Zesde Afdeeling. Van de begrooting der uitgaven van het Rijk.
Inhoudsopgave van deze pagina:
- 121: Inwilliging op de jaarlijksche begrooting
- 122: Splitsing begrooting in twee afdeelingen vanaf uiterlijk 1820
- 123: Eerste afdeeling ingediende begrooting bevat gewone, zekere en voortdurende uitgaven
- 124: Goedkeuringsprocedure Eerste Afdeeling van de begrooting
- 125: Koning stelt elke tien jaar de Eerste Afdeeling der begrooting vast
- 126: Tweede afdeeling begrooting bevat buitengewone, onvoorziene en onzekere uitgaven; Jaarlijkse vaststelling
- 127: Afzonderlijk hoofdstuk in de begrooting voor uitgaven van departementen van algemeen bestuur
- 128: Verantwoording ontvangsten en uitgaven
121: Inwilliging op de jaarlijksche begrooting
De inwilliging der Staten-Generaal wordt vereischt op de begrooting van de uitgaven van het Rijk, welke aan de Tweede Kamer door den Koning in de gewone vergadering wordt ingezonden.
122: Splitsing begrooting in twee afdeelingen vanaf uiterlijk 1820
De gemelde begrooting wordt in twee afdeelingen gesplitst; deze splitsing zal moeten plaats hebben bij de begrooting over den jare 1820, of zoo veel vroeger als de omstandigheden het toelaten.
123: Eerste afdeeling ingediende begrooting bevat gewone, zekere en voortdurende uitgaven
De eerste afdeeling bevat alle zoodanige gewone, zekere en steeds voortdurende uitgaven, welke uit den gewonen loop der zaken voortvloeijende, in het bijzonder tot den staat van vrede betrekking hebben.
Deze uitgaven door de Staten-Generaal goedgekeurd zijnde, zijn gedurende de tien daaropvolgende jaren aan geene jaarlijksche toestemming onderworpen.
Er kan over die uitgaven geene nadere beraadslaging vallen, ten zij de Koning in dien tusschentijd te kennen geve, dat een gedeelte dier uitgaven veranderd is, of geheel opgehouden heeft.
124: Goedkeuringsprocedure Eerste Afdeeling van de begrooting
Bij de goedkeuring van deze afdeeling worden tevens voor gelijken tijd vastgesteld de middelen tot de vinding dier uitgaven bestemd.
Deze middelen eens bepaald zijnde, blijven vastgesteld gedurende dien tijd, ten zij de Koning noodig oordeelende, dat een dier middelen gewijzigd, of door een ander vervangen wierd, daaromtrent een voorstel doet.
125: Koning stelt elke tien jaar de Eerste Afdeeling der begrooting vast
Een jaar voor den afloop van den termijn, voor welken deze vaste uitgaven geregeld zijn, wordt door den Koning de nieuwe staat voor de tien jaren, die op dien termijn volgen, voorgesteld.
126: Tweede afdeeling begrooting bevat buitengewone, onvoorziene en onzekere uitgaven; Jaarlijkse vaststelling
De tweede afdeeling der begrooting bevat die buitengewone, onvoorziene en onzekere uitgaven, welke, inzonderheid in tijden van oorlog, naar voorkomende omstandigheden, moeten worden geregeld.
Deze uitgaven, en de middelen tot bestrijding derzelve, worden slechts voor een jaar vastgesteld.
127: Afzonderlijk hoofdstuk in de begrooting voor uitgaven van departementen van algemeen bestuur
De uitgaven voor ieder departement van algemeen bestuur, maken een afzonderlijk hoofdstuk der algemeene begroting uit.
De penningen voor een Departement toegestaan kunnen alleenlijk en bij uitsluiting worden gebruikt voor uitgaven tot dat Departement behoorende, zoodat geene som kan worden overgeschreven van het eene hoofdstuk van algemeen bestuur op een ander, dan met gemeen overleg der Staten-Generaal.
128: Verantwoording ontvangsten en uitgaven
De Koning doet jaarlijks aan de Staten-Generaal een uitvoerig verslag geven van het gebruik der geldmiddelen.