Achtste Hoofdstuk. Van de Defensie.
Inhoudsopgave van deze pagina:
- 177: Plichten burgers inzake landsverdediging
- 178: Onderhoud Zee- en Landmagt
- 179: Vreemde troepen
- 180: Nationale Militie
- 181: Samenstelling militie
- 182: Dienstperiode leden nationale militie
- 183: Bepalingen omtrent zamenkomst Nationale Militie; Mandaat Koning
- 184: Dreigend oorlogsgevaar of buitengewone omstandigheden
- 185: Zending lotelingen naar de Koloniën
- 186: Bestemming gedeelte der militie voor dienst ter zee
- 187: Kosten voor legers
- 188: Schutterijen
- 189: Sterkte en inrigting der militie en schutterijen
177: Plichten burgers inzake landsverdediging
Het dragen der wapenen tot handhaving der onafhankelijkheid van den Staat en tot beveiliging van zijn grondgebied, blijft een der eerste plichten van alle ingezetenen.
178: Onderhoud Zee- en Landmagt
De Koning zorgt, dat er ten allen tijde eene toereikende Zee- en Landmagt onderhouden worde, aangeworven uit vrijwilligers, hetzij inboorlingen of vreemdelingen, om te dienen in of buiten Europa, naar de omstandigheden.
179: Vreemde troepen
Vreemde troepen worden niet dan met gemeen overleg des Konings en der Staten-Generaal in dienst genomen.
180: Nationale Militie
Er is steeds eene nationale militie, zooveel mogelijk zamen te stellen uit vrijwilligers, om te dienen op de wijze in de wet bepaald.
181: Samenstelling militie
Bij gebrek aan genoegzame vrijwilligers, wordt de militie voltallig gemaakt door loting uit de ingezetenen die op den eersten Januarij van elk jaar hun twintigste jaar zijn ingetreden. De inschrijving geschiedt een jaar te voren.
182: Dienstperiode leden nationale militie
Zij, die aldus in de militie te land zijn ingelijfd, worden, in vredestijd, na eene vijfjarige dienst ontslagen.
Is de Staat in oorlog of in andere buitengewone omstandigheden, zoo kan eene wet, jaarlijks te vernieuwen, hen tot langere dienst verpligten.
183: Bepalingen omtrent zamenkomst Nationale Militie; Mandaat Koning
De militie te land komt, in gewone tijden, jaarlijks eenmaal te zamen, om, gedurende niet langer dan zes weken, in den wapenhandel te worden geoefend, tenzij de Koning het raadzaam mogt oordeelen, dat zamenkomen geheel of gedeeltelijk achterwege te laten.
De Koning kan een deel der militie, door de wet te bepalen, doen zamenblijven. De ligting van het loopende jaar kan tot eerste oefening hoogstens twaalf maanden onder de wapenen gehouden worden.
184: Dreigend oorlogsgevaar of buitengewone omstandigheden
In geval van oorlog of andere buitengewone omstandigheden, kan de Koning de militie te land, hetzij geheel, hetzij ten deele, buitengewoon bijeenroepen. Ten zelfden tijd roept de Koning de Staten-Generaal bijeen, opdat eene wet het zamenblijven der militie, zooveel noodig bepale.
185: Zending lotelingen naar de Koloniën
De lotelingen bij de militie te land mogen niet dan met hunne toestemming naar de koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen worden gezonden.
186: Bestemming gedeelte der militie voor dienst ter zee
Een gedeelte der militie kan voor de dienst ter zee worden bestemd op de wijze door de wet te bepalen.
Voor dat gedeelte wordt, behalve andere door de wet toe te kennen voordeelen, een korter diensttijd bepaald.
Het voorgaande artikel is op deze zeemilitie niet van toepassing.
187: Kosten voor legers
Al de kosten voor de legers van het Rijk worden uit 's Lande kas voldaan.
De inkwartieringen en het onderhoud van het krijgsvolk, de transporten en leverantiën, van welken aard ook, voor, 's Konings legers of vestingen gevorderd, kunnen niet dan tegen schadeloosstelling, op den voet in de reglementen bepaald, ten laste van één of meer inwoners of gemeenten worden gebragt.
De uitzondering voor tijden voor oorlog regelt de wet.
188: Schutterijen
In de gemeenten worden schutterijen opgerigt.
Zij dienen in tijd van gevaar en oorlog tot verdediging des vaderlands, en ten allen tijde tot behoud der inwendige rust.
189: Sterkte en inrigting der militie en schutterijen
De sterkte en inrigting der militie en der schutterijen worden geregeld door de wet.