Vervaging tussen humanitaire en militaire acties ondermijnt steun
Met de Libische crisis als een goed voorbeeld van gemengde militaire en humanitaire taken, organiseerde het Parlement een hoorzitting over het helpen van burgers in gewapende conflicten. Politici, militairen en non-gouvernementele organisaties wezen op lessen die uit de situatie in Afghanistan, de Democratische Republiek Congo, Haïti en Libië kunnen worden getrokken om de onderlinge dialoog te verbeteren en de onafhankelijkheid en neutraliteit van humanitaire actoren te handhaven.
"De inspanningen van de humanitaire hulpverleners die onpartijdig hulp verlenen, worden vaak bedreigd door politieke militaire veiligheidsacties", zei Michèle Striffler, ondervoorzitter van de commissie ontwikkelingssamenwerking. Zij benadrukte echter wel dat "beide zijden elkaar nodig hebben".
Militarisering en politisering van de hulp ondermijnt efficiëntie
Met betrekking tot de conflicten in de Democratische Republiek Congo, legde professor Robert Kabamba van de Universiteit van Luik, uit dat er verwarring ontstond door militaire actie als een eerste stap als oplossing voor de crisis en humanitaire hulp als tweede stap in te zetten.
Ross Mountain van de organisatie DARA onderstreepte dat hulp enkel op nood kan worden gebaseerd en noemde politieke inmenging of inmenging van het leger bij hulp "groeiende problemen met negatieve gevolgen voor toegang, bescherming en veiligheid".
Vanuit het donorperspectief gezien, liet het hoofd van de dienst van de Europese Commissie i voor Humanitaire hulp en civiele bescherming, Peter Zangl, weten: "Wanneer hulp militair geweld steunt, wordt het niet langer beschouwd als humanitaire hulp. Hoe meer hulp als gepolitiseerd wordt ervaren, des te minder effectief het is."
Verschillende rollen op hetzelfde terrein
Ingrid Macdonald van de Raad voor de vluchtelingen uit Noorwegen deelde haar ervaringen in Afghanistan en Soedan. "Aangezien wij daar voor hulp zijn, zouden wij niet door een bedreiging gezien moeten worden door één van de zijden van het conflict". Het leger is aanwezig om deel te nemen in het conflict, terwijl de hulpverleners er zijn er om het veroorzaakte leed te verzachten, voegde ze daaraan toe.
Namens CARE International suggereerde Ester Asin Martinez dat humanitaire hulp buiten het toepassingsgebied van de Europese dienst voor extern optreden i zou moeten blijven. Donoren moeten onpartijdig zijn en humanitaire bijstand is geen instrument voor crisisbeheersing, vond zij.
Farah Karimi i , die Oxfam Novib vertegenwoordigde, zei: "Oxfam was in Afghanistan lang voordat het leger er was en zal er nog altijd zijn na 2014". Zij waarschuwde ervoor dat "militarisering en politisering van de hulp de geloofwaardigheid en de perceptie ervan door de gemeenschappen ondermijnt". Volgens haar moet humanitaire doelstellingen niet ondergeschikt aan politieke agenda's worden gemaakt, maar laat de concentratie van Europese steun voor Irak, Afghanistan en Pakistan een andere realiteit zien.
Oproep tot meer dialoog en coördinatie
Martin Lacourt van het Internationale Rode Kruis riep op om de verwarring van rollen te overwinnen. "We zitten allemaal in dezelfde rivier, maar niet in hetzelfde schuitje. De boot van hulpmedewerkers is fragiel, maar zij kennen de rivier." Hij wees erop dat hulpverleners geen vredestichters zijn en dat staten geen humanitaire actoren zijn: "Wij delen de operationele ruimte, wij vragen niet om bescherming, enkel om coördinatie en informatie-uitwisseling".
"Humanitaire hulp zou van politieke intenties moeten worden afgeschermd ", vond Antoine Gerard van VN i-orgaan OCHA. Hij bracht in herinnering dat in Haïti de hulpverleners het leger enkel als een laatst redmiddel opriepen.
Generaal Jean-Philippe Ganascia, die het bevel over de Europese vredesmissie in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek voerde, prees de goede betrekkingen tussen de militaire en humanitaire actie: "De 10.000 Europese soldaten die in Tsjaad actief waren, hebben veel geleerd over de humanitaire manier van werken".
De directeur voor crisisbestrijding van de Europese Dienst voor Extern Optreden, Agostino Miozzo, zei dat de Libische crisis een typisch voorbeeld is van overlappende humanitaire, militaire en politieke bedoelingen. Hij zei dat de EU en de VN bereid waren om humanitaire actoren te ondersteunen in situaties waarin zij hun taken niet meer met hun eigen middelen kunnen uitvoeren.
REF. : 20110415STO17907