Artikel 13:
-
1.De Unie beschikt over een institutioneel kader, dat ertoe strekt haar waarden uit te dragen, haar doelstellingen na te streven, haar belangen en de belangen van haar burgers en van de lidstaten te dienen, en de samenhang, de doeltreffendheid en de continuïteit van haar beleid en haar optreden te verzekeren.
De instellingen van de Unie zijn:
-
-het Europees Parlement,
-
-de Europese Raad,
-
-de Raad,
-
-de Europese Commissie (hierna: "de Commissie" te noemen),
-
-het Hof van Justitie van de Europese Unie,
-
-de Europese Centrale Bank,
-
-de Rekenkamer.
-
2.Iedere instelling handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar in de Verdragen zijn toegedeeld en volgens de daarin bepaalde procedures, voorwaarden en doelstellingen. De instellingen werken loyaal samen.
-
3.De bepalingen inzake de Europese Centrale Bank en de Rekenkamer alsmede nadere bepalingen inzake de andere instellingen staan in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
-
4.Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie worden bijgestaan door een Economisch en Sociaal Comité en een Comité van de Regio's, die een adviserende taak hebben.