld overlegt en de gevolgen van het voorstel voor de resterende periode van de financiële programmering toelicht;
  • ten tweede wordt, met inachtneming van de voortgang in het wetgevingsproces en voor zover elke tak van de begrotingsautoriteit de gelegenheid heeft gehad vóór de vaststelling van de rechtshandeling een standpunt in te nemen ten aanzien van de financiële gevolgen van het voorstel, de oprichting van het nieuwe agentschap op de agenda van een volgende (in spoedeisende gevallen vereenvoudigde) trialoogvergadering geplaatst met het oog op het bereiken van overeenstemming over de financiering;
  • ten derde wordt de overeenstemming die in het kader van een trialoog is bereikt, na goedkeuring door elke tak van de begrotingsautoriteit conform zijn eigen procedurevoorschriften, bevestigd in een gezamenlijke verklaring.
  • C. 
    Nieuwe financieringsinstrumenten
  • 27. 
    DE INSTELLINGEN KOMEN OVEREEN DAT DE INSTELLING VAN COFINANCIERINGSMECHANISMEN NOODZAKELIJK IS TER VERSTERKING VAN HET HEFBOOMEFFECT VAN DE BEGROTING VAN DE EUROPESE UNIE.

Zij zijn het erover eens de ontwikkeling te bevorderen van geschikte meerjarige financieringsmechanismen om openbare en particuliere investeerders te stimuleren.

Wanneer zij de ontwerpbegroting voorstelt, brengt de Commissie aan de begrotingsautoriteit verslag uit over de door de Europese Investeringsbank, het Europees Investeringsfonds en de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling gefinancierde activiteiten ter ondersteuning van investeringen in onderzoek en ontwikkeling, trans-Europese netwerken en kleine en middelgrote ondernemingen.

Gedaan te Brussel, […]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad Voor de Commissie

De voorzitter De voorzitter Lid van de Commissie […] […] […]

BIJLAGE - INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING OP BEGROTINGSGEBIED

Deel A. Tijdschema voor de begrotingsprocedure

  • 28. 
    De instellingen houden zich aan het in de punten 2, 3, 8, 9, 11, 12 en 14 van deze bijlage aangegeven tijdschema voor de diverse stappen van de begrotingsprocedure. Tijdig vóór de aanvang van de begrotingsprocedure kunnen zij onderling overeenkomen om indien nodig aanpassingen die zij wenselijk achten aan te brengen in dit tijdschema.

Deel B. Prioriteiten voor de begrotingsprocedure

  • 29. 
    Tijdig vóór de aanneming van de ontwerpbegroting door de Commissie, en uiterlijk in april, wordt een trialoogvergadering belegd om de mogelijke begrotingsprioriteiten voor het komende begrotingsjaar te bespreken.

Deel C. Opstelling van de ontwerpbegroting en actualisering van de ramingen

  • 30. 
    De Commissie neemt de ontwerpbegroting aan in de laatste week van april of uiterlijk in de eerste week van mei.
  • 31. 
    De Commissie dient ieder jaar een ontwerpbegroting in, die de werkelijke financieringsbehoeften van de Europese Unie weerspiegelt.

Zij houdt rekening met:

  • a) 
    door de lidstaten verstrekte prognoses met betrekking tot de Structuurfondsen;
  • b) 
    de mogelijkheid tot besteding van de kredieten, waarbij zij ernaar streeft een strikte verhouding tussen de kredieten voor vastleggingen en de kredieten voor betalingen te waarborgen;
  • c) 
    de mogelijkheden om nieuwe beleidsmaatregelen uit te voeren door middel van proefprojecten en/of nieuwe voorbereidende acties of om tot hun einde gekomen meerjarenacties voort te zetten, na de voorwaarden voor het verkrijgen van een basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement te hebben beoordeeld (definitie van een basisbesluit, noodzaak van een basisbesluit voor besteding en uitzonderingen);
  • d) 
    de noodzaak om te zorgen voor een ontwikkeling van de uitgaven ten opzichte van het voorgaande begrotingsjaar die met de eisen van de begrotingsdiscipline in overeenstemming is.
  • 32. 
    De instellingen vermijden zoveel mogelijk, in de begroting begrotingsonderdelen voor beleidsuitgaven van onbetekenende bedragen op te nemen.
  • 33. 
    De twee takken van de begrotingsautoriteit verbinden zich er ook toe rekening te houden met de evaluatie van de mogelijkheden voor de uitvoering van de begroting die de Commissie in haar ontwerpen alsook in het raam van de uitvoering van de lopende begroting heeft verricht.
  • 34. 
    Ter wille van een goed financieel beheer en gelet op de gevolgen van de in de begrotingsnomenclatuur aangebrachte wezenlijke veranderingen in de titels en hoofdstukken aangaande de plicht van de diensten van de Commissie inzake beheersverslagen, verbinden de twee takken van de begrotingsautoriteit zich ertoe alle wezenlijke veranderingen tijdens de overlegprocedure met de Commissie te bespreken.
  • 35. 
    Tot de bijeenkomst van het bemiddelingscomité kan de Commissie overeenkomstig artikel 314, lid 2, VWEU indien nodig de ontwerpbegroting wijzigen, onder meer door middel van een nota van wijzigingen waarin de ramingen van de landbouwuitgaven worden geactualiseerd. De Commissie verstrekt aan de beide takken van de begrotingsautoriteit ter overweging informatie over deze actualiseringen, zodra die beschikbaar is. Zij verstrekt de begrotingsautoriteit alle bewijsstukken die deze noodzakelijk acht.

Deel D. Begrotingsprocedure vóór de bemiddelingsfase

  • 36. 
    Tijdig vóór de lezing in de Raad wordt een trialoogvergadering belegd om de instellingen de gelegenheid te geven van gedachten te wisselen over de ontwerpbegroting.
  • 37. 
    Om de Commissie in staat te stellen, tijdig de uitvoerbaarheid te onderzoeken van de door de begrotingsautoriteit overwogen wijzigingen waarbij nieuwe voorbereidende acties/proefprojecten in het leven worden geroepen of bestaande worden verlengd, geven de twee takken van de begrotingsautoriteit de Commissie tegen half juni kennis van hun voornemens dienaangaande, opdat een eerste bespreking daarvan reeds kan plaatsvinden tijdens deze trialoog.
  • 38. 
    De Raad rondt zijn lezing uiterlijk einde juli af.
  • 39. 
    De begrotingscommissie van het Europees Parlement (COBU) stemt ter afsluiting van zijn lezing uiterlijk einde september of begin oktober, en de stemming in de plenaire vergadering van het Europees Parlement vindt medio oktober plaats.

Deel E. Bemiddelingsprocedure

  • 40. 
    Indien het Europees Parlement amendementen aanneemt, roept de voorzitter van het Europees Parlement in overleg met de voorzitter van de Raad en met inachtneming van de bepalingen van het VWEU het bemiddelingscomité bijeen. De bijeenroeping van het bemiddelingscomité moet meteen na de stemming in plenaire vergadering over de begroting worden ondertekend en verzonden.
  • 41. 
    De instellingen werken nauw samen om de werkzaamheden van het bemiddelingscomité binnen 21 dagen, tegen medio november af te ronden.
  • 42. 
    Om in het bemiddelingscomité overeenstemming te kunnen bereiken over een gemeenschappelijk ontwerp, wordt onverwijld de vereiste documentatie uitgewisseld tussen de instellingen.
  • 43. 
    Vóór de stemming in het Europees Parlement kan een technische voorbereidingsvergadering worden belegd om het verloop van de werkzaamheden te regelen.
  • 44. 
    Het voorzitterschap van het Bemiddelingscomité wordt gezamenlijk bekleed door vertegenwoordigers van het Europees Parlement en van de Raad. De vergaderingen van het comité worden voorgezeten door de medevoorzitter van de instelling waar de bijeenkomst plaatsvindt. Iedere instelling wijst, in overeenstemming met haar eigen Reglement van orde, haar deelnemers aan iedere bijeenkomst aan en stelt haar mandaat voor de onderhandelingen vast.
  • 45. 
    De Commissie neemt overeenkomstig artikel 314, lid 5, tweede alinea, VWEU aan de bemiddelingswerkzaamheden deel en neemt alle nodige initiatieven om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen.
  • 46. 
    De data waarop het bemiddelingscomité vergadert en de agenda worden door de medevoorzitters in onderlinge overeenstemming vastgesteld, opdat het bemiddelingscomité gedurende de gehele bemiddelingsprocedure doelmatig kan werken. De Commissie wordt over de beoogde data geraadpleegd.
  • 47. 
    De trialogen vinden gedurende de gehele bemiddelingsprocedure plaats, op verschillende niveaus van vertegenwoordiging, om de nog niet afgedane problemen op te lossen en het bereiken van overeenstemming in het bemiddelingscomité voor te bereiden.
  • 48. 
    De bijeenkomst van het bemiddelingscomité en de trialogen vinden beurtelings plaats in de gebouwen van het Europees Parlement en die van de Raad, opdat de voorzieningen, waaronder de vertolkingsfaciliteiten, gelijkelijk worden gebruikt.
  • 49. 
    Het secretariaat van het bemiddelingscomité wordt gezamenlijk gevoerd door het Secretariaat-generaal van het Europees Parlement en het Secretariaat-generaal van de Raad, in samenwerking met het directoraat-generaal Begroting van de Commissie, op basis van een duidelijke en voorafgaande verdeling van de taken tussen de drie instellingen.
  • 50. 
    Het bemiddelingscomité heeft inzage in de ontwerpbegroting van de Commissie, het standpunt van de Raad en de amendementen van het Europees Parlement. Daarenboven brengt de Commissie advies uit over de uitvoerbaarheid van het standpunt van de Raad en de amendementen van het Europees Parlement en legt zij eventueel haar informatieve nota over de uitvoering van de begroting over.
  • 51. 
    De overeenstemming over een gemeenschappelijke tekst wordt vastgesteld tijdens een vergadering van het bemiddelingscomité of nadien bij briefwisseling tussen de medevoorzitters. Een afschrift van deze briefwisseling wordt aan de Commissie toegezonden.
  • 52. 
    Iedere tak van de begrotingsautoriteit neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de resultaten die bij het overleg worden bereikt, overeenkomstig de bepalingen van het VWEU gedurende de gehele lopende begrotingsprocedure in acht worden genomen.
  • 53. 
    De instellingen streven ernaar een gezamenlijke persconferentie te houden om het welslagen van de bemiddeling aan te kondigen. Zij streven er eveneens naar, gezamenlijke persmededelingen uit te geven.
  • 54. 
    Nadat het bemiddelingscomité overeenstemming heeft bereikt over een gemeenschappelijk ontwerp, streven het Europees Parlement en de Raad ernaar, het resultaat van het bemiddelingscomité conform artikel 314, lid 6, VWEU zo snel mogelijk volgens hun respectieve reglement van orde goed te keuren.

Deel F. Gewijzigde begrotingen

Algemene beginselen

  • 55. 
    Aangezien gewijzigde begrotingen vaak betrekking hebben op specifieke en soms dringende problemen, komen de instellingen overeen de onderstaande beginselen toe te passen om gewijzigde begrotingen via een aangepaste interinstitutionele samenwerking snel en vlot te kunnen vaststellen en daarbij indien mogelijk te vermijden dat een bemiddelingsvergadering moet worden bijeengeroepen.
  • 56. 
    De instellingen streven ernaar het aantal gewijzigde begrotingen zoveel mogelijk te beperken.

Tijdschema

  • 57. 
    De Commissie stelt de twee takken van de begrotingsautoriteit vooraf in kennis van de mogelijke data van aanneming van ontwerpen van gewijzigde begroting, wat de uiteindelijke datum van aanneming onverlet laat.
  • 58. 
    Overeenkomstig zijn eigen reglement van orde streeft elke tak van de begrotingsautoriteit ernaar, het door de Commissie ingediende ontwerp van gewijzigde begroting spoedig na de aanneming door de Commissie te behandelen.
  • 59. 
    Om de procedure te bespoedigen stemmen de beide takken van de begrotingsautoriteit de planning van hun respectieve werkzaamheden zoveel mogelijk op elkaar af, ten einde de procedure samenhangend en convergerend te laten verlopen. Daarom trachten zij zo snel mogelijk een indicatief tijdschema vast te stellen voor de diverse stappen die leiden tot de uiteindelijke vaststelling van de gewijzigde begroting.

De twee takken van de begrotingsautoriteit houden rekening met de relatieve urgentie van de gewijzigde begroting en de noodzaak om deze tijdig goed te keuren, wil ze nog dienstig zijn in het betrokken jaar.

Samenwerking tijdens de lezing door elke tak van de begrotingsautoriteit

  • 60. 
    De instellingen werken te goeder trouw samen gedurende de gehele procedure en doen er alles aan om de vaststelling van gewijzigde begrotingen in een vroeg stadium van de procedure mogelijk te maken.

Indien gewenst en indien er mogelijk een verschil van inzicht is, kan elke tak van de begrotingsautoriteit, alvorens een definitief standpunt in te nemen over de gewijzigde begroting, of ook de Commissie, voorstellen een specifieke trialoog te beleggen om de verschillen van inzicht te bespreken en te trachten een compromis te bereiken.

  • 61. 
    Alle door de Commissie ingediende en nog niet definitief goedgekeurde ontwerpen van gewijzigde begroting worden stelselmatig op de agenda van de in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure geplande trialoogvergaderingen gezet. De Commissie licht de ontwerpen van gewijzigde begroting toe en de twee takken van de begrotingsautoriteit maken, voor zover mogelijk, hun respectieve standpunt bekend vóór de trialoog.
  • 62. 
    Indien tijdens de trialoog een compromis wordt bereikt, verbindt elke tak van de begrotingsautoriteit zich ertoe bij de bespreking van de gewijzigde begroting overeenkomstig het Verdrag en zijn reglement van orde rekening te houden met de resultaten van de trialoog.

Samenwerking na de lezing door elke tak van de begrotingsautoriteit

  • 63. 
    Als het Europees Parlement het standpunt van de Raad zonder amendementen goedkeurt, is de gewijzigde begroting vastgesteld.
  • 64. 
    Als het Europees Parlement met een meerderheid van zijn leden amendementen aanneemt, is artikel 314, lid 4, onder c), VWEU van toepassing. Vóór de bijeenkomst van het bemiddelingscomité wordt echter een trialoogvergadering belegd.
  • 65. 
    Indien tijdens de trialoog overeenstemming wordt bereikt en mits elke tak van de begrotingsautoriteit de resultaten van de trialoog aanvaardt, wordt de bemiddeling afgesloten met een briefwisseling, zonder bijeenkomst van het bemiddelingscomité.
  • 66. 
    Indien tijdens de trialoog geen overeenstemming wordt bereikt, komt het bemiddelingscomité bijeen, dat zijn werkzaamheden organiseert met inachtneming van de omstandigheden, ten einde het besluitvormingsproces, voor zover mogelijk, af te ronden binnen de in artikel 314, lid 6, VWEU genoemde termijn van eenentwintig dagen. Het bemiddelingscomité kan zijn conclusies vaststellen in een briefwisseling.

[1] PB L , blz. .

[2] Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

[3] PB C 139 van 14.5.2006, blz. 1.

[4] PB C 89 van 22.4.1975, blz. 1.

[5] Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.