Artikel 1: Koning heeft volle uitoefening der Regering, Munten naar zijn beeldtenis, Regtsuitoefening in zijn naam, Regt van gratie
De Koning heeft bij uitsluiting, en zonder bepaling, de volle uitoefening der Regering, en van alle de magt, benoodigd, om de uitvoering der Wetten te verzekeren, en dezelve te doen eerbiedigen. Hij begeeft de Burgerlijke en Militaire Ambten en Bedieningen, waarvan de benoeming bij de vorige Wetten aan den Raadpensionaris is toegekend. Hij heeft het volstrekt genot der Preëminentiën en Voorregten, tot nu toe aan deze Waardigheid verknocht.
De Munten van den Staat worden met zijn beeldtenis geslagen.
Het regt wordt in zijn naam uitgeoefend.
Hij heeft 't regt van gratie, abolitie, of remissie van straffen, bij Regterlijke Vonnissen opgelegd, te verlenen; niettemin vermag Hij dat regt niet uitteoefenen dan na alvorens in geheimen Rade de Leden van 't Nationaal Geregtshof te hebben gehoord.