Uitspraken Cypriotisch gerechtshof over grond in Turkse deel Cyprus wel geldig

Met dank overgenomen van Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) i, gepubliceerd op dinsdag 28 april 2009.

Pers en Voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ nr. 39/09

28 april 2009

Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-420/07

Meletis Apostolides / David Charles Orams & Linda Elizabeth Orams

EEN BESLISSING VAN EEN GERECHT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS MOET WORDEN ERKEND EN TEN UITVOER GELEGD DOOR DE ANDERE LIDSTATEN, ZELFS WANNEER DEZE BETREKKING HEEFT OP EEN IN HET NOORDELIJKE DEEL VAN HET EILAND GELEGEN STUK GROND

De opschorting van de invoering van het acquis communautaire in de zones waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent, en het feit dat de beslissing in de praktijk niet ten uitvoer kan worden gelegd daar waar het stuk grond zich bevindt, staan niet in de weg aan de erkenning of de tenuitvoerlegging van deze beslissing in een andere lidstaat.

Na de invasie van het Turkse leger in 1974 is Cyprus in twee zones verdeeld. De Republiek Cyprus, die in 2004 tot de Unie is toegetreden, oefent in feite enkel gezag uit over het zuidelijke deel van het eiland, terwijl in het noordelijke deel de Turkse Republiek Noord-Cyprus is opgericht die door de internationale gemeenschap, met uitzondering van Turkije, niet is erkend. In die omstandigheden is de toepassing van het gemeenschapsrecht in het noordelijke deel van de Republiek Cyprus bij een aan de Toetredingsakte gehecht protocol opgeschort.

Apostolides, van Cypriotische nationaliteit, heeft voor de Engelse Court of Appeal een geding aangebracht tegen het Britse echtpaar Orams, dat strekt tot de erkenning en de tenuitvoerlegging van twee beslissingen van het gerecht van Nicosia. Dit in het zuidelijke deel van Cyprus zetelende gerecht heeft de echtelieden Orams veroordeeld om een stuk grond in het noordelijke deel van het eiland te ontruimen en verschillende schadevergoedingen te betalen. De echtelieden Orams hadden dit stuk grond van een derde gekocht om daarop een vakantiehuis te bouwen. Volgens de bevindingen van het Cypriotische gerecht is Apostolides, wiens familie tijdens de verdeling van het eiland uit het noorden daarvan is verdreven, de rechtmatige eigenaar van het stuk grond. De eerste bij verstek gewezen beslissing is bevestigd bij een andere beslissing, waarbij op een hoger beroep van de echtelieden Orams werd beslist.

De nationale rechter heeft het Hof van Justitie verschillende vragen gesteld over de uitlegging en de toepassing van de Brussel I-verordening. 1 Hij vraagt met name of de opschorting van het gemeenschapsrecht in het noordelijke deel van Cyprus en het feit dat het betrokken stuk grond zich in een gebied bevindt waarover de regering van Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent, gevolgen hebben voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van de beslissing, met name wat betreft de bevoegdheid van het oorspronkelijke gerecht, de openbare orde van de aangezochte lidstaat en de uitvoerbaarheid van de beslissing. Voorts vraagt hij of de erkenning dan wel de tenuitvoerlegging van een bij verstek gewezen beslissing kan worden geweigerd omdat het stuk dat het geding inleidt de verweerder niet zo tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, is betekend of meegedeeld, wanneer laatstgenoemde een rechtsmiddel tegen die beslissing heeft kunnen aanwenden.

Om te beginnen stelt het Hof vast dat de in de toetredingsakte van Cyprus bedoelde opschorting beperkt is tot de toepassing van het gemeenschapsrecht in het noordelijke deel. De betrokken beslissingen, om de erkenning waarvan Apostolides heeft verzocht, zijn echter gewezen door een gerecht dat zetelt in het door de regering gecontroleerde gebied. De omstandigheid dat die beslissingen betrekking hebben op een in het noordelijke deel gelegen stuk grond, verzet zich niet tegen die uitlegging, voor zover deze enerzijds de verplichting tot toepassing van de verordening in het door de regering gecontroleerde gebied niet teniet doet, en anderzijds ook niet betekent dat die verordening uit dien hoofde in dat noordelijke deel wordt toegepast. Het Hof stelt dus vast dat de opschorting van het gemeenschapsrecht in het noordelijke deel, als bedoeld in het protocol bij de toetredingsakte, niet in de weg staat aan de toepassing van de Brussel I-verordening op een beslissing van een in het door de regering gecontroleerde gebied zetelend Cypriotisch gerecht, die echter betrekking heeft op een in dat noordelijke deel gelegen stuk grond.

Vervolgens stelt het Hof enerzijds vast dat het betrokken hoofdgeding valt binnen de werkingssfeer van de Brussel I-verordening, en anderzijds dat het feit dat het betrokken stuk grond gelegen is in een gebied waarover de regering geen feitelijk gezag uitoefent, zodat de betrokken beslissingen in de praktijk niet ten uitvoer kunnen worden gelegd daar waar het stuk grond zich bevindt, niet in de weg staat aan de erkenning en de tenuitvoerlegging van voornoemde beslissingen in een andere lidstaat.

In dit verband staat vast dat het stuk grond is gelegen op het grondgebied van de Republiek Cyprus, zodat het Cypriotische gerecht tot afdoening van de zaak bevoegd was, aangezien de betrokken bepaling van de Brussel I-verordening betrekking heeft op de internationale rechterlijke bevoegdheid van de lidstaten en niet op hun nationale rechterlijke bevoegdheid.

Het Hof herinnert er met betrekking tot de openbare orde van de aangezochte lidstaat ook aan dat een rechter van een lidstaat een beslissing uit een andere lidstaat niet mag weigeren te erkennen enkel op grond dat zijns inziens het nationale recht of het gemeenschapsrecht in die beslissing onjuist is toegepast, aangezien anders het doel van de Brussel I-verordening wordt doorkruist. De nationale rechter kan de erkenning enkel weigeren wanneer de onjuiste rechtsopvatting inhoudt dat de erkenning of de tenuitvoerlegging van de beslissing wordt aangemerkt als een kennelijke schending van een fundamentele rechtsregel in de nationale rechtsorde van de betrokken lidstaat. In het hoofdgeding heeft de Court of Appeal geen fundamenteel beginsel van de rechtsorde van het Verenigd Koninkrijk genoemd waaraan de erkenning of de tenuitvoerlegging van de betrokken beslissingen afbreuk zou kunnen doen.

Bovendien stelt het Hof met betrekking tot de uitvoerbaarheid van de betrokken beslissingen vast dat de omstandigheid dat Apostolides bij de tenuitvoerlegging daarvan moeilijkheden kan ondervinden, deze beslissingen hun uitvoerbaarheid niet ontneemt. Die situatie belet derhalve de gerechten van een andere lidstaat niet, deze beslissingen uitvoerbaar te verklaren.

Ten slotte stelt het Hof vast dat de erkenning of de tenuitvoerlegging van een bij verstek gewezen beslissing niet kan worden geweigerd wanneer de verweerder een rechtsmiddel heeft kunnen aanwenden tegen de bij verstek gewezen beslissing en daardoor heeft kunnen geldend maken dat het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk hem niet zo tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, was betekend of meegedeeld. In het hoofdgeding staat vast dat de echtelieden Orams een dergelijk rechtsmiddel hebben aangewend. Bijgevolg kunnen de erkenning en de tenuitvoerlegging van de beslissingen van het Cypriotische gerecht in het Verenigd Koninkrijk niet om die reden worden geweigerd.

1 Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.

Beschikbare talen: CS DE EN EL ES FR HU IT NL RO PT SK

De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de internetpagina van het Hof

http://curia.europa.eu/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=NL&Submit=rechercher&numaff=C-420/07

vanaf ongeveer 12.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der Jeught. Tel: +352 4303 2170 Fax: +352 4303 2988 Beelden van de uitspraak van het arrest zijn beschikbaar op „Europe by Satellite”, Europese Commissie, Directoraat-generaal Pers en Voorlichting, L-2920 Luxemburg Tel: 00 352 4301 35177 Fax: 00 352 4301 35249, of B-1049 Brussel, Tel: 00 32 2 2964106 Fax: 00 32 2 2965956