Europees Parlement eist meer samenwerking buitenlands beleid

Met dank overgenomen van Europees Parlement (EP) i, gepubliceerd op woensdag 23 mei 2007.

De EU moet in haar gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid meer rekening houden met de wensen en zorgen van de Europese burgers, aldus het Parlement. Het Europees Parlement i moet nauwer betrokken worden bij het buitenlands beleid en het Grondwettelijk Verdrag dient zo spoedig mogelijk afgerond te worden, opdat Europa met één stem kan spreken.

Het EP dringt er in het initiatiefverslag van Elmar BROK (EVP-ED, DE) op aan dat "prioriteit wordt gegeven aan een beperkt aantal gebieden die beter aansluiten bij de wensen en zorgen van de Europese burgers en hun verwachtingen ten aanzien van de rol die de Unie in internationale aangelegenheden dient te spelen." Het Parlement vindt dat vanuit het oogpunt van extern beleid veel meer gedaan moet worden om de verspreiding van armoede in de wereld een halt toe te roepen en wijst met nadruk op de belangrijke buitenlands-politieke dimensie van energiezekerheid, met inbegrip van de afhankelijkheid van de Unie van energie en andere strategische hulpbronnen afkomstig uit landen en regio's die steeds instabieler worden. Ook terrorismebestrijding en bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld moeten speerpunten zijn van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB).

De EP-leden uiten hun bezorgdheid over de eerste test van een anti-satellietwapen door China in januari 2007, die zij beschouwen als teken van een wapenescalatie in de ruimte. Ook zijn zij verontrust door verklaringen die president Poetin heeft afgelegd naar aanleiding van de plannen van de Verenigde Staten om delen van een Amerikaans raketafweerschild te stationeren in Polen en de Tsjechische Republiek. Vooral zijn mededeling dat Rusland niet bereid is zijn deelname aan het Verdrag inzake conventionele strijdkrachten in Europa van 1990 voort te zetten, baart het EP zorgen. Het Parlement roept de Verenigde Staten op om zich nog intensiever in te zetten voor verbetering van het overleg over hun plannen voor het raketafweersysteem met de NAVO en Rusland. Het EP benadrukt ook "dat alle aspecten van het internationale systeem voor de non-proliferatie van kernwapens moeten worden uitgevoerd," in het bijzonder het Verdrag inzake chemische wapens, het Verdrag inzake antipersoneelsmijnen (Verdrag van Ottawa) en het Verdrag inzake een alomvattend verbod op kernproeven (CTBT).

Grondwettelijk Verdrag en financiering GBVB

Het Parlement benadrukt dat de Europese Unie zonder het door achttien landen geratificeerde Grondwettelijk Verdrag geen vorm kan geven aan een buitenlands en veiligheidsbeleid waarmee op zijn minst deels het hoofd geboden kan worden aan de belangrijkste uitdagingen. De afronding van het Verdrag moet daarom een van de belangrijkste prioriteiten zijn van het huidige en van komende voorzitterschappen. Het EP vindt dat instelling van het ambt van minister van Buitenlandse Zaken noodzakelijk is zodat Europa met één stem kan spreken en het stelt vast dat de wederzijdse-bijstandclausule een voorbeeld is van de dringend noodzakelijke vooruitgang waarin het Grondwetsverdrag voorziet.

Het EP is ontevreden over het ontbreken van veranderingen in de bestaande regels voor EVDB-operaties in het nieuwe Interinstitutioneel Akkoord, zoals in het beginsel dat de "kosten worden gedragen waar zij worden gemaakt." Dit beginsel heeft tot gevolg dat de financiële lasten van een militaire operatie komen te liggen bij de lidstaat die de troepen ervoor levert. Dit ontmoedigt regeringen om troepen te leveren en zou voorkomen kunnen worden door dergelijke operaties te betalen uit de begroting van de EU.

Grotere rol Europees Parlement

Het Parlement benadrukt dat de Raad het Europees Parlement volledig moet betrekken bij de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzes in het GBVB in 2007. De handelwijze van de Raad, waarbij het Parlement slechts wordt geïnformeerd en een beschrijvende lijst van in het voorgaande jaar uitgevoerde GBVB-activiteiten krijgt voorgelegd in plaats van aan het begin van elk jaar daadwerkelijk te worden geraadpleegd, vormt de facto een schending van Artikel 21 van het EU-verdrag, aldus de parlementsleden. Naast frequentere raadpleging van het EP over het GBVB pleit het EP ook voor ruimere bevoegdheden voor het Parlement, waaronder de bevoegdheid om de Coördinator voor terrorismebestrijding en de directeuren van het SitCen, het Satellietcentrum van de Europese Unie (EUSC), en Eurojust te benoemen en te ontslaan.