De Amerikaan

Met dank overgenomen van A.A.G.M. (Ronald) van Raak i, gepubliceerd op vrijdag 30 september 2011, 2:49, column.

‘De wereld is hem tot een speelgoed geworden’

Amerika roept bij mij vaak dubbele gevoelens op. De Verenigde Staten zijn het land van de vrijheid, maar ook van de massacultuur. Mode, media of politiek - het lijkt allemaal meer van hetzelfde. Amerika heeft Europese bezoekers altijd gevoelens van aantrekking en afkeer bezorgd. Vooral na de Eerste Wereldoorlog, toen het oude continent in crisis was, maar in Amerika een betere toekomst gloorde. Johan Huizinga (1872-1945) verbaasde zich over de ontwikkeling van een nieuwe massamens, die aantrekkelijk optimistisch was, maar ook kinderlijk naïef.

Huizinga was een beroemd historicus (Herfsttij der Middeleeuwen, 1919) en een origineel denker: in Homo Ludens (1938) schreef hij een filosofie van de mens als spelend wezen, dat behoefte heeft aan spelregels. Huizinga was echter vooral bekend als pessimistisch duider van zijn eigen tijd: In de schaduwen van morgen (1935) werd in verschillende Europese landen een bestseller. ‘Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het,’ zo begint zijn sombere analyse over onze cultuur, waarin mensen niet meer in staat zouden zijn tot oordelen en geen morele richtlijnen meer zouden hebben. Dit pessimisme werd gevoed door zijn ervaringen in de Verenigde Staten: een bezoek in 1926 bezorgde de Europese intellectueel een ware cultuurshock.

De Amerikaanse consumptiecultuur - het was allemaal veel en groot, maar ook licht en ledig: ‘Arme kinderen, sommigen zijn al oud. Is dit die Amerikaanse toekomst, die ik bereid was mooi te zien? Of moet men wanhopen aan de moderne beschaving?’. In Amerika levend en denkend (1926) probeerde Huizinga deze afkeer - die hij met veel Europese denkers deelde - te verklaren. In Amerika floreerde niet het individu, maar de groep. Dat gold ook voor de intellectuelen: ‘Zij offeren allen iets op van hun eigen persoonlijkheid, om in gesloten formatie mee op te trekken. Zij doen, al is het onbewust, afstand van de kasteelen van hun eigen denken, om voor anderen te ploegen.’

De Amerikaan toont grote daadkracht, zo erkent Huizinga, maar al die inspanning lijkt geen richting te hebben en geen doel: ‘De wereld is hem tot een speelgoed geworden. Wat wonder als hij zich daarmee als een kind gedraagt?’ Het optimisme van het nieuwe continent overtuigt Huizinga niet. De angst van Huizinga sluit aan bij een tendens die hij al in Europa ontwaarde: Amerika toonde een uitvergroting van de massacultuur die hij hier al zag ontstaan. De westerse mens ziet zichzelf als een mondig individu, maar de massamedia van de boulevardpers, het massavermaak van Hollywood, de massaproductie van de lopende band, maken hem tot een massamens. Deze opvatting past misschien niet goed bij ons zelfbeeld, maar dát zou volgens Huizinga voortkomen uit de kinderlijke naïviteit van diezelfde massamens.

Deze column verscheen in Filosofie Magazine (oktober 2011) www.filosofiemagazine.nl