Artikel 27: Jagt-, Vogel- en Vis-regt op eigen of gebruikte grond

26
Artikel 27
28

Alle Burgers hebben, ten alle tijde, het regt, om, met uitsluiting van anderen, op hunnen eigen, of gebruikten, grond te Jagen, te Vogelen en te Visschen.

Het Vertegenwoordigend Lichaam maakt, binnen zes Maanden na Deszelfs eerste zitting, bij Reglement, de nodige bepaalingen, om, ten dezen opzigte, de openbaare veiligheid en eigendommen der Ingezetenen te verzekeren, en zorgt, dat noch de Visscherijen bedorven, noch de Landgebruiker, bij eenige Wet of Beding, belet worde, allen Wild op zijnen gebruikten grond te vangen, noch ook, dat een ander daarop zal mogen Jagen of Visschen zonder zijne bewilliging.