Artikel 139:
-
1.De lidstaten ten aanzien waarvan de Raad niet heeft besloten dat zij voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro, worden hierna "lidstaten die vallen onder een derogatie" genoemd.
-
2.De onderstaande bepalingen van de Verdragen zijn niet van toepassing op de lidstaten die onder een derogatie vallen:
-
a)de aanneming van de onderdelen van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in algemene zin betrekking hebben op de eurozone (artikel 121, lid 2);
-
b)dwingende maatregelen om buitensporige tekorten te verminderen (artikel 126, leden 9 en 11);
-
c)doelstellingen en taken van het ESCB (artikel 127, leden 1, 2, 3 en 5);
-
d)uitgifte van de euro (artikel 128);
-
e)handelingen van de Europese Centrale Bank (artikel 132);
-
f)maatregelen met betrekking tot het gebruik van de euro (artikel 133);
-
g)monetaire overeenkomsten en andere maatregelen in verband met het wisselkoersbeleid (artikel 219);
-
h)aanwijzing van de leden van de directie van de Europese Centrale Bank (artikel 283, lid 2);
-
i)besluiten houdende gemeenschappelijke standpunten in de bevoegde internationale financiële instellingen en conferenties over kwesties die voor de economische en monetaire unie van bijzonder belang zijn (artikel 138, lid 1);
-
j)maatregelen die een gezamenlijke vertegenwoordiging in de internationale financiële instellingen en conferenties verzekeren (artikel 138, lid 2).
Derhalve wordt in de onder a) tot en met j) genoemde artikelen onder "lidstaten" verstaan "de lidstaten die de euro als munt hebben".
-
3.De lidstaten die onder een derogatie vallen, alsmede hun nationale centrale banken, zijn uitgesloten van de rechten en plichten in het kader van het ESCB, overeenkomstig hoofdstuk IX van de statuten van het ESCB en van de ECB.
-
4.De stemrechten van de leden van de Raad die de lidstaten vertegenwoordigen welke onder een derogatie vallen, worden geschorst tijdens de aanneming door de Raad van de maatregelen bedoeld in de in lid 2 opgesomde artikelen, alsmede in de volgende gevallen:
-
a)bij de vaststelling van aanbevelingen die in het kader van het multilaterale toezicht worden gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben, met inbegrip van aanbevelingen over de stabiliteitsprogramma's en waarschuwingen (artikel 121, lid 4);
-
b)bij de aanneming van maatregelen inzake buitensporige tekorten ten aanzien van lidstaten die de euro als munt hebben (artikel 126, leden 6, 7, 8, 12 en 13).
De gekwalificeerde meerderheid van de overige leden van de Raad wordt bepaald overeenkomstig artikel 238, lid 3, onder a).