Zevende Hoofdstuk. Van de Financiën.
Inhoudsopgave van deze pagina:
174: Belastingheffing
Geene belastingen kunnen ten behoeve van 's lande kas worden geheven, dan uit krachte van eene wet.
Deze bepaling is ook toepasselijk op heffingen voor het gebruik van Rijks-werken en -inrichtingen, voor zooveel de regeling van die heffingen niet aan den Koning is voorbehouden.
175: Geen privilegiën
Geene privilegiën kunnen in het stuk van belastingen worden verleend.
176: Schuld
De verbindtenissen van den Staat jegens zijne schuldeischers worden gewaarborgd. De schuld wordt jaarlijks in overweging genomen ter bevordering der belangen van de schuldeischers van den Staat.
177: Gewigt, gehalte en waarde der Muntspeciën
Het gewicht, de gehalte en de waarde der Muntspeciën worden door de wet geregeld.
178: Toezigt, zorg en geschillen over de Munt
Het toezigt en de zorg over de zaken van de Munt, en de beslissing der geschillen over het allooi, essai en wat dies meer zij, worden door de wet geregeld.
179: Algemeene Rekenkamer; Mandaat; Leden
Er is eene Algemeene Rekenkamer, welker zamenstelling en taak door de wet worden geregeld.
Bij het openvallen eener plaats in deze Kamer zendt de Tweede Kamer der Staten-Generaal eene opgave van drie personen aan den Koning, die daaruit benoemt.
De leden der Rekenkamer worden voor hun leven aangesteld.
Het 3e en 4e lid van artikel 166 is op hen van toepassing.