Contouren van een derde Gouden Eeuw

Met dank overgenomen van ScienceGuide, gepubliceerd op dinsdag 9 december 2008.

Dit essay is ook verschenen in: 'Ambitie onder de kaasstolp, tweegesprekken over de toekomst van Nederland' van Sijmen van Wijk & Sanne de Roever

Bij zijn afscheid schetst NWO-voorzitter Peter Nijkamp zijn "persoonlijke Dutch dream. Deze droom vindt zijn wortels grotendeels in de realiteit, want als bestuursvoorzitter van de grootste financier van competitief wetenschappelijk onderzoek in de publieke sector in ons land ben ik geïmponeerd door het innovatief vermogen, de slagkracht en prestaties van de Nederlandse kenniswereld.

Bevoeren de Nederlanders in vroeger tijden de wereldzeeën, thans doorklieven ze de digitale wetenschapszeeën. Alle krachten zullen gemobiliseerd moeten worden om de zeer begeerde plaats op het erepodium van de kennis te bereiken. Dat kost zeker geld, veel geld. Dat wordt breed erkend, getuige ook de massale steun die vele wetenschappelijke en maatschappelijke organisaties hebben uitgesproken voor de KIA."

De Gouden Eeuw was voor ons land in meer dan één opzicht bijzonder. Nieuwe, soms onvoorstelbare welvaart, innovatieve handelsgeest, succesvolle globalisering op basis van internationale expedities en wetenschappelijke vooruitgang bevestigden de welhaast onaantastbare mondiale positie van de Verenigde Provinciën. Het economisch succes van de Republiek werd door Richelieu zelfs omschreven als ‘het Hollandse wonder’, gevoed door nijverheid, handelsgeest en saamhorigheid op een klein stukje grond bij de zee.

Christophe de Voogd geeft in zijn Geschiedenis van Nederland een fraaie beschrijving van de materiële welstand in de toenmalige Republiek. Inventarissen na sterfgevallen onthulden een ongekende weelde, niet alleen in de rijke patriciërshuizen maar zelfs in de eenvoudige woningen. Ons land kende tevens een betere voeding en hygiëne dan omringende landen en een grote zin voor wetenschappelijk kunnen en toepassen. Natuurlijk: sommige geschiedschrijvers overdreven de toenmalige luxe in ons land wel eens. Bijvoorbeeld waar geponeerd werd dat de woningen in de Nederlanden meer leken op Koninklijke paleizen en dat men in een gehucht als Leiderdorp meer paleizen dan boerenhutten zou zien. Desalniettemin was de zeventiende eeuw voor ons land een periode met een gouden randje.

Overigens is het begrip ‘de Gouden Eeuw’ geen specifiek Nederlandse uitvinding. De Romeinse dichter Ovidius voert het begrip al ten tonele in het eerste deel van zijn Metamorphosen, waar hij de wereldgeschiedenis laat beginnen met een Gouden Eeuw, een periode van voortdurende lente. Na de strijd tussen Saturnus en Jupiter en de machtsovername door Jupiter komt de Gouden Eeuw ten einde en moet de aanhoudende lente het veld ruimen voor de komst der seizoenen met hun op- en neergang der tijden. De toekomst is dan een tijd van voortdurende dynamiek.

De Vier Jaargetijden van Vivaldi grijpt in feite terug op deze metafoor. De betekenis van deze metafoor voor een beter begrip van de geschiedenis is verstrekkend. Er is geen garantie dat het altijd lente zal zijn, maar er is evenmin een garantie dat de lente niet terug zal komen. In de economische wetenschap wordt dit verschijnsel wel aangeduid als de golfbeweging, variërend van korte termijn conjunctuurfluctuaties tot lange termijn structuurgolven (de zogenaamde. Kondratieff cycli), die onder meer samenhangen met technologische of institutionele doorbraken. De grote uitdaging ligt erin niet passief op de golven mee te deinen, maar juist proactief de loop ervan te beïnvloeden.

Succesfactoren

Op 9 januari 1632 hield Caspar Barlaeus een lezing bij de opening van het Athenaeum Illustre in Amsterdam, getiteld ‘Mercator Sapiens’ (de verstandige koopman). De inhoud van deze toespraak is nog steeds actueel, want daarin wordt uiteengezet dat het streven naar economisch gewin (ondernemerschap) samen dient te gaan met inzicht en verstand (kennis). Kennis en ondernemerschap vormen de bron voor vooruitgang. Een les die in het huidige innovatiedebat niets aan kracht heeft ingeboet. Een fraai voorbeeld is te vinden in de ontwikkeling van de cartografie, een wetenschap waarin Nederland in de Gouden Eeuw een rol van betekenis speelde. Zonder geavanceerde geografische kaartkennis zou een betrouwbaar logistiek systeem voor een zeevaartnatie onmogelijk ontwikkeld kunnen worden. Maar als Nederland geen handelsnatie was geweest, zou de cartografie nooit tot grote bloei zijn gekomen. ‘Market pull’ en ‘technology push’ lagen hier in elkaars verlengde, en schiepen op basis van concurrentie en samenspel de nodige spanning en groeipotentie.

De Nederlandse Gouden Eeuw was een historische periode van fundamentele doorbraken, waarbij op diverse terreinen technologische en wetenschappelijke innovaties - in combinatie met zin voor ondernemerschap en handel - de basis legden voor welvaart en groei. Deze periode was niet zozeer uniek vanwege de materiële overvloed, maar vooral door het feit dat een klein land als Nederland erin geslaagd was een van de meest toonaangevende en rijkste handelsnaties ter wereld te worden. De belangrijkste verklaringsgronden zijn:

  Een ondernemende en innovatieve koopmans- en handelsgeest met een uitgekiend en professioneel risicomanagement en een geavanceerd internationaal bancair systeem, waarmee ons land wereldwijd de toon zette voor de eerste globaliseringsgolf.

  Een hoge mate van internationale oriëntatie, gestuurd door een slimme logistiek, efficiënte organisatie en ondersteunende politiekinstitutionele afspraken en contracten wereldwijd, op basis van sterke punten in de Nederlandse commercie.

  Een krachtige bevordering van wetenschap en kunsten die het Nederlandse economische belang ondersteunden en onderstreepten als cartografie en sterrenkunde.

Welvaart en wetenschap bevorderden elkaar in de zeventiende eeuw via onderlinge kruisbestuiving. Na illustere voorgangers als Simon Stevin kwam een nieuwe generatie op. Anthonie van Leeuwenhoek, Jan Swammerdam en Christiaan Huygens symboliseerden de hoge staat van dienst van de Nederlandse wetenschapsbeoefening, gevolgd door andere groten als Herman Boerhaave. Met grote inzet en zelfopoffering en op basis van de vele uitdagingen die de Gouden Eeuw bood, werkten ze onverdroten aan ingenieuze vindingen die de technologische en wetenschappelijke basis vormden voor de wereldwijd gerespecteerde positie van de Nederlanden in de Gouden Eeuw.

Elke discussie over een zogenaamde tegenstelling tussen fundamenteel en toegepast onderzoek alsmede over een vermeende tegenstelling tussen alfa/gamma- en bèta- onderzoek - zoals die soms op onterechte gronden in ons land nog wordt gevoerd - was hen vreemd. Zonder fundamenteel en origineel denken kan men geen passende oplossingen voor complexe vragen van samenleving en techniek verzinnen. Maar zonder maatschappelijke inspiratie kan men niet de goede fundamentele vragen stellen. Het baanbrekende werk van de Nederlandse Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen in de vorige eeuw vormt een hartverwarmende illustratie van deze visie: de nood in de Derde Wereld vroeg om een oorspronkelijke en fundamentele economische analyse. De eerste Nederlandse Gouden Eeuw was gebaseerd op zo’n kruisbestuiving van wetenschap en economie/techniek.

De 21e eeuw een derde Gouden Eeuw?

In een mondiaal onderzoeks- en innovatieklimaat wordt de concurrentie steeds sterker. Nederland heeft als kleine speler ingezet op een hoge Lissabon-ambitie. We willen tot de kopgroep in Europa behoren. Dat streven acht ik een gezonde uitgangspositie, maar vergt ook politieke moed en financiële offers. Wetenschappelijke vooruitgang spruit voort uit de inzet van talenten van creatieve onderzoekers (intellectware) en van ondersteunende onderzoeksfaciliteiten (hardware). Kon een onderzoeker vroeger nog met een sterrenkijker, een passer of een microscoop uit de voeten, thans heeft hij behoefte aan steeds omvangrijkere onderzoeksinfrastructuur. De trend van een solistische onderzoekstraditie naar een team- en netwerkonderzoekscultuur - in toenemende mate zelfs internationaal van aard - versterkt bovenstaande ontwikkeling. Onderzoek is teamwork met een gezamenlijk gebruik van geavanceerde apparatuur en aanvullende researchfaciliteiten. De toekomst van wetenschappelijke vooruitgang zal in toenemende mate bepaald worden door een hecht samenspel van onderzoekteams met hoogwaardige en grootschalige onderzoeksinfrastructuur bij alle disciplines.

Het Nederlandse huzarenstukje uit de zeventiende eeuw roept als vanzelf de vraag op of deze unieke periode uit de vaderlandse geschiedenis niet herhaald kan worden. Hebben we de moed - ook als klein land in een groot Europa - een duidelijke innovatie- en wetenschapsambitie te hebben en te realiseren of leggen we het hoofd in de schoot vanwege teleurstellingen en financiële perikelen? Ik zal in het vervolg van dit artikel de visie neerleggen dat Nederland de veldmaarschalkstaf in handen heeft. Ik begin daartoe met een stukje historie over de ‘tweede Gouden Eeuw’ in Nederland.

Sinds 1980 durven we in Nederland onder invloed van de geschriften van Bastiaan Willink met enige trots te spreken over een tweede Gouden Eeuw, een periode die zich uitstrekt van het einde van de negentiende eeuw tot de eerste decennia van de twintigste eeuw. Niet alleen vielen in deze periode vijf Nobelprijzen ten deel aan Nederlandse geleerden (Van ´t Hoff, Lorentz, Zeeman, Van der Waals en Kamerlingh Onnes), ook waren er veel Nederlandse wetenschappers die als een rijzende ster het internationale wetenschapstoneel verlichtten (Hugo de Vries, J.C. Kapteyn, G. Heymans, H. Kern en J. Huizinga). Ons kleine land telde in die tijd wetenschappelijk overduidelijk mee, een rol die soms wordt toegeschreven aan voorafgaande ingrijpende onderwijshervormingen, maar die onmiskenbaar ook met nieuw elan in de Nederlandse wetenschapsbeoefening en de inbedding daarvan in ons kennissysteem te maken had.

In het zeer lezenswaardige boek De Akademie en de Tweede Gouden Eeuw (2004), onder redactie van Van Berkel en anderen, wordt indringend de vraag gesteld naar de bepalende factoren bij het ontstaan van deze tweede Gouden Eeuw. Erkenning van de wetenschap, een gemeenschappelijk plichtsbesef en een bijdrage aan het welzijn van ons land vormden een belangrijke incubator voor de wetenschappelijke prestaties van de Nederlandse geleerden in een ruime tijdspanne rond de vorige eeuwwisseling. Hoe dient een routekaart voor een derde Gouden Eeuw er uit te zien?

Moed en daadkracht gevraagd

Innovaties laten zich vaak moeilijk als blauwdruk plannen. En onderzoeksresultaten van groot belang kunnen niet op bestelling worden geleverd. Eind negentiende eeuw wandelde Metchnikov op het strand bij Messina. Hij vond een zeester en prikte er uit nieuwsgierigheid een doorn in. De volgende dag zag hij onder een microscoop dat honderden celletjes deze doorn bedekten; zij probeerden de indringer te overspoelen en onschadelijk te maken. Dat was een overtuigende illustratie van het algemene feit dat organismen zich verdedigen tegen infecties. Dit algemene principe heeft de grondslag gelegd voor een nieuwe medische specialisatie, de immunologie. Het nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek van Metchnikov leverde de basis voor een medische doorbraak, waarvoor hij de Nobelprijs kreeg. Originaliteit, nieuwsgierigheid en soms toeval staan aan de wieg van innovaties.

De op- en neergang der tijden in de vorige eeuw leidde tot een flets beeld van het Nederlandse wetenschaps- en innovatiesysteem. Spannende ontwikkelingen vonden elders plaats en vele Nederlandse wetenschappers verlieten ons land. Maar aan het begin van deze eeuw kan en moet dat veranderen. Verschillende signalen zijn bemoedigend. Nederland is er juist de afgelopen tijd in geslaagd een internationaal erkende positionering van het wetenschappelijk onderzoek verricht in eigen land te verwerven. De resultaten van de European Research Council (ERC) laten zien dat Nederland de zware Europese onderzoekcompetitie heel goed aan kan en tot de koplopers in Europa behoort. Dat is veelbelovend! Het is daarom geen misplaatste hoogmoed de vraag te stellen of wij in Nederland niet aan de vooravond van een nieuwe Gouden Eeuw voor de wetenschap - en in bredere zin voor de kenniseconomie - staan.

Daarbij hoort ook de vraag: durven we wel voor goud te gaan? Ik meen in bescheidenheid, maar ook in beslistheid dat ons land ongekende kansen heeft die in klinkende munt dienen te worden vertaald. Het gaat per slot van rekening niet alleen om de toekomst van ons wetenschapsbestel, maar om de toekomst van onze samenleving. Een toekomst die met onzekerheid, maar ook met gouden kansen omgeven is. Zo´n toekomst laat zich niet extrapoleren, maar vergt moed en daadkracht. Daartoe zijn heldere, moeilijke en ambitieuze keuzes onontbeerlijk, zowel in de publieke als de private sector. Anders wordt elke routekaart een labyrinth.

Het is soms gebruikelijk de toekomst via scenario’s te verkennen. Recentelijk werd een scenariostudie uitgevoerd naar de toekomst van het hoger onderwijs en onderzoek. Bij een gouden toekomst hoort doorzettingsvermogen en durf. Als we het hoofd in de schoot leggen, komen we uit bij grijze middenscenario’s die gebaseerd zijn op business as usual, zonder creatieve keuzes te maken die getuigen van visie of moed. In deze recente studie van Jürgen Enders et al. (2005) blijkt helaas dat vele wetenschappers in Europa een zekere behoudzucht ten toon spreiden. Dat is jammer en onnodig.

Desondanks heeft Nederland door een hoge kwaliteit van het kennissysteem de mogelijkheid een grote sprong voorwaarts te maken, om op die manier nummer 1 te worden in het Europese kennis- en innovatiesysteem. Ons land heeft de reële kans voor goud te gaan. Dat wordt nog ondersteund door de uitspraak van diverse kabinetten in de afgelopen jaren dat ons land een toppositie in de Europese kennissamenleving dient te verwerven. Maar deze uitspraken vragen wel om daden.

Het gouden scenario

De verrassende kracht van grensverleggend onderzoek kan niet genoeg benadrukt worden. Onderzoek vergt doorzettingsvermogen vanuit een breed blikveld. Ongeveer honderd jaar geleden deed de Engelse biochemicus Hopkins een grote ontdekking, namelijk de veroorzaker van scheurbuik. Het was bekend dat het consumeren van citrusvruchten scheurbuik tegenging, maar Hopkins ontdekte dat scheurbuik werd veroorzaakt door een tekort aan vitamine C. Zijn speurwerk duurde meer dan tien jaar, vond plaats op het grensvlak van medische wetenschappen, biologie en chemie en was het resultaat van fundamenteel onderzoek en toegepaste research. Zulk onderzoek zouden we thans translationeel onderzoek noemen. Het vormt een fraaie illustratie van de kracht van nieuwsgierigheidgedreven onderzoek.

Als een gouden scenario binnen handbereik is, hoe ziet zo’n scenario er dan uit? Ik onderscheid drie kritische succesfactoren die het gouden scenario een hoge mate van realiteitsgehalte geven:

  Het Nederlandse wetenschapssysteem behoort qua onderzoekoutput en internationale erkenning tot de wereldtop. Het moet mogelijk zijn deze positie te vergulden, mede door de internationale openheid en wereldwijde verankering van de Nederlandse wetenschap.

  Het Nederlandse onderzoeksysteem kent een gezonde balans tussen fundamenteel en toegepast onderzoek, met een hoge kwaliteitslat. Onderzoek kan zich vruchtbaar laten inspireren door complexe maatschappelijke en industriële opgaven en uitdagingen, en aldus een beslissende bijdrage leveren aan het Nederlandse innovatiesysteem.

  Wetenschappelijk onderzoek in ons land vindt in toenemende mate plaats in een open onderzoekbestel, met veel spelers in zowel het publieke als het private domein. Met veel teamwork van de beste onderzoekers en bovenal met veel multidisciplinaire initiatieven die een grote sprong vooruit betekenen.

Nederland staat momenteel hoog op de wereldranglijst van landen met de meest publicerende onderzoekers. Het systeem van kwaliteitscontrole en competitie, in combinatie met hoogwaardige universiteiten en onderzoeksscholen heeft blijkbaar gewerkt. De basis voor een sprong vooruit is aanwezig, zeker nu bedrijfsleven en overheid in toenemende mate het belang van geavanceerd onderzoek erkennen en de resultaten daarvan in toepassing brengen.

De aanpak

Nederland vormt een goede voedingsbodem voor topvoetballers. Maar we zijn tegelijk de grootste netto exporteur van voetballers. Onze topvoetballers hebben geen Nederlandse teamspirit en trekken in groten getale de grens over. Bij internationale voetbalwedstrijden speelt Nederland vaak een beklagenswaardige rol. Deze situatie vertoont enige overeenkomst met het wetenschapsbedrijf in Nederland. Ook hier geldt dat we vele topwetenschappers in Nederland produceren, maar dat een aanzienlijk deel daarvan zijn heil elders zoekt. Nederland heeft blijkbaar goud in handen, maar is niet in staat dat in klinkende munt te vertalen. Een verschil met de voetbalsport is dat Nederland niet als enige land in Europa een exporteur van kenniswerkers is. Vrijwel elk Europees land lijdt aan dezelfde ziekte, die meestal brain drain wordt genoemd. In feite is het Europese beeld nog gecompliceerder: er is niet alleen sprake van een Trans-Atlantisch eenrichtingsverkeer, maar ook van een onevenwichtige stroom van kenniswerkers binnen Europa. De ‘Europese ziekte’ heeft zowel een intern als een extern karakter, waarbij Europa als geheel en elk individueel land alle zeilen moet bijzetten om het tij te keren. Naast een betere financiering van onderzoek zal ook een gericht en effectief brain gain- beleid met urgentie dienen te worden ingezet.

'Gaan voor goud' hoeft geen fictie te zijn, maar dan moet wel worden voldaan aan drie kernvoorwaarden:

  Excellente onderzoekers dienen in vrijheid en eigen verantwoordelijkheid maximale ruimte te krijgen. Er is behoefte aan vernieuwing en daarom is talentbeleid belangrijk. Universiteiten, maar ook researchafdelingen van bedrijven vervullen daarbij een sleutelrol.

  De formulering van wetenschappelijke vragen dient waar mogelijk haar oorsprong te vinden in complexe en strategische opgaven van onze kennissamenleving. Er is behoefte aan een synergie tussen wetenschappelijke en maatschappelijke innovatie.

  Het moderne kennissysteem vergt een bundeling van krachten, waarbij focus en massa - gegeven de internationale stand van zaken met betrekking tot de wetenschap en de aard van het desbetreffende onderzoeksdomein - tot erkende internationale posities van Nederlandse onderzoekinitiatieven en -groepen moet leiden, op basis van krachtige universiteiten en dito onderzoekinstellingen.

Gouden medailles vergen veel inspanning en doorzettingsvermogen. In de moderne economische groeitheorie is overtuigend aangetoond dat groei niet als manna uit de hemel valt, maar door doelbewuste investeringen aangestuurd dient te worden. Dat geldt ook voor het wetenschaps- en innovatiesysteem in ons land. De weg naar een nieuwe Gouden Eeuw is niet alleen geplaveid met goede voornemens, maar ook met concrete acties en daarbij behorende financiële middelen. In het recente strategieplan van NWO wordt daarover nadrukkelijk een uitspraak gedaan. Noodzakelijke investeringen in kennis en onderzoek zullen zich met name moeten richten op:

  Talentbeleid, inclusief een goed carrièrebeleid voor veelbelovende onderzoekers.

  Vrije competitie voor origineel onderzoek van baanbrekende aard.

  Thematische onderzoeksprogramma’s met een grensoverschrijdend karakter.

  Geavanceerde grootschalige researchinfrastructuur van internationale snit.

  Gerichte en strategische brain gain-programma´s om talent (terug) te kopen uit het buitenland.

  Nationale researchinitiatieven van grote omvang voor groepen met een onbetwiste wereldpositie om daarmee de absolute top vast te houden.

Het genoemde strategisch plan van NWO heeft een prijskaartje van zo’n 433 miljoen euro extra op jaarbasis. Dat is geen gering bedrag, maar goud kost geld! Ter geruststelling: dit bedrag vormt niet eens een promille van ons nationaal inkomen. Weet u hoeveel in Nederland op jaarbasis gespendeerd wordt aan reclame? Ruim 6 miljard euro. Als een deel daarvan aan R&D besteed zou worden, zou de Nederlandse economie er heel anders uitzien.

Investeringen met hoog rendement

Wie de jeugd heeft, heeft niet alleen de toekomst maar ook de bron van vernieuwing. Generaties komen en gaan; het eerste is heel goed, maar het tweede zo mogelijk nog beter. Want een nieuwe lente betekent een nieuw geluid, en dat nieuwe geluid is pas te horen als het geluid van de winter verstomd is. Investeren in jong talent is verstandig en noodzakelijk en een goed opleidingssysteem is een broodnodige voorwaarde voor vooruitgang en vernieuwing. Een goed onderzoekssysteem is van eminent belang voor de toekomst van een land, want onderzoek betekent een rusteloos zoeken naar antwoorden op moeilijke vragen. Het is een verkenning in een terra incognita in de hoop dat voorbij de bekende horizon iets onbekends, iets spannends gevonden zal worden. Onderzoek en innovatie hebben veel met elkaar te maken. Want innovatie vindt z´n oorsprong in origineel denken, met bereidheid risico´s te nemen. De onderzoeker en de innovator hebben dezelfde genetische structuur en gaan vaak door dezelfde fasen van hoop en wanhoop. Daarvoor is jeugdige fierheid nodig.

De weg naar goud vergt vele publieke en private middelen. De indringende discussies die hierover de afgelopen jaren in het Innovatieplatform zijn gevoerd, getuigen van ambitie en realiteitszin, zoals ook blijkt uit de Kennisinvesteringsagenda (KIA). Het besef is er dat Nederland het aan zijn stand verplicht is de zogenaamde kennisinvesteringsquote significant te vergroten. Alle krachten zullen gemobiliseerd moeten worden om de zeer begeerde plaats op het erepodium van de kennis te bereiken. Dat kost zeker geld, veel geld.

Dat wordt breed erkend, getuige ook de massale steun die vele wetenschappelijke en maatschappelijke organisaties hebben uitgesproken voor de KIA, waarin een jaarlijks bedrag van vele miljarden wordt bepleit voor nieuwe investeringen in kennis. Grensverleggende kennisontwikkeling is van onschatbare waarde voor bedrijfsleven en overheid. Er is veel behoefte aan uitmuntende en analytisch scherp getrainde jonge onderzoekers, met een vermogen tot diepte- en breedteanalyse. Dat vergt van alle partijen een grote inzet.

Overheden zijn helaas niet altijd de meest scheutige subsidiegevers voor onderzoek. Dat is op zich niets nieuws, getuige het volgende citaat: ‘De wanverhouding der bezuinigingscijfers wekt helaas de vrees dat de Regering zich niet genoegzaam bewust is in welke mate en op welke wijze de gehele structuur der moderne maatschappij de beoefening der wetenschap tot basis heeft.’ Dit was geen brief aan het kabinet-Balkenende, maar een brief van de voorzitter van de KNAW, Johan Huizinga, verzonden in 1932 aan de toenmalige regering.

Wetenschapsbeleid is blijkbaar een niet-aflatende strijd, ook om geld. Na jarenlang bezuinigen op en negeren van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in Nederland moet het roer radicaal om. Nederland kan niet voor een dubbeltje op de eerste rij zitten. En elke euro gespendeerd aan hoogwaardig onderwijs en onderzoek verdient zich dubbel en dwars terug. Wetenschap speelt bovendien zich af op een internationale markt, met veel concurrentie van andere landen. Diverse landen in Europa zijn bezig met een inhaalslag. In december 2005 zijn in de VS plannen aangenomen om het budget van de National Science Foundation (NSF) in de komende vijf jaar te verdubbelen. Daarom mag Nederland - en Europa - niet achterblijven. Op een persconferentie zei de Amerikaanse senator Joseph Lieberman over de extra investeringen in wetenschappelijk onderzoek het volgende: ‘Whenever I meet with industry, they tell me that supporting university-based research is the single most important thing that we could do to bolster U.S. competitiveness.’.

Partnerships van kennis en samenleving

‘If we are to maintain the leadership in science that is essential to national strength, we must vigorously press ahead in research. There is one simple axiom on which this thought is based: the secrets of nature are not our monopoly. Any nation that is willing and able to make the effort can learn the secrets that we have learned. Such a nation may, indeed, discover new facts of nature we have not yet discovered. Pure research is arduous, demanding, and difficult. It requires unusual intellectual powers. It requires extensive and specialized training. It requires intense concentration, possible only when all the faculties of the scientist are brought to bear on a problem, with no disturbances or distractions. Now and in the years ahead, we need, more than anything else, the honest and uncompromising common sense of science. Science means a method of thought. That method is characterized by open-mindedness, honesty, perseverance, and, above all, by an unflinching passion for knowledge and truth. When more of the peoples of the world have learned the ways of thought of the scientist, we shall have better reason to expect lasting peace and a fuller life for all.’ (uit de lezing van president Harry Truman ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de American Association for the Advancement of Science in 1948)

Nederland en Europa hebben nog een lange weg te gaan. Jarenlang beknibbelen op onderzoek valt niet een-twee-drie weg te poetsen. Of zoals Chris Patten, chancellor van de universiteiten van Oxford en Newcastle, het onlangs uitdrukte in het blad Nature: ‘Europe pays the price for spending less.’ De les voor het kennisbeleid is eenvoudig: alle naties zijn het aan hun stand verplicht kennis met prioriteit te behandelen.

Wat kunnen we nu leren van landen met een hoge kennisinvesteringsquote en een hoge R&D-inzet, zoals Finland, Zweden, Zwitserland, Korea, Japan en Singapore? En hoe kan Nederland zicht op goud krijgen? Nederland dient versneld, structureel en goed georganiseerd te investeren in hoogwaardige kennis, in talent en in voorzieningen. Het goede nieuws is dat Nederland sinds enige tijd harder is gaan rennen. Maar andere landen doen dat ook en daardoor blijven we relatief op dezelfde plaats. Wil ons land beslissend verder komen in de richting van de top, dan zullen we twee keer zo hard moeten lopen.

Drie zaken zijn daarbij van belang. Er is behoefte aan een hoge, onomstreden kwaliteit van onderzoek. Goed onderzoek dient bovendien, waar mogelijk, in te spelen op urgente en strategische maatschappelijke vragen. En over goed onderzoek dient professioneel gecommuniceerd te worden. Deze factoren bepalen de betalingsbereidheid van de burger en de samenleving voor onderzoek. Hoogwaardige research betekent een zichtbare en herkenbare bijdrage aan welvaart en welzijn, zeker in een internationaal concurrerende omgeving. De VS investeert niet uit luxe of l´art pour l´art in de wetenschap, de VS beseft heel goed dat Europa een reële kans heeft het eldorado voor de wetenschap te worden en de VS voorbij te streven. De economische uitdagingen van landen als China en India leiden daarbij in de VS tot extra alertheid en inspanningen op het terrein van kennis.

Nederland heeft een gouden kans een nieuwe Gouden Eeuw te realiseren, want ons land vormt - net als Schiphol - een hub in het internationale kennissysteem. Bovendien is er een groeiend besef dat hoge kenniskwaliteit en innovatie bij elkaar horen. Voor het bereiken van een toppositie is een gezamenlijke inzet van alle betrokkenen nodig: van universiteiten en kennisinstellingen, van laboratoria en onderzoekinstituten, van alle wetenschapsorganisaties, van de private sector, van werkgevers- en werknemersorganisaties en last but not least van overheden. Het erepodium wordt alleen met een gezamenlijke inspanning bereikt.

Zoals decennia geleden het Nederlandse economisch-institutionele model van een coöperatie veel baten heeft opgeleverd, is het nu tijd te werken aan een open en gemeenschappelijk initiatief voor de wetenschap waarin shared partnership voorop staat. De Nederlandse kernspelers op kennisterrein zoals NWO, KNAW, VSNU, TNO, VNO-NCW, NATI.nl, Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, MKB-Nederland, HBO-Raad en vakbeweging hebben met de ondertekening van de KIA het startschot gelost voor ‘gaan voor goud’. De tijd is inderdaad rijp voor een wetenschapspact dat de krachten moet bundelen voor het bereiken van een nieuwe Gouden Eeuw, waarin de beste kennis wordt gegenereerd ten behoeve van de samenleving, zonder daarbij uitsluitend af te gaan op kortetermijndoelen.

Het is interessant hier te verwijzen naar een uitspraak van Nobelprijswinnaar Lederman (1988), die zich samen met zijn collega Carrigan afvroeg wat - na jarenlang theoretisch onderzoek op het terrein van de kwantumtheorie van het atoom - de maatschappelijke betekenis is geweest van dit onderzoek. ‘If all solid-state quantum devices were to cease functioning, the instantaneous GNP would fall to zero. All communications would cease. TV and radio sets would go off….Airplanes wouldn´t fly, computers would be off….Production lines couldn´t be controlled….Almost nothing would work.’ En als dit citaat nog niet overtuigend genoeg is, doen we er goed aan ons oor te luister te leggen bij een van de grootste economen aller tijden, John Maynard Keynes. Hij zei in de inleiding van zijn grote opus The General Theory het volgende: ‘It is a vulgar fallacy to suppose that scientific inquiry cannot be fundamental if it threatens to become useful, or if it arises in response to problems posed by the everyday world. The real world, in fact, is perhaps the most fertile of all sources of good research questions calling for basic scientific inquiry.’

Spelregels voor samenwerking

In Nederland hebben we nog te veel last van allerlei onnodige hindernissen. De vergelijking valt te trekken met de Bruynzeelkasten. Die losse kasten werden vanwege geldende bouwvoorschriften vroeger massaal in nieuwbouwhuizen geplaatst en vervolgens door de bewoners in groten getale weer verwijderd, omdat ze niet handig en niet naar hun smaak waren. De meeste eindigden op de schroothoop. Dit voorbeeld illustreert dat veel voorschriften en regels hun doel voorbijschieten. Het zijn er in ons land helaas iets te veel en dat vormt een rem op creativiteit.

Onderzoek staat niet los van samenleving of industrie, maar vindt haar oorsprong juist vaak in door nieuwsgierigheid gedreven vragen of uitdagingen die samenleving of industrie aan ons voorleggen. Daarom kan excellent onderzoek niet goed gedijen in een permanent isolement in ivoren torens. Analoog aan het open innovatiemodel is er alle reden een pleidooi te voeren voor een interactief wetenschapmodel, waarin een permanente dialoog tussen vraag en aanbod van onderzoek centraal staat en waarbij overheden een belangrijke faciliterende rol spelen. Dat sluit aan bij het Triple Helix concept, een interactief samenspel van wetenschap, industrie en overheid, dat in diverse landen met succes beproefd wordt.

De spelers in een Triple Helix maken zich wel eens zorgen over hun rol en onafhankelijkheid in het wetenschapssysteem. Daarom is het wellicht zinvol een aantal simpele spelregels te formuleren die uitgaan van interactief partnership met onderscheiden competenties:

  Als wetenschappelijk onderzoek met publieke middelen wordt betaald, spreekt het voor zich dat over de besteding op transparante wijze verantwoording wordt afgelegd.

  Het is volstrekt normaal dat wetenschappers aangeven wat het maatschappelijk belang is van hun onderzoek.

  Er is niets verkeerd aan een onderzoeksysteem dat mede wordt afgerekend op de vraag in hoeverre een bijdrage wordt geleverd aan de oplossing van belangrijke maatschappelijke vraagstukken c.q. op de vraag in hoeverre het onderzoek zich laat inspireren door belangwekkende maatschappelijke issues.

  Het beste onderzoek wordt geleverd door creatieve geesten die grensverleggend onderzoek op enige afstand van de waan van de dag kunnen uitvoeren. Een kwaliteitstoets op hoogstaand onderzoek moet derhalve op armlengte plaatsvinden van financierende overheden.

  Noch de politiek noch de samenleving moeten zich proactief en gedetailleerd bemoeien met de inhoudelijke vulling van de onderzoekagenda. Uiteraard mag wel verwacht worden dat de best denkbare kwaliteit van onderzoek wordt geleverd.

  Een interactief onderzoeksysteem vergt het besef van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid vanuit onderscheiden rollen en competenties van overheden, onderzoeksfinanciers, wetenschappers en samenleving.

  De waarde en de betekenis van wetenschappelijk onderzoek dienen mede getoetst te worden aan de vraag in hoeverre een onderzoeksinvestering een significante bijdrage levert aan het bereiken van een Europese toppositie door Nederland.

Gevoel voor wetenschap

Met veel vlagvertoon en fraaie toespraken werd op 1 november 2006 de Kennisinvesteringsagenda 2006-2016 (KIA) ten doop gehouden. Dit prachtige document bevatte een overvloed aan realistische en zinnige beleidsinitiatieven om Nederland tot land van talenten te maken. Op diverse fronten moest ernst gemaakt worden met de realisatie van een ambitieuze agenda op basis van een meerjarige aanpak op alle fronten: onderwijs, onderzoek, innovatie en ondernemerschap. De uitgangspunten daarbij zouden zijn: ruimte voor talent, belonen van prestaties, stimuleren van samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs en onderzoek, vraagsturing en autonomie. Er werd een pleidooi gehouden om jaarlijks 2 à 3 miljard euro als extra impuls in de kennissamenleving te stoppen. Een tussentijdse evaluatie heeft als belangrijke vinding opgeleverd dat het Nederlandse kennis- en innovatiesysteem zich voortbeweegt met de snelheid van een vertraagde stoptrein. Nog steeds wordt te weinig beseft wat het sociaaleconomisch belang is van investeringen in kennis. Niet alleen in talent, maar ook in researchinfrastructuur en goed georganiseerde researchinitiatieven.

Ter illustratie: OECD-studies komen tot de conclusie dat een 10 procent langere scholingsduur op langere termijn een extra bijdrage levert aan het Bruto Nationaal Product (BNP) per hoofd van ongeveer 4,7 procent. Eveneens komt de OECD tot de conclusie dat een verhoging van de R&D-intensiteit van bedrijven met 0,1 procent van het BNP op den duur tot een extra groei van 1,2 procent van het BNP per hoofd zal leiden, mede als gevolg van technologische innovatie en meer efficiënte organisatievormen. En uit eigen onderzoek op basis van een vergelijkende analyse van 123 empirische modelstudies uit vele landen kwam overduidelijk naar voren dat investeringen in onderwijs en onderzoek vrijwel overal ter wereld een positieve invloed hebben op economische groei. Genoemde bevindingen over de noodzaak van een goed geschoolde bevolking in de hele onderwijsketen staan helaas in een schril contrast met de gebrekkige investeringen in de Nederlandse kenniseconomie. In de loop der jaren en in vergelijking met andere Europese landen scoort Nederland nog steeds slecht wat betreft uitgaven aan onderwijs en R&D. Er is dus volop werk aan de winkel.

Nederland heeft een sterke Europese voorbeeldrol die door velen erkend wordt. Het realiseren van een hoge kennisambitie behoort tot de mogelijkheden. Het bereiken van een nieuwe Gouden Eeuw vergt zelfopoffering en zelfvertrouwen van onze samenleving. Bovendien moeten we de resultaten niet onder de korenmaat houden. De ‘kaasstolp’ vind ik een beangstigende metafoor. Weet u waar de VS goed in is? Niet alleen in hoogwaardig en toegepast onderzoek op basis van kwaliteitsselectie in competitie, maar ook in het communiceren van de resultaten en het ondersteunen van jonge onderzoekers in hun eerste stappen als innovatief ondernemer. Daarin zijn wij in Nederland niet goed, in ieder geval niet goed genoeg.

Al te vaak wordt door wetenschappers de in de buitenwacht soms gestelde vraag: waar dient het allemaal voor en wie wordt er beter van? schouderophalend afgedaan. Natuurlijk: als de nationale veiligheid of de werkgelegenheid in het geding is, zijn overheden snel bereid de portemonne te trekken. Maar wie ligt er wakker van wetenschappelijk onderzoek? Wie trekt zich het lot aan van duizenden getalenteerde jonge onderzoekers? Wetenschap is een essentieel deel van onze gemeenschappelijke cultuur. Er is behoefte aan een nieuwe science literacy, als voedingsbodem voor een florerende kennissamenleving. We kunnen nog veel leren van Albert Einstein die het ook als zijn taak zag zijn vindingen over de relativiteitstheorie te populariseren. Weet u hoe hij zo’n fundamenteel probleem van de relativiteit van tijd en ruimte uitlegde? ‘Als een man een uur lang bij een mooi meisje is, lijkt het een minuut. Maar zet hem een minuut lang op een hete kachel - en het lijkt langer dan een uur. Dat is relativiteit.’ Wetenschappers hebben ook een belangrijke taak te laten zien hoe spannend en belangrijk wetenschappelijk werk is. Ook dat hoort bij een nieuwe Gouden Eeuw.

De vlucht voorwaarts

Er wordt wel eens gezegd dat cijfers de wereld regeren; wellicht! Maar ik ben er zeker van dat het de cijfers zijn die ons laten zien of er goed of slecht geregeerd wordt. (vrij naar Johann Wolfgang von Goethe).

Is bovenstaande visie te ambitieus of te optimistisch? Ik volsta hier met een verwijzing naar een uitspraak van een der meest creatieve en invloedrijke geleerden aller tijden, Leonardo Da Vinci, die ooit gezegd heeft: ‘Obstakels belemmeren me niet. Vastberadenheid overwint elk obstakel. Wie een groot doel voor ogen heeft, zal niet van gedachten veranderen.’ Er zijn FES-middelen die onze kennisinvesteringsquote flink kunnen ophogen. Er zijn kennismiddelen die ons een riant uitzicht kunnen geven op een aangenamere toekomst. Maar de besteding van de FES-middelen vergt een weloverwogen strategie en gedegen toetsing en mag niet aan ad hoc inzichten worden overgelaten.

Tot slot: Nederland heeft het Lissabon-akkoord onderschreven om Europa - en dus ook Nederland - tot de meest kennisintensieve regio van de wereld te maken. Tevens is in de Barcelona-doelstelling de intentie uitgesproken dat minimaal 3 procent van het Bruto Nationaal Product (BNP) zal worden besteed aan R&D, publiek en privaat. Zo ver is het nog lang niet. Het kabinet Balkenende heeft met de aardgasbaten enerzijds en een gedreven kenniscultuur anderzijds goud in handen. Maar dan moet ´s rijks schatkistbewaarder con amore meewerken. Een nieuwe Gouden Eeuw is geen luchtkasteel, maar een realistische optie mits er een overtuigend en solide fundament onder gelegd wordt. Dat hangt af van principiële keuzes die minder dienen te zijn ingegeven door geloof in beperkingen, maar veel meer door de erkenning van nieuwe mogelijkheden.

Peter Nijkamp

Geraadpleegde literatuur

Berkel, K. van, G.A.C. van der Lem, F.H. van Lunteren & W.W. Mijnhardt (red.), De Akademie en de Tweede Gouden Eeuw, KNAW, Amsterdam, 2004

Enders, J., J. File, J. Huisman & D. Westerheijden (red.), The European Higher Education and Research Landscape 2020, CHEPS, Enschede, 2005

Getty, H., Toppertje!, Uitgeverij BZZTöH, Den Haag, 2004

Het Wetenschapsboek , Lannoo/Spectrum, Utrecht, 2005

Keynes, J.M., The General Theory, MacMillan, London, 1936

Lederman, L. & Carrigan, A., What Fraction of the US GNP makes Use of Devices Invented as a Result of the Success of the Quantum Theory of the Atom?, Paper Fermi Lab 7th Annual Meeting, May 1987

NOWT, Wetenschaps- en Technologie-Indicatoren, 2005, Ministerie van OCW, Den Haag, 2005

NOWT, Wetenschaps- en Technologie-Indicatoren, 2008, Ministerie van OCW, Den Haag, 2008

NWO, Verwondering, Wetenschap in Nederland, Boom, Amsterdam/Den Haag, 2006

NWO, Op onderzoek, Wetenschap in Nederland, Boon, Amsterdam/Den Haag 2007

NWO, Wetenschap Gewaardeerd!, Den Haag, 2006

Voogd, Ch. de, Histoire des Pays-Bas, Hatier, Paris, 1992 (vertaald als: Geschiedenis van Nederland, Arena, Amsterdam, 1996)

Willink, B., De Tweede Gouden Eeuw: Nederland en de Nobelprijzen voor Natuurwetenschappen 1870-1940, Bert Bakker, Amsterdam, 1998

Dit essay verschijnt ook in:

'Ambitie onder de kaasstolp, tweegesprekken over de toekomst van Nederland'. Auteurs: Sijmen van Wijk, Sanne de Roever ISBN: 978- 90-79812-01-1

VOC Uitgevers http://www.voc-uitgevers.nl/shop.asp