Europarlementariërs: dierproeven beperken zonder de wetenschappelijke vooruitgang te hinderen
Het gebruik van dieren in wetenschappelijke experimenten moet worden beperkt en hun welzijn moet verbeteren, vinden Europarlementariërs. Maar daarbij mag het wetenschappelijk onderzoek in Europa naar de bestrijding van ziektes niet gehinderd worden, stelt een verslag dat het Europees Parlement vandaag heeft aangenomen.
Elk jaar worden er in de EU ongeveer 12 miljoen dieren voor wetenschappelijk onderzoek gebruikt. Dat aantal moet tot een minimum worden teruggebracht en elke geplande test moet worden onderworpen aan een onafhankelijke ethische en wetenschappelijke beoordeling, volgens een verslag dat het Europees Parlement dinsdag met grote meerderheid heeft aangenomen. Het verslag van rapporteur Neil PARISH (EVP-ED, UK) steunt een verbod op het gebruik van mensapen (chimpansees, bonobo's, gorilla's en orang-oetans), die met uitsterven bedreigd zijn, tenzij de experimenten bedoeld zijn voor de instandhouding van de soort.
Sommige onderdelen van het oorspronkelijke voorstel, zoals de drastische beperking van het gebruik van primaten zoals ouistiti's en makaken, zouden het Europese onderzoek sterk kunnen benadelen ten opzichte van het Amerikaanse of het Aziatische, waar minder strenge eisen voor het dierenwelzijn zijn. Het Parlement heeft daarom een aantal amendementen aangenomen om de richtlijn evenwichtiger te maken en medisch onderzoek door te laten gaan. Ook heeft het maatregelen voorgesteld om alternatieven voor dierproeven te promoten.
Minder primaten gebruiken, maar bestrijding ernstige ziektes niet in gevaar brengen
Europarlementariërs willen niet dat de proeven met primaten beperkt worden tot "behandeling van levensbedreigende of gezondheidsondermijnende klinische aandoeningen", want dat zou het onderzoek naar andere ziektes zoals bepaalde vormen van kanker, multiple sclerosis en Alzheimer belemmeren. Ze wijzen erop dat Europese en internationale toelatingsrichtlijnen voor sommige geneesmiddelen tests op primaten vereisen, vóór ze worden goedgekeurd en zeggen dat proeven met deze dieren in het hele medisch onderzoek toegestaan moeten blijven.
Haalbaarheidsstudies vóór vangst van wilde dieren wordt beëindigd
Het Europees Parlement steunt het voornemen om een eind te maken aan het vangen van dieren in het wild, en in plaats daarvan gebruik te maken van tweede generatie dieren die in laboratoria worden geboren. Wel wil het dat de Commissie eerst een haalbaarheidsstudie uitvoert om na te gaan of het aanbod gefokte dieren wel voldoende is voor de onderzoeksdoeleinden van de EU. Intussen trekt het de overgangsperiode van de door de Commissie voorgestelde zeven jaar op naar 10 jaar.
Classificatie van de ernst van de proeven
Europarlementariërs hebben, afhankelijk van de pijn die proeven veroorzaken, drie categorieën vastgelegd: "geen pijn of een lichte pijn", "matig" en "ernstig". Om een herhaling van het lijden te voorkomen, had de Commissie voorgesteld dat een zelfde dier alleen opnieuw gebruikt mocht worden als de proef in de categorie "geen pijn of een lichte pijn" viel. Europarlementariërs vrezen dat daardoor echter nog meer dieren worden gebruikt, wat niet de bedoeling van de wetgeving is. Ze stellen voor dat dieren opnieuw gebruikt kunnen worden als de test "matige" pijn veroorzaakt.
Meer moeite om alternatieve methoden te ontwikkelen
Het mandaat van het Europees Centrum voor de Validatie van Alternatieve Methoden moet worden uitgebreid "zodat het ook de coördinatie en bevordering omvat van de ontwikkeling en toepassing van alternatieven voor dierproeven", zeggen Europarlementariërs. De Commissie en de lidstaten moeten een financiële bijdrage leveren aan de ontwikkeling van zulke alternatieve benaderingen.
Het verslag dat Europarlementariërs hebben aangenomen benadrukt dat lidstaten strengere nationale maatregelen mogen aannemen of toepassen ter bevordering van het welzijn en de bescherming van dieren gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden.
Volgende stappen
Na de verkiezingen in juni zal het nieuwe Parlement de onderhandelingen met vertegenwoordigers van de Raad voeren en het werk rond deze richtlijn voortzetten.
Procedure: Medebeslissing, eerste lezing / Debat: 4 mei 2009 / Stemming: 5 mei 2009 / Verslag aangenomen met wijzigingen (540-66-34)