Commissie legt kartel wasmiddelenfabrikanten voor €315,2 miljoen geldboeten op wegens verboden prijsafspraken

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op woensdag 13 april 2011.

De Europese Commissie heeft vandaag voor in totaal 315.2 miljoen EUR aan geldboeten opgelegd aan Procter&Gamble en Unilever omdat zij (samen met Henkel) een kartel hadden lopen op de markt voor waspoeders voor huishoudelijk gebruik in acht EU-landen i. In deze geldboete is een boetekorting van 10% verrekend omdat de beide ondernemingen de feiten hebben erkend en een vlotte afhandeling van het onderzoek hebben mogelijk gemaakt. Henkel kreeg boete-immuniteit omdat zij het bestaan van het kartel aan de Commissie onthulde. Deze drie ondernemingen zijn de leidende producenten van waspoeder in Europa. Het kartel liep zo'n drie jaar. Doel was het stabiliseren van marktposities en het coördineren van prijzen, hetgeen in strijd is met de EU- en EER-mededingingsregels (artikel 101 van het EU-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst). Dit is de derde kartelzaak waarin dit jaar wordt geschikt.

Joaquín Almunia i , Vicevoorzitter van de Commissie en belast met het mededingingsbeleid: "Doordat de ondernemingen hun betrokkenheid bij het kartel hebben erkend, kon de Commissie haar onderzoek snel afronden. In ruil kregen de ondernemingen een kleine boetekorting. Maar ondernemingen hoeven zich geen illusies te maken: de Commissie gaat onvermoeibaar door met haar strijd tegen kartels die consumenten meer doen betalen dan wanneer ondernemingen eerlijk en op eigen kracht zouden concurreren."

Met dit besluit heeft de Commissie deze kartelzaak geschikt en heeft zij Procter&Gamble en Unilever een geldboete van in totaal 315.2 miljoen EUR opgelegd. Het besluit betreft ook Henkel, maar omdat de onderneming in 2008 het bestaan van het kartel aan de Commissie heeft onthuld, heeft zij volledige boete-immuniteit gekregen. Deze drie ondernemingen zijn belangrijke producenten van waspoeder en andere wasmiddelen in Europa. Zij dienen zich te houden aan artikel 101, lid 1, van het EU-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst die praktijken verbieden die de mededinging beperken.

Het kartel betrof waspoeders voor gebruik in de wasautomaat. De Commissie beschikt over bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het kartel ten minste van 7 januari 2002 tot 8 maart 2005 liep Het kartel ontstond toen de ondernemingen via hun brancheorganisatie een initiatief opstartten om de milieuprestaties van wasmiddelen te verbeteren. Voor deze milieudoelstelling waren echter geen prijscoördinatie of andere concurrentiebeperkende praktijken nodig. Henkel, Procter&Gamble en Unilever lieten zich dan ook op eigen initiatief en op eigen risico in met deze praktijken.

Het kartel liep in België, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Italië, Portugal, Spanje en Nederland. Adressaten van het besluit zijn niet alleen Henkel AG & Co KGaA, Unilever plc en Unilever NV, maar ook Procter&Gamble International S.à.r.l. en The Procter & Gamble Company, die als moedermaatschappijen van de P&G Group, hoofdelijk aansprakelijk gehouden worden voor de gedragingen van hun betrokken Europese dochterondernemingen.

Bij de berekening van de geldboeten is rekening gehouden met de betreffende omzet van de drie ondernemingen in de acht betrokken landen, het feit dat het een zeer ernstige inbreuk betrof, en het gecombineerde marktaandeel van de partijen. De beoordeling is gebaseerd op de EU-richtsnoeren boetetoemeting van 2006

De verschillende geldboeten zijn als volgt:

 
 

Clementiekorting (in %)

Schikkingskorting

Geldboete (EUR)

Henkel

100%

n.v.t.

0

Procter&Gamble

50%

10%

211 200 000

Unilever

25%

10%

104 000 000

Henkel kreeg volledige boete-immuniteit omdat zij als eerste de Commissie op de hoogte bracht. In juni 2008 voerde de Commissie in deze zaak inspecties uit (zie MEMO/08/424). Nadien hebben ook Procter&Gamble en Unilever een clementieverzoek ingediend in het kader van de EU-clementieregeling De Commissie heeft rekening gehouden met het feit dat beide ondernemingen hun medewerking hebben verleend aan het onderzoek. Daarom heeft zij Procter&Gamble een boetekorting van 50% gegeven en Unilever van 25%. Bovendien kregen zij ook een boetekorting van 10% omdat zij de zaak met de Commissie hebben geschikt.

In de tweede helft van 2010 gingen de schikkingsgesprekken van start, nadat de ondernemingen hadden aangegeven dat zij bereid waren te schikken volgens de in 2008 geïntroduceerde procedure. In januari 2011 hebben zij allen hun aansprakelijkheid voor de inbreuk duidelijk en ondubbelzinnig hadden erkend. In februari 2011 kregen zij een mededeling van punten van bezwaar toegezonden waarin hun verklaringen werden weergegeven, en hebben zij allen bevestigd dat de inhoud daarvan inderdaad hun verklaringen weergaf. Dit resulteerde in een sterk gestroomlijnd schikkingsbesluit dat amper twee maanden later kon worden vastgesteld.

De schikkingsprocedure

De schikkingsprocedure is gebaseerd op de antitrustverordening, Verordening (EG) nr. 1/2003 (zie IP/08/1056 en MEMO/08/458). Hiermee kan de Commissie een vereenvoudigde procedure toepassen in zaken die daarvoor in aanmerking komen, en zo de duur van het onderzoek beperken. Dit is goed voor de consumenten en belastingbetalers omdat daardoor de kosten dalen. Dit is goed voor de handhaving van de mededingingsregels omdat daardoor middelen vrijkomen om andere verdachte zaken aan te pakken. En het is ook goed voor de ondernemingen die gebaat zijn bij een sneller besluit, en een boetekorting van 10% krijgen.

Schadeclaims

Particulieren of ondernemingen die van concurrentiebeperkende praktijken zoals in deze zaak te lijden hebben, kunnen de zaak voor de nationale rechter brengen en schadevergoeding eisen. Zowel de rechtspraak van de EU-rechter als Verordening (EG) nr. 1/2003 bevestigen dat een besluit van de Commissie voor de nationale rechter als bindend bewijsmateriaal kan worden gebruikt dat de praktijken hebben plaatsgevonden en verboden waren. Zelfs indien de Commissie de betrokken ondernemingen geldboeten heeft opgelegd, kunnen toch schadevergoedingen worden toegekend zonder dat deze hoeven te worden verlaagd omdat de Commissie al een geldboete heeft opgelegd.

De Commissie vindt dat schadeclaims die een goede slaagkans maken, moeten inzetten op een billijke compensatie van de geleden schade voor de slachtoffers van een inbreuk. Meer informatie over schadevergoedingsacties in antitrustzaken, met onder meer de publieke raadpleging en een publiekssamenvatting, is te vinden onder:

http://ec.europa.eu/comm/competition/antitrust/actionsdamages/documents.html

Een niet-vertrouwelijke versie van het schikkingsbesluit in de zaak-wasmiddelen voor huishoudelijk gebruik zal, zodra deze beschikbaar is, te vinden zijn op het volgende internetadres:

http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/case_details.cfm?proc_code=1_39579