Artikel 88: Eed
Op den tweeden Dingsdag der Maand Junij, neemt het nieuw-gekozen Lid zitting, en legt, in handen van den tijdelijken Voorzitter, de navolgende belofte af:
"Ik verbind mij plegtig, mijnen post, als Lid van het Uitvoerend Bewind, met all' mijn vermogen, overeenkomstig de Staatsregeling, getrouw en ijverig te zullen waarnemen, voor de veiligheid, de welvaart en het geluk des Bataafschen Volks te waaken, met alle magt tegen te gaan de pogingen tot herstel van een Stadhouderiijk of Bondgenootschaplijk Bestuur, onder welke benaming of form ook, en tot dat einde stiptlijk te zullen volgen alles , wat mij in mijne voornoemde betrekking bij de Staatsregeling is voorgeschreven, en door de Wet zal worden gelast."
"Dit beloof Ik, op mijne Burgertrouw."
Aan de beide Kamers van het Vertegenwoordigend Lichaam word een afschrift van deze belofte, door hem eigenhandig geschreven en geteekend, ingezonden.