Belgisch voorzitterschap EU: coördinatie op sociaal vlak in de context van Europa 2020

Met dank overgenomen van Belgisch voorzitterschap Europese Unie 2e helft 2010 i, gepubliceerd op donderdag 16 september 2010.

©belgian presidency

Tijdens de laatste EPSCO-Raad i steunden vele van mijn Europese collega's de noodzakelijke versterking van de governance op sociaal vlak. Deze discussie zal worden gevoerd tijdens de volgende EPSCO-Raad in oktober. De werkzaamheden van het Comité voor sociale bescherming en de conclusies van de uiterst interessante conferentie die we vandaag afsluiten, zullen zeker ook worden besproken bij die gelegenheid.

Dames en heren,

Zoals u weet, is het sociale Europa één van de belangrijkste prioriteiten voor het Belgisch Voorzitterschap van de Europese Unie i. Zoals professor Ferrara gisteren zei, is deze prioriteit gemotiveerd om drie fundamentele redenen:

  • eerst en vooral omwille van het principe van de sociale rechtvaardigheid: we kunnen geen Europa bouwen dat gericht is op de burgers als de waardigheid van het leven steeds meer in de verdrukking komt
  • vervolgens omdat het sociaal model een productiviteitsfactor is, wat onder andere werd aangetoond door de rol van "automatische stabilisator" die het speelde tijdens de recente crisis
  • tot slot omdat we ons ervan bewust moeten zijn dat het een fundamentele factor is voor de legitimering van het Europese project.

Dat laatste punt is volgens mij fundamenteel. De globalisering verontrust - terecht - de Europeanen. Onze zwakke groei en de concurrentie tussen werknemers over de hele wereld zorgen voor onrust. In die context worden wij - de lidstaten en de Europese instellingen - eveneens terecht - gezien als een verdedigingswal tegen de sociale verwoestingen die de globalisering aanricht. Die globalisering gaat jammer genoeg sneller dan de politieke besluitvorming.

Er moet dus dringend worden ingegrepen! Zeker ook omwille van een fenomeen dat Roger Liddle terecht aan de kaak heeft gesteld: de toenemende verschillen tussen de sociale modellen in de Europese Unie.

Er moet dus dringend werk worden gemaakt van het sociale Europa. Er moet dringend werk worden gemaakt van de Europese sociale convergentie!

Het mag niet langer bij woorden blijven. Er moeten daden komen, dat verwachten onze burgers van ons. Daarvoor hebben de verschillende "stakeholders" een - soms vurig - pleidooi gehouden tijdens de debatten van gisteren.

Zoals Philippe Courard het bij de opening ervan verwoordde, was deze conferentie fundamenteel, want ze moest dienen als "ideeënbus" voor iedereen, de Commissie, de lidstaten, het Europees Parlement i en de "stakeholders".

Wat deze doelstelling betreft, meen ik te mogen zeggen dat er vele "goede ideeën" naar voor zijn gebracht tijdens deze twee werkdagen. We hebben heel bemoedigende voorstellen gehoord van de eerstelijnsactoren. We konden ook vaststellen dat er rond bepaalde actiekrachtlijnen een zekere consensus bestaat.

Ik denk dat iedereen het ermee eens is als ik zeg dat het sociale domein de drie grote kansen die thans worden geboden met beide handen moet aangrijpen:

  • de Unie heeft de EU2020-strategie goedgekeurd. Daarin wordt de sociale dimensie bevestigd en wordt gestreefd naar een betere integratie van de verschillende componenten.
  • het Verdrag van Lissabon i opent nieuwe terreinen in het sociale domein, in het bijzonder via de uitvoering van artikel 9 van het Verdrag - we hebben het er net nog over gehad.
  • de aan de gang zijnde debatten over de macro-economische governance, waarin de sociale dimensie haar volledige gewicht moet krijgen - daarover heeft mevrouw Berès het uitgebreid gehad.

Eerst en vooral de UE2020-strategie.

Hoe kan het potentieel dat de EU2020-strategie biedt volledig worden benut?

Dat moet op alle niveaus gebeuren:

  • op het niveau van de Commissie moet het vlaggenschipinitiatief met betrekking tot de ontwikkeling van een Europees armoedeplatform ambitieus zijn en moet het een ruimer perspectief bieden op de sociale uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd. Zoals professor Zeitlin het zei, moet dit vlaggenschipinitiatief het "gezicht" worden van het sociale Europa. Bij dit vlaggenschipinitiatief moeten ook de verschillende "stakeholders" zo veel mogelijk worden betrokken. Tot slot hebben vele sprekers beklemtoond dat dit nieuwe "platform" in geen geval de sociale OCM i mag vervangen. Daar kom ik later op terug.
  • op het niveau van de Raad moet worden gezorgd voor de daadwerkelijke implementering van richtsnoer nr. 10. Dat betekent dat er een aantal concrete acties moeten worden uitgevoerd, waarvan ik er 5 vermeld:
  • zoals professor Walker onderstreepte, is het fundamenteel dat het hoogste beleidsniveau volledig achter de sociale doelstellingen staat (het veelbesproken "ownership"), zowel in de lidstaten als in het kader van de EU, om echt doeltreffend te kunnen werken. In dit opzicht moet de EPSCO-Raad een hoofdrol spelen, hoofdzakelijk bij de voorbereiding (in het kader van aanbevelingen die er zullen worden gedaan) en de opvolging (in het kader van opmaak en de evaluatie van de NHP's) van de Lentetop.
  • het Comité voor Sociale Bescherming is ongetwijfeld de hoeksteen van het proces: gezien de nieuwe ambities van het CSB en de taken die het moet vervullen, moet de rapportering worden vereenvoudigd en meer worden gericht op de resultaten en de beleidsaanbevelingen die het moet doen. De rapportering en de aanbevelingen zouden, onder andere, moeten worden gebaseerd op een nieuwe en beperktere indicatorenset, die het mogelijk maakt om de sociale beleidsmaatregelen van de lidstaten in alle door het richtsnoer beoogde domeinen te evalueren en te "monitoren". Het richtsnoer vertaalt immers het multidimensionele karakter van de socialebeschermingssystemen en vereist de ontwikkeling van nieuwe instrumenten. De grote uitdaging waarvoor we staan, is het relatief snel op punt stellen van degelijke statische instrumenten. Er moeten ook nieuwe pistes worden uitgewerkt, zoals het werken met microsimulatie en het berekenen van de vervangingsratio's van de sociale uitkeringen.
  • Om het CSB te versterken, dienen de werkzaamheden van het CSB en die van de andere comités die van essentieel belang zijn voor het slagen van de EU2020-strategie ook beter op elkaar te worden afgestemd, zowel op het sociale vlak (met het EMCO-comité) als op de andere vlakken, met hoofdzakelijk de ECOFIN i-raad. Gisteren hebben we in dit opzicht dan ook met genoegen kunnen vaststellen dat de voorzitters van het CSB, het EMCO en het EPC duidelijk bereid zijn om onderling beter samen te werken.

    Vanochtend was ik tijdens de Belgische Ministerraad samen met een aantal andere ministers verrast over een brief van een commissaris - die ik niet zal noemen - met het verzoek dat de ECOFIN-raad het debat over de pensioenen, het loonbeleid en de structurele hervorming van de arbeidsmarkt zou overnemen!

  • Wat ik net heb geschetst, is op een manier de nieuwe architectuur van de OCM, toegepast op de sociale governance van de EU2020-strategie. Op basis van de ervaring van de laatste tien jaar, met de ontwikkeling van het wederzijds leren en van de monitoringinstrumenten, moet de OCM nu een versnelling hoger schakelen en zich meer gaan focussen op de aanbevelingen en de evaluatie van de vorderingen. De verschillende "stakeholders" moeten daarbij zo veel mogelijk worden betrokken. Er moet ook meer zichtbaarheid worden gegeven aan de werkzaamheden van de OCM.
  • Het is mijn bedoeling om deze methode ingang te laten vinden tijdens de twee EPSCO-raden die doorgaan onder het Belgisch Voorzitterschap, op 21 oktober en 6 december 2010. Om de dynamiek die werd opgestart tijdens de informele EPSCO-raad van juli levendig te houden, zal bovendien na afloop van deze conferentie de laatste hand worden gelegd aan een verklaring van het Trio i. Zoals Bart Vanhercke het suggereerde, zou dit in zekere zin de opvolging zijn van de consensus van La Hulpe.
  • ook het Europees Parlement is goed geplaatst om de sociale dimensie van de EU2020-strategie te bevorderen. Dat heeft het vorige week reeds getoond door ten volle te wegen op de goedkeuring van de geïntegreerde richtsnoeren. Omdat het medebeslisser is, zou het Europees Parlement eveneens moeten werken aan de evaluatie van het proces en aan de mogelijkheid om aanbevelingen te doen. Zoals in het verleden, kan het Europees Parlement de andere Europese instellingen prikkelen…

Zoals ik al zei, opent het Verdrag van Lissabon nieuwe terreinen in het sociale domein, in het bijzonder via de uitvoering van artikel 9 van het Verdrag. Heel wat sprekers hebben de meerwaarde onderstreept van deze transversale sociale bepaling voor de integratie van de verschillende beleidsmaatregelen, in het bijzonder via de veralgemening en een grotere zichtbaarheid van de "social impact assessments" van de Commissie. En het verzoek om participatie en rekening en verantwoording waarom het middenveld terecht vraagt, is bij mij zeker niet in dovemansoren gevallen.

Het Verdrag van Lissabon heeft ook het Handvest van de grondrechten i geïntegreerd in het primair Europees recht i. Dat moet eveneens meer gewicht geven aan de sociale ambities die de Commissie zou koesteren.

Tot slot, en zoals ik vorige week reeds zei tijdens de conferentie over sociale bescherming in Luik, moet er worden doorgewerkt aan de volledige implicatie van het sociale domein - met inbegrip van de sociale partners - in de nieuwe macro-economische governance, en in het bijzonder het nieuw "Europees semester", opdat de beleidsmaatregelen van de lidstaten niet zouden terechtkomen onder de stolp van budgettaire beperkingen die zouden ingaan tegen het welzijn van de burgers.

Dames en heren,

Tegenover de nieuwe uitdagingen van de EU2020-strategie, moet het sociale domein ervoor zorgen dat het kan beschikken over een governance en over middelen die op het niveau zijn van de nieuwe kansen. Zowel de lidstaten als de Commissie moet zich daar terdege bewust van zijn.

De uitdagingen zijn even groot als de verwachtingen die onze burgers hebben van het sociale Europa.

We moeten tonen dat we ze aankunnen!

Bedankt voor uw aandacht en voor het opmerkelijke werk dat u heeft geleverd tijdens deze conferentie.

Laurette Onkelinx