Verslag van de Commissie over enkele kernaspecten van richtlijn 2003/41/EG betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV-richtlijn)

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Belangrijke juridische mededeling

|

2.

52009DC0203

Verslag van de Commissie over enkele kernaspecten van richtlijn 2003/41/EG betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV-richtlijn) /* COM/2009/0203 def. */

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 30.4.2009

COM(2009) 203 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

over enkele kernaspecten van Richtlijn 2003/41/EG betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV-richtlijn)

(door de Commissie ingediend)

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

over enkele kernaspecten van Richtlijn 2003/41/EG betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV-richtlijn)

(Voor de EER relevante tekst)

  • 1. 
    INLEIDING

De IBPV-richtlijn (Richtlijn 2003/41/EG betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening) werd op 23 september 2003 bekendgemaakt in het Publicatieblad en moest vóór 23 september 2005 ten uitvoer zijn gelegd door de lidstaten. In 2007 hadden alle lidstaten hun uitvoeringsmaatregelen gemeld, maar momenteel lopen er nog twee inbreukprocedures wegens onjuiste uitvoering.

In de IBPV-richtlijn is uitdrukkelijk bepaald dat de Commissie verslag over vier kernaspecten van de richtlijn dient uit te brengen. Artikel 15, lid 6, schrijft voor dat de Commissie ten minste om de twee jaar verslag moet uitbrengen over de voorschriften voor de berekening van de technische voorzieningen. In artikel 21, lid 4, is bepaald dat de Commissie binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de IBPV-richtlijn een eenmalig verslag dient op te stellen over de toepassing van de beleggingsvoorschriften (onder a)), de gemaakte vorderingen inzake de aanpassing van de nationale toezichtstelsels (onder a)) en grensoverschrijdende bewaring (onder b)).

Volgens de IBPV-richtlijn diende de Commissie het eerste periodieke verslag over technische voorzieningen en het eenmalige verslag over de andere drie aspecten in september 2007 te publiceren. De late tenuitvoerlegging door een groot aantal lidstaten maakte het echter lastig binnen het beoogde tijdsbestek verslag uit te brengen over de praktische ervaring die met deze vier bepalingen was opgedaan. Tijdens de vergadering van het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPC) van 5 april 2006 is daarom met de lidstaten afgesproken dat het voorgeschreven verslag in 2008 zou worden uitgebracht. Daaraan voorafgaand zouden belangrijke zaken in verband met de tenuitvoerlegging worden onderzocht door het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen (CEIOPS).

Een ander punt is bovendien dat het aantal grensoverschrijdende pensioenregelingen de afgelopen jaren weliswaar merkbaar is gestegen, maar dat het aantal grensoverschrijdende gevallen nog altijd relatief klein is. Uit een onlangs door het CEIOPS uitgevoerd onderzoek is gebleken dat er eind juni 2008 in de Europese Economische ruimte (EER) 70 gevallen van grensoverschrijdende activiteiten waren, waarbij 21 landen als staat van ontvangst optraden[1].

Op verzoek van de Commissie heeft het Comité bedrijfspensioenen (OPC) van het CEIOPS een uitgebreid feitenonderzoek verricht naar de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de IBPV-richtlijn door de lidstaten. Hierbij moet in gedachten worden gehouden dat de IBPV-richtlijn voorziet in minimumharmonisatie, wat de lidstaten op bepaalde terreinen enige speelruimte biedt in de uitvoering ervan. Een samenvatting van de resultaten van het feitenonderzoek is te vinden in het OPC-verslag "Initial Review of Key Aspects of the Implementation of the IORP Directive" (niet beschikbaar in het Nederlands) van 31 maart 2008[2].

Het OPC-verslag bestrijkt – onder andere – de kernaspecten waarover de Commissie verslag moet uitbrengen. Een van de bevindingen is dat er weliswaar een aanzienlijke verscheidenheid bestaat in de wijze waarop de lidstaten deze kernaspecten van de IBPV-richtlijn hebben geïnterpreteerd en uitgevoerd, maar dat deze verschillen niet tot grote problemen lijken te hebben geleid. Daarom, en ook gezien de beperkte ervaring met de toepassing van de IBPV-richtlijn, ziet het OPC in dit stadium geen reden om wijzigingen aan te brengen in de IBPV-richtlijn.

Op 2 april 2008 diende het CEIOPS het OPC-verslag in bij de Commissie, waarna het EIOPC het besprak tijdens zijn vergaderingen van 27 juni en 26 november 2008. Uit de besprekingen kwam naar voren dat de lidstaten het in grote lijnen eens zijn met de conclusies in het OPC-verslag. De Commissiediensten hebben nota genomen van het feit dat de overgrote meerderheid van de lidstaten zich kon vinden in de aanbeveling van het CEIOPS om de IBPV-richtlijn vooralsnog niet te wijzigen[3].

De tot nu toe verrichte werkzaamheden vormen de basis voor het vervolg van dit verslag, waarin de Commissie met het oog op haar verslagleggingsverplichtingen op grond van de IBPV-richtlijn haar standpunten uiteenzet over de volgende kernaspecten: technische voorzieningen, beleggingsvoorschriften, aanpassing van de nationale toezichtstelsels en bewaring. Het verslag beperkt zich tot de vereiste verslaglegging door de Commissie over de vier aspecten die in de IBPV-richtlijn zelf worden genoemd. Of andere belangrijke kwesties die van invloed zijn op IBPV’s – in het bijzonder solvabiliteitsregelingen[4] – eventuele wetswijzigingen noodzakelijk maken, is een vraag waarover de Commissie zich buigt buiten de context van dit verslag.

  • 2. 
    TECHNISCHE VOORZIENINGEN

Krachtens artikel 15, lid 6, van de richtlijn dient de Commissie verslag uit te brengen over de voorschriften voor de berekening van de technische voorzieningen van IBPV’s in een grensoverschrijdende context[5].

De beoordeling van de berekening van de technische voorzieningen van IBPV’s werd begonnen door het OPC en vervolgens meer in detail voortgezet door het Subcomité solvabiliteit (SSC) van het CEIOPS. Een samenvatting van de werkzaamheden van het SSC is te vinden in de SSC-enquête van 31 maart 2008, getiteld "Survey on fully funded, technical provisions and security mechanisms in the European occupational pension sector" (niet beschikbaar in het Nederlands)[6]. Deze enquête biedt een gedetailleerd en uitgebreid overzicht van de waarderingsgrondslagen en zekerheidsmechanismen voor bedrijfspensioenfondsen in de lidstaten. Onderstreept wordt dat de IBPV’s in de diverse lidstaten zich bedienen van verschillende methoden en grondslagen om hun technische voorzieningen vast te stellen. Als gevolg daarvan kan de omvang van de technische voorzieningen voor vergelijkbare uitkeringsverplichtingen van land tot land substantieel verschillen. Belangrijke factoren die van invloed zijn op het niveau van de technische voorzieningen in de verschillende lidstaten zijn onder meer de onderliggende waarderingsgrondslagen, met name die voor rentevoeten en sterftecijfers, en de aard van inflatie- en salarisindexaties van pensioenen.

Het CEIOPS heeft de SSC-enquête op 7 april 2008 ingediend bij de Commissie, die de conclusie van het SSC-verslag met instemming begroet. Het verslag vormde een goede basis voor de begin september 2008 door de Commissie gestarte openbare raadpleging over de harmonisatie van de solvabiliteitsregels voor IBPV’s waarop artikel 17 van de IBPV-richtlijn van toepassing is en voor IBPV’s die grensoverschrijdende activiteiten verrichten. Een van de zaken die in deze raadpleging uitdrukkelijk aan de orde is gekomen, is de eventuele verdere harmonisatie van de voorschriften voor de berekening van technische voorzieningen voor grensoverschrijdende activiteiten. De raadplegingsperiode liep tot eind november 2008. Om al enkele eerste lessen uit deze raadpleging te kunnen trekken, heeft de Commissie een openbare hoorzitting in Brussel gepland op 27 mei 2009.

De Commissie zal mede op basis van de resultaten van de raadpleging en de openbare hoorzitting uitmaken of zij al dan niet met een voorstel komt voor de verdere harmonisatie van de regels voor de berekening van technische voorzieningen in de context van grensoverschrijdende activiteiten. Zoals gebruikelijk zou een eventueel voorstel van de Commissie, conform de agenda voor betere regelgeving, onderworpen worden aan een strenge effectbeoordeling.

  • 3. 
    BELEGGINGSVOORSCHRIFTEN

Overeenkomstig artikel 21, lid 4, onder a), van de IBPV-richtlijn "brengt de Commissie verslag uit over de evaluatie van (...) de toepassing van artikel 18 (…)", dat de kwalitatieve en kwantitatieve beleggingsvoorschriften voor IBPV’s bevat. De uitgevoerde beoordeling bracht een aantal zaken aan het licht.

Ten eerste is volgens het OPC-verslag de invoering van de "prudent person"-regel waarnaar in artikel 18, lid 1, wordt verwezen, in veel lidstaten van invloed geweest op het regelgevingskader en wordt inmiddels meer aandacht besteed aan kwalitatieve aspecten van de beleggingsvoorschriften, al spelen kwantitatieve beleggingslimieten nog altijd een belangrijke rol.

Ten tweede wordt er in het OPC-verslag ook op gewezen dat een gemeenschappelijke opvatting ontbreekt over wat het toepassingsgebied is van de "één emittent"-regel, die bovenmatige afhankelijkheid van bepaalde activa, of een bepaalde emittent of groep van ondernemingen moet voorkomen (artikel 18, lid 1, onder e))[7]. Daar komt bij dat het bevorderen van convergentie in "één emittent"-voorschriften met name relevant is bij grensoverschrijdende activiteiten, gezien de expliciete vrijstelling van beleggingsvoorschriften in de lidstaat van herkomst die de lidstaten van ontvangst, binnen bepaalde kwantitatieve en kwalitatieve grenzen, kunnen opleggen aan "gast-IBPV's" (artikel 18, lid 7, onder b), van de IBPV-richtlijn). Wat betreft de kwantitatieve grenzen werd bevestigd dat lidstaten van ontvangst deze uitsluitend voor gast-IBPV's kunnen laten gelden als dezelfde of strengere voorschriften ook van toepassing zijn op in de lidstaat van ontvangst gevestigde instellingen. Het was daarom niet mogelijk in deze context hogere limieten te hanteren dan de limieten die in de IBPV-richtlijn expliciet worden beschreven. Wat de kwalitatieve grenzen betreft, d.w.z. de categorieën activa die onder artikel 18, lid 7, onder b), van de IBPV-richtlijn vallen, is het wellicht zinvol terug te grijpen op andere EU-wetgeving, zoals de MiFID[8], die definities geeft voor "financieel instrument", "effecten" en "geldmarktinstrumenten"[9].

Ten derde ontbreekt een gemeenschappelijke interpretatie van de term "risicokapitaalmarkten", die van belang is voor artikel 18, lid 5, onder c), volgens welk de lidstaten IBPV's die binnen hun grondgebied gevestigd zijn niet mogen verbieden in zulke markten te beleggen. Overeenkomstig de aanbevelingen van het OPC-verslag, en nadat de inbreng van de Commissie was ontvangen, zijn nadere pogingen tot verduidelijking ondernomen met het oog op een eventuele uitvaardiging van richtsnoeren van niveau 3 over dit onderwerp door het CEIOPS. Gebleken is daarbij dat de verschillende definities die binnen Europa worden gehanteerd, afhangen van het doel en de context waarin het concept "risicokapitaal" wordt toegepast (mededingings- of internemarktregels, gesloten of open definities, inclusief of exclusief hybride kapitaalinstrumenten). Ook werd duidelijk dat het onderwerp in de praktijk nog niet relevant is geweest voor grensoverschrijdende activiteiten. Het heeft dan ook de voorkeur om niet zozeer abstracte richtsnoeren uit te vaardigen, als wel de ontwikkelingen in het oog te houden.

Ten vierde maken zes lidstaten gebruik van de mogelijkheid die geboden wordt door artikel 18, lid 7, van de IBPV-richtlijn om als lidstaat van ontvangst aanvullende beleggingsbeperkingen op te leggen[10].

De bevindingen van het OPC suggereren dat de beleggingsvoorschriften weliswaar verschillend worden toegepast, maar dat dit de convergentie richting een interne markt en grensoverschrijdende activiteiten van IBPV's niet in de weg staat. De Commissie schaart zich achter deze conclusie en moedigt het CEIOPS aan zijn analyse van risicokapitaalmarkten en de "één emittent"-regel voort te zetten. In verband met de "één emittent"-regel is mogelijk ook een nadere beschouwing vereist van de "self-investment"-bepaling, die een limiet stelt aan beleggingen in de bijdragende onderneming (artikel 18, lid 1, onder f))[11].

Een verdere convergentie van de toepassing van beleggingsvoorschriften zou de zekerheid, kwaliteit, liquiditeit en winstgevendheid van IBPV-beleggingsportefeuilles als geheel ten goede komen, waardoor de bedrijfspensioenvoorziening in heel de EU zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht zou verbeteren.

Het CEIOPS en de Commissie blijven het functioneren van de beleggingsvoorschriften nauwlettend volgen, ook tegen de achtergrond van eventuele lessen die geleerd worden van de financiële crisis.

  • 4. 
    AANPASSING VAN NATIONALE TOEZICHTSTELSELS

Overeenkomstig artikel 21, lid 4, onder a), van de IBPV-richtlijn "brengt de Commissie verslag uit over de evaluatie van (...) de gemaakte vorderingen inzake de aanpassing van de nationale toezichtstelsels". Ook de bepalingen van artikel 21, leden 1, 2 en 3, van de IBPV-richtlijn zijn in dit verband relevant. Deze voorzien namelijk in nauwe samenwerking tussen de nationale toezichthouders en de Europese Commissie met het doel zorg te dragen voor een uniforme toepassing van de IBPV-richtlijn en het toezicht op de activiteiten van IBPV's te vergemakkelijken.

Om de samenwerking te versoepelen, heeft het CEIOPS in februari 2004 het OPC opgericht. Het werk van dit comité, waarin de Commissie zitting heeft als waarnemer, heeft geleid tot het Protocol van Boedapest, waarover in februari 2006 overeenstemming werd bereikt[12]. In het protocol zijn de regels vervat voor het toezichtkader en de informatie-uitwisseling tussen toezichthouders van grensoverschrijdende IBPV's in lidstaten van ontvangst en lidstaten van herkomst. Het Protocol van Boedapest is ook van toepassing op toezichthoudende instanties overal in de EU die niet officieel zijn aangesloten bij het CEIOPS. Op die manier wordt een brede basis gelegd voor een verdere ontwikkeling van het grensoverschrijdend toezicht op bedrijfspensioenen.

De Commissie is ingenomen met de wijze waarop de toezichthoudende instanties binnen de kaders van het Protocol van Boedapest functioneren en steunt hen daarbij. Hetzelfde geldt voor de doorlopende ontwikkeling ervan door de toezichthouders: momenteel werkt het OPC aan een herziene versie van het protocol, waarover het CEIOPS in de eerste helft van 2009 een openbare raadpleging zal houden.

  • 5. 
    BEWARING

Artikel 21, lid 4, onder b), van de IBPV-richtlijn bepaalt dat de Commissie verslag moet uitbrengen over de toepassing van artikel 19, lid 2, tweede alinea. Deze bepaling maakt het lidstaten mogelijk IBPV's te verplichten een bewaarder aan te wijzen. De lidstaten mogen IBPV's daarbij echter niet beletten bewaarders aan te stellen die in een andere lidstaat gevestigd zijn en waaraan naar behoren vergunning is verleend, zoals aangegeven in artikel 19, lid 2, eerste alinea.

In het OPC-verslag wordt gesignaleerd dat er uiteenlopende benaderingen worden gehanteerd wat betreft de aanwijzing van een bewaarder, het soort orgaan dat voor deze functie wordt aangewezen en het takenpakket van de bewaarder. Ook wordt er verschillend invulling gegeven aan de rol van de bevoegde autoriteiten, waarvan sommige betrokken zijn bij de aanwijzing van de bewaarder. Het OPC beschouwt deze uiteenlopende praktijken echter niet als problematisch. Het is vooralsnog te vroeg om vast te stellen of de in de IBPV-richtlijn vervatte bepalingen over bewaring problemen veroorzaken die om nader toezicht vragen. Wel wijst het OPC, vooruitkijkend, op een aantal mogelijke aandachtsgebieden[13].

In het bijzonder merkt het OPC op dat het, wanneer een bewaarder of depositaris gevestigd is in een andere lidstaat dan die van de IBPV, nuttig is de samenwerking te versterken tussen IBPV-toezichthouders en de instanties in het buitenland die toezicht houden op bewaarders (met name wanneer de toezichthoudende instantie niet is aangesloten bij het CEIOPS). De voornaamste reden hiervoor is dat zo gewaarborgd wordt dat artikel 19, lid 3, van de IBPV-richtlijn correct wordt toegepast in geval van bevriezing van de activa[14]. Als een versterkte samenwerking binnen het huidige rechtskader van de EU niet mogelijk is, zou volgens het OPC op dit punt een wetswijziging nodig kunnen zijn.

De Commissie sluit zich aan bij deze beoordeling en moedigt nauwere samenwerking tussen toezichthoudende instanties aan. Zij is bereid de zaak zo nodig met het CEIOPS te bespreken. Of er in de toekomst wijzigingen moeten worden aangebracht, hangt mede af van de resultaten van de meer algemene werkzaamheden in verband met Europese toezichtregelingen[15].

  • 6. 
    CONCLUSIE

Wat de vier kernaspecten betreft waarover de Commissie volgens de IBPV-richtlijn verslag moet uitbrengen, ziet de Commissie geen onmiddellijke noodzaak tot wetswijzigingen. Dit verslag beperkt zich echter tot de verslagleggingsvereisten voor de Commissie die in de IBPV-richtlijn zelf zijn neergelegd. Of andere belangrijke kwesties die van invloed zijn op IBPV’s – in het bijzonder solvabiliteitsregelingen – eventuele wetswijzigingen noodzakelijk maken, is een vraag waarover de Commissie zich buigt buiten de context van dit verslag.

De Commissie is van mening dat de IBPV-richtlijn zijn eerste vruchten al heeft afgeworpen bij de totstandbrenging van een interne markt voor een op Europese schaal georganiseerde bedrijfspensioenvoorziening. Om zicht te krijgen op het totale effect van de richtlijn is meer tijd nodig.

Tegelijkertijd is uit de beoordeling van het CEIOPS naar voren gekomen dat verscheidene aspecten van de IBPV-richtlijn vooralsnog blijvende aandacht verdienen. De eventuele verdere harmonisatie van de voorschriften voor de berekening van de technische voorzieningen is een kwestie die de Commissie kan meenemen in haar beraadslagingen over de solvabiliteitsregelingen voor IBPV's. Op het vlak van beleggingsvoorschriften is behoefte aan verduidelijking van wat verstaan wordt onder risicokapitaalmarkten en wat het toepassingsgebied is van de "één emittent"-regel. De Commissie en het CEIOPS zullen tevens, mede in het licht van de financiële crisis, het functioneren van de beleggingsvoorschriften nauwlettend blijven volgen. De Commissie is voorstander van een versterkte samenwerking tussen toezichthouders en juicht de geplande openbare raadpleging door het CEIOPS over het Protocol van Boedapest dan ook toe. Wat bewaring betreft, stimuleert de Commissie een nauwere samenwerking tussen IBPV-toezichthouders enerzijds en buitenlandse toezichthouders van bewaarders/depositarissen anderzijds en is zij bereid zo nodig wetgevingsvoorstellen in te dienen. Of er in de toekomst wijzigingen moeten worden aangebracht, hangt mede af van de resultaten van de meer algemene werkzaamheden met betrekking tot Europese toezichtregelingen.

De Commissie blijft zich toeleggen op de verdere controle van de correcte tenuitvoerlegging van de IBPV-richtlijn door de lidstaten en zet haar activiteiten op dit gebied voort. Ook moedigt de Commissie het CEIOPS aan aandacht te blijven besteden aan de meer algemene kwesties die in het OPC-verslag te berde worden gebracht. Tevens zal zij de samenwerking tussen toezichthouders blijven volgen en bevorderen om op die manier een uniforme toepassing van de IBPV-richtlijn te waarborgen.

[1] CEIOPS-verslag "2008 Report on Market Developments" van 11 november 2008, zie: http://www.ceiops.eu/media/docman/public_files/publications/reports/OPC-Report-Market-Developments2008.pdf.

[2] Zie voor het volledige verslag de website van het CEIOPS: http://www.ceiops.eu/media/docman/public_files/publications/submissionstotheec/ReportIORPdirective.pdf.

[3] Documenten van het EIOPC zijn toegankelijk via de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/internal_market/insurance/committee_en.htm.

[4] Voor nadere informatie hierover, zie: http://ec.europa.eu/internal_market/consultations/2008/occupational_retirement_provision_en.htm.

[5] In artikel 15, lid 6, is het volgende bepaald: "Met het oog op een verdere harmonisatie van de voorschriften voor de berekening van de technische voorzieningen die gerechtvaardigd kunnen worden - met name de rentepercentages en andere hypotheses die van invloed zijn op de hoogte van de technische voorzieningen - brengt de Commissie om de twee jaar of op verzoek van een lidstaat verslag uit over de situatie met betrekking tot de ontwikkeling van de grensoverschrijdende activiteiten." Bovendien stelt de Commissie "alle maatregelen voor die noodzakelijk zijn ter voorkoming van mogelijke verstoringen die worden veroorzaakt door verschillen in de hoogte van de rentevoeten, en ter bescherming van de belangen van de pensioengerechtigden en de deelnemers aan enigerlei regeling."

[6] http://www.ceiops.eu/media/docman/public_files/publications/reports/OPC-Report-Market-Developments2008.pdf.

[7] Artikel 18, lid 1, onder e), luidt als volgt: "de activa moeten naar behoren gediversifieerd zijn zodat een bovenmatige afhankelijkheid van (of vertrouwen in) bepaalde activa, of een bepaalde emittent of groep van ondernemingen en risicoaccumulatie in de portefeuille als geheel worden vermeden. Beleggingen in activa uitgegeven door dezelfde emittent of door emittenten die tot dezelfde groep behoren, mogen de instelling niet blootstellen aan bovenmatige risicoconcentratie".

[8] Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, PB L 145 van 30.4.2004.

[9] Zie artikel 4, lid 1, punten 17, 18 en 19, van de MiFID.

[10] Volgens artikel 18, lid 7, mogen lidstaten aanvullende beleggingsbeperkingen opleggen aan gast-IBPV's die binnen hun grondgebied actief zijn. Volgens de richtlijn zijn dergelijke limieten uitsluitend aanvaardbaar als dezelfde of strengere voorschriften ook op in de lidstaat van ontvangst gevestigde instellingen van toepassing zijn.

[11] Deze bepaling moet door de lidstaten worden nageleefd, tenzij wordt gebruikgemaakt van de optie in artikel 22, lid 4, van de richtlijn.

[12] Het "Protocol relating to the Collaboration of the Relevant Competent Authorities of the Member States of the European Union in Particular in the Application of the Directive 2003/41/EC of the European Parliament and of the Council of 3 June 2003 on the Activities and Supervision of Institutions for Occupational Retirement Provision (IORPs) Operating Cross-Border" (niet beschikbaar in het Nederlands) kan worden gedownload op http://www.ceiops.eu/content/view/19/23/.

[13] Daar komt bij dat de Commissie zich momenteel, naar aanleiding van de zaak-Madoff, buigt over de wijze waarop de lidstaten uitvoering geven aan de geldende beginselen wat betreft de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de bewaarder, zoals die beschreven staan in Richtlijn 85/611/EEG (Icbe-richtlijn). Afhankelijk van de conclusies van deze beoordeling zou het ook noodzakelijk kunnen zijn de desbetreffende bepalingen in de IBPV-richtlijn tegen het licht te houden.

[14] In artikel 19, lid 3, is het volgende bepaald: "Iedere lidstaat voert de nodige maatregelen uit om overeenkomstig zijn nationaal recht in staat te zijn om overeenkomstig artikel 14 op verzoek van de lidstaat van herkomst van de instelling de vrije beschikking over de activa te verbieden die worden gehouden door een op zijn grondgebied gevestigde depositaris of bewaarder."

[15] Voor nadere informatie, zie het rapport van de groep op hoog niveau onder voorzitterschap van de heer Jacques De Larosière van 25 februari 2009 en de mededeling van de Commissie "Op weg naar Europees herstel" van 4 maart 2009 (COM(2009) 114 definitief).

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.