Tweede Afdeeling. Van de rechterlijke macht.
Inhoudsopgave van deze pagina:
169: Hooge Raad der Nederlanden; herkomst Leden
Er bestaat een opperste gerechtshof onder den naam van Hooge Raad der Nederlanden, waarvan de leden door den Koning overeenkomstig het volgende artikel worden benoemd.
170: Procedure bij vacature; Benoeming leden
Van eene voorgevallen vacature wordt door den Hoogen Raad aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal kennis gegeven die, ter vervulling daarvan, eene voordracht van drie personen aan den Koning aanbiedt, ten einde daaruit eene keuze te doen.
De Koning benoemt den president en den vice-president uit de leden van den Hoogen Raad.
171: Ambtsmisdrijven
De leden der Staten-Generaal, de ministers, de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië en de Gouverneurs van Suriname en van Curaçao, de leden van den Raad van State, en de Commissarissen des Konings in de provinciën staan, wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hunne aftreding, terecht voor den Hoogen Raad ter vervolging hetzij van 's Konings wege, hetzij van wege de Tweede Kamer.
De wet kan bepalen, dat nog andere ambtenaren en leden van hooge colleges wegens ambtsmisdrijven voor den Hoogen Raad terecht staan.
172: Toezicht over rechtsgang bij lagere Hoven
De Hooge Raad heeft het toezicht op den geregelden loop en de afdoening van rechtsgedingen, alsmede op het nakomen der wetten door de leden der rechterlijke macht en door de personen, bedoeld aan het slot van artikel 162.
Hij kan hunne handelingen, beschikkingen en vonnissen, wanneer die met de wetten strijdig zijn, vernietigen en buiten werking stellen volgens de bepaling door de wet daaromtrent te maken, en behoudens de door de wet te stellen uitzonderingen.
De overige bevoegdheden van den Hoogen Raad worden geregeld bij de wet.
173: Leden rechterlijke macht
De leden van de rechterlijke macht worden door den Koning aangesteld.
De leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast, en de procureur-generaal bij den Hoogen Raad worden voor hun leven aangesteld.
De wet kan bepalen, dat hun met het bereiken van een bepaalden leeftijd ontslag wordt verleend.
Zij kunnen worden afgezet of ontslagen door uitspraak van den Hoogen Raad in de gevallen bij de wet aangewezen.
Op eigen verzoek kunnen zij door den Koning worden ontslagen.
Indien een college belast wordt met administratieve rechtspraak in het hoogste ressort voor het Rijk, zijn het eerste, tweede, derde en vierde zinsnede van dit artikel op de leden daarvan toepasselijk.
Zij kunnen worden afgezet of ontslagen op de wijze en in de gevallen, bij de wet aangewezen.
Dit artikel is niet toepasselijk op hen die uitsluitend belast zijn met rechtspraak over personen, hoorende tot de zee- of landmacht of tot eenige andere gewapende macht, of met de beslissing van disciplinaire zaken.