Persvrijheid blijft kwetsbaar, ook in de EU
Auteur: Johan Huizinga
Begin deze maand luidden Sloveense journalisten de noodklok. Ze grepen de start van het Sloveense EU-voorzitterschap aan om aandacht te vragen voor hun protest. Reeds vorig najaar eisten ze een onafhankelijk onderzoek naar de aantasting van de persvrijheid in hun land. Onwelgevallige directeuren en hoofdredacteuren die op last van hogerhand worden vervangen zijn geen nieuw fenomeen, ook niet in West-Europa. Reden om alert te blijven.
De petitie van 571 Sloveense journalisten, bijna een kwart van alle journalisten in het land, haalde aanvankelijk niets uit. Dus brachten ze hun klacht opnieuw naar buiten toen de schijnwerpers van de wereldpers toch op Slovenië waren gericht bij de start van het EU-voorzitterschap.
De journalisten verwijten de centrum-rechtse regering van premier Janez Jansa al te kritische media naar haar hand te zetten door hoofdredacteuren en journalisten te vervangen. Ook zou de regering ingrijpen bij directies van bedrijven die kranten, tv- en radiostations bezitten.
In de cel
Saillant detail is dat de huidige premier Jansa in de jaren tachtig zelf een paar maanden in de cel belandde, omdat hij artikelen schreef voor het kritisch-satirische weekblad Mladina. Jura Trampus, chef-binnenland bij het weekblad, bevestigt de klachten van zijn collega's. Hij noemt reclame als een van de indirecte middelen waarmee de regering invloed op de media probeert uit te oefenen.
Grote bedrijven, die deels afhankelijk zijn van overheidsopdrachten, worden onder druk gezet om geen advertenties of reclamespotjes te plaatsten bij 'vijandige' media. Zo verloor zijn eigen blad vorig jaar een hoop inkomsten, omdat een groot Sloveens telecombedrijf geen advertenties meer plaatste, legt Trampus uit.
Maar niet alleen de regering lijkt zich aan dit soort praktijken schuldig te maken. Delo, een van de belangrijkste kranten van Slovenië, is voor 80 procent in handen van de brouwerij Pivovarna Lasko. De eigenaar dwong de redactie aanvankelijk sterk op de lijn van de regering te gaan zitten. Maar topman Bosko Srot kreeg ruzie met premier Jansa en trad kortstondig toe tot de oppositiepartij. "De regering zat hem dwars bij een voorgenomen overname. Dus moest het redactionele roer opnieuw om en nu bericht de krant weer kritisch over de regering", concludeert Trampus.
Berlusconisering
Matej Surc, een van de twee initiatiefnemers van het Sloveense journalistenprotest, werkt voor de publieke radio en televisie. Ook hij beklaagt zich over de 'Berlusconisering' van de Sloveense media, zoals hij het noemt. Net als in het Italië van oud-premier en mediatycoon Sylvio Berlusconi, zijn politieke benoemingen in de top van de publieke omroep geen uitzondering, benadrukt Surc.
En de Programmaraad, die de journalistieke onafhankelijkheid moet bewaken, functioneert volgens hem ook niet. "Er zitten vertegenwoordigers in van onafhankelijke maatschappelijke organisaties. Maar in praktijk zijn dat ook allemaal vriendjes van de regering. Want de raad wordt door het parlement benoemd en in het parlement heeft de regerings-partij een comfortabele meerderheid".
Aidan White, secretaris van de Internationale Federatie van Journalisten IFJ, zegt de beschuldigingen wel degelijk serieus te nemen. Hij is bereid het gevraagde onafhankelijke onderzoek te leiden, maar kreeg tot dusver geen gehoor bij premier Jansa. De regering doet alle beschuldigingen af als pure laster en weigert mee te werken. En dat maakt Jansa en de zijnen op zijn minst enigszins verdacht.
BBC
Politieke bemoeienis met het redactionele beleid is zeker geen fenomeen dat alleen in voormalige communistische landen voorkomt. De voormalige Italiaanse premier en mediatycoon Sylvio Berlusconi kon er ook wat van. Hij had ongeveer negentig procent van alle Italiaanse media in handen. Bovendien schroomde hij niet om zich met het redactionele beleid van de staatsomroep RAI te bemoeien.
Zelfs de BBC kwam na de oorlog in Irak onder zware publicitaire druk van de Britse regering te staan. De aanleiding vormde toen de conclusie van BBC-journalist Andrew Gilligan dat Londen het rapport over de Iraakse massavernietigingswapens bewust had aangedikt.
Ook Philippe Leruth, vice-voorzitter van de Europese Federatie van Journalisten, EFJ, bevestigt dat de scheidslijn tussen journalistieke onafhankelijkheid en politieke bemoeienis vaak niet zo helder is en soms flinterdun. Hij bespeurt bij veel Europese regeringen een neiging om meer grip te krijgen op de publieke media. Vooral audiovisuele media, die een steeds belangrijker politiek wapen zijn geworden, zijn een kwetsbaar doelwit.