28331 - Initiatiefvoorstel Halsema - Toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter (Grondwetswijziging, eerste lezing)
Dit wetsvoorstel werd op 11 april 2002 aanhangig gemaakt door het Tweede Kamerlid Halsema (GL) i.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Aanhangig gemaakt
11 april 2002
Volledige titel
Voorstel van wet van het lid Halsema houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter
Ondertekenende bewindslieden
Kamercommissies
Sinds 1848 bepaalt de Grondwet dat de rechter wetten niet aan de Grondwet toetst [Noot 1: De bepaling dat de rechter niet treedt in de beoordeling van de grondwettigheid van verdragen is overigens eerst in 1953 in de Grondwet opgenomen, destijds in artikel 60, derde lid.]. De «wetten zijn onschendbaar» luidt het adagium waarop in Nederland de staatsrechtelijke verhoudingen zijn gestoeld. Over de wenselijkheid van het verbod is ook sinds 1848 gediscussieerd [Noot 2: Het proefschrift van M. L. P. van Houten is een interessante wetenschappelijke studie naar de vraag of rechterlijke toetsing van de wet aan de grondwet en de fundamentele rechtsbeginselen gewenst is. Dit werk bevat ook een overzicht van het verloop van het debat in een groot deel van de vorige eeuw. M. L. P. van Houten, Meer zicht op wetgeving, Rechterlijke toetsing van wetgeving aan de Grondwet enfundamentele rechtsbeginselen, Zwolle, 1997.]. De ontwerper van onze Grondwet, Thorbecke, had als één van de eersten principiële bezwaren tegen de onschendbaarheidsbepaling in de Grondwet. De grondwettelijke bepaling uit 1848 dat de wetten onschendbaar zijn, was dan ook afkomstig van de regering en niet van de Staatscommissie waarvan Thorbecke deel uitmaakte.
Thorbecke vermocht niet in te zien waarom de rechter toetsing van de grondwettigheid van wetten moest worden onthouden. Volgens Thorbecke zou «de Grondwet (..) ophouden Grondwet te zijn; en de gewone wetgever, die zijn bestaan en zijn regt enkel uit de Grondwet ontleent, boven de Grondwet wezen». Hij gaf ook een veelzeggende waarschuwing af: «voor deze nieuwe spreuk zal, geloof ik, ieder als voor een gesloten deur blijven staan» [Noot 3: J. R. Thorbecke, Bijdrage tot de herziening van de Grondwet, ’s-Gravenhage 1921, p. 60 e.v..].
Ruim anderhalve eeuw later, in 2000, klinkt deze waarschuwing in wat voorzichtiger bewoordingen door in het advies Grondrechten in het digitale tijdperkvan de Commissie Franken. De commissie bepleit daarin de techniekonafhankelijke formulering van de grondrechten [Noot 4: Daarmee wordt bedoeld dat een grondrecht zodanig wordt geformuleerd dat de stand der techniek en de huidige kennis en mogelijkheden zo min mogelijk bepalend zijn voor de interpretatie en de reikwijdte ervan. Dit speelt bij uitstek op het gebied van de zogenaamde informatiegrondrechten, omdat de snelle opkomst van de moderne media, de elektronische communicatie en het digitale tijdperk invloed uitoefenen op de samenleving en dus ook op het recht.]. Dat is noodzakelijk, zo stelt de Commissie, om de grondrechten ook in de informatiesamenleving als baken te laten functioneren voor wetgever, bestuur en rechter. De grondrechten dienen uitgelegd te kunnen worden op een, bij de ontwikkeling van de techniek passende wijze. De Commissie stelt daarbij dat aangezien de rechter tot die uitleg, meer dan andere instituties, geroepen zal zijn, rechterlijke toetsing tot de mogelijkheden moet behoren.
Met de grootst mogelijke meerderheid [Noot 5: Er stemde 1 lid tegen, namelijk mr. J. P. H. Donner.] pleit de Commissie voor opheffing van het toetsingsverbod voor die grondrechten die naar hun aard directe werking hebben [Noot 6: Zie het rapport van de Commissie Grondrechten in het digitale tijdperk,(Commissie Franken), De adviezen van de Commissie Franken, 2000.].
Het argument van de Commissie Franken kan ook worden uitgebreid naar de klassieke grondrechten die niet techniekafhankelijk zijn. Niet alleen technische maar ook maatschappelijke en economische ontwikkelingen, èn de daarbij horende rechtsopvattingen, bewegen zich langs lijnen van voortschrijdend inzicht. In de uitleg van grondrechten dient hiermee rekening te kunnen worden gehouden.
Onze samenleving wordt namelijk telkens pluriformer van bevolkingssamenstelling, culturen en opvattingen. Daarbij wordt het risico groter dat het collectieve belang dat de wetgever vertegenwoordigt in het individuele geval een tegengesteld, onrechtvaardig effect heeft. Als dominante meerderheden snel wisselen en minder vanzelfsprekend worden is het eens te meer van belang dat democratische minderheden en individuen zich beschermd weten. Zeker als het gaat om onvervreemdbare individuele grondrechten zoals het recht op gelijke behandeling, op de vrijheid van meningsuiting, van godsdienst en van pers valt dan moeilijk te verdedigen dat de wetgever, die meestal uitdrukking geeft aan de opvatting van de democratische meerderheid, altijd het enige en het laatste woord heeft.
Pluriformiteit van de samenleving leidt onherroepelijk ook tot debatten over botsende belangen, en soms zelfs botsende grondrechten. Zeker als in aanmerking wordt genomen dat de mondigheid van de burger ten opzichte van de overheid de laatste decennia fors is toegenomen. Meer burgers kiezen de weg naar de rechter om bescherming van hun belangen af te dwingen. Door constitutionele toetsing wordt een publiek forum geschapen om deze noodzakelijke debatten op respectvolle en vreedzame wijze te kunnen voeren. Onze culturele basisstructuur in de vorm van grondwet, rechtsbeginselen en wetten, kan dan op een open manier worden geconfronteerd met nieuwe waarden en opvattingen, voordat de wetgever dwingend optreedt en de uitkomst van die debatten in nieuwe wetgeving dicteert [Noot 1: Dit argument is vooral naar voren gebracht door wijlen VVD-Kamerlid Philippe G. Brood, onder andere terug te vinden in de bundel die ter gelegenheid van zijn onverwachte overlijden is verschenen. D. Berg e.a.: Brood in reflectie, uitgave van de VVD-fractie Tweede Kamer, december 2000.].
Grondrechten noch wetten behoren statisch te zijn. In een zich snel ontwikkelende, meer en meer internationaal georiënteerde samenleving, dient de verhouding tussen burgers en overheid, en de wetten en grondrechten die deze verhouding bepalen, te kunnen worden herijkt. Zeker waar het de rechtsbescherming van de burger jegens de overheid raakt, laat de noodzaak van toetsing van een individuele zaak aan grondrechten zich gevoelen. Door middel van constitutionele toetsing kunnen de grondrechten dynamiek krijgen, zodat de Grondwet een levende wet en een dragend beginsel in onze rechtstaat kan zijn.
Dit wetsvoorstel voorziet in de introductie van een beperkte bevoegdheid tot constitutionele toetsing door de rechter. De rechter zal de bevoegdheid krijgen formele wetten te toetsen aan een aantal, in een nieuw tweede lid van artikel 120 Grondwet met name genoemde grondrechten. In de onderhavige Memorie van Toelichting, in hoofdstuk 1, wordt ingegaan op de staatsrechtelijke verschuivingen die de aanleiding zijn voor dit wetsvoorstel. In hoofdstuk 2 worden de varianten van toetsingsrecht in Europa en de Verenigde Staten vergeleken en in hoofdstuk 3 worden de argumenten pro en contra gewogen.
In dit wetsvoorstel is gekozen voor een systeem van gespreide toetsing. Dat wil zeggen dat de toetsing gaat behoren tot de taakuitoefening van iedere rechter, die in een concreet geschil wordt geconfronteerd met mogelijke strijdigheid tussen een wet en een grondrecht. De keuze voor gespreide toetsing, die wordt toegelicht in hoofdstuk 4, is met name bepaald door de wenselijkheid om toetsing aan de grondwet en die aan internationaal recht op dezelfde wijze te regelen. Ondergetekende heeft gekozen voor beperking van de rechterlijke bevoegdheid tot de klassieke grondrechten en de daarmee gelijk te stellen bepalingen. Het toetsingsverbod voor de sociale grondrechten, de overige grondwettelijke bepalingen en de ongeschreven fundamentele rechtsbeginselen, wordt dus in stand gelaten. De keuze om de sociale grondrechten voorlopig buiten beschouwing te laten, is gebaseerd op de gedachte dat deze een ander karakter hebben dan de klassieke. De onthoudingsplicht die het overheidsgedrag behoort te kenmerken bij de klassieke grondrechten geeft de rechter een scherper, indringender en meer begrensd toetsingskader dan het geval zou zijn bij de sociale grondrechten die inspanningsverplichtingen bevatten waarbij de overheid de vrijheid heeft deze nader in te vullen. Daarnaast staat ondergetekende op het standpunt dat van de wenselijkheid de rechter de bevoegdheid te geven te kunnen toetsen aan de overige, meer organisatorische en staatsrechtelijke bepalingen van de Grondwet, onvoldoende is gebleken. Hetzelfde geldt voor de toetsing aan ongeschreven rechtsbeginselen. In hoofdstuk 5 worden deze keuzes gemotiveerd.
(...)
Bij dit wetsvoorstel werden twee nota's van wijziging en vijf amendementen ingediend. (44 stuks, sortering omgekeerd chronologisch) sortering omkeren1 |
10 november 2009, verslag van een schriftelijk overleg, nr. J
KST136470 Verslag van een Schriftelijk Overleg - Voorstel tot invoering van toetsingsbevoegdheid van wetten aan bepalingen Grondwet door de rechter vergadering: 27 oktober 2009 |
1 |
27 oktober 2009, verslag van een schriftelijk overleg, nr. J
KST136470 Verslag schriftelijk overleg over brief van 26 juni 2009 betreffende procedure grondwetswijziging en rol en functie van een demissionair kabinet publicatie: 10 november 2009 |
2 |
7 juli 2009, brief, nr. 21
KST133573 Brief minister over de tweede lezing van het onderhavige wetsvoorstel publicatie: 22 juli 2009 |
1 |
29 juni 2009, verslag van een schriftelijk overleg, nr. I
KST132611 Verslag schriftelijk overleg over verzoek om opheldering van opdrachtverlening aan staatscommissie Grondwet en verzoek om opheldering over voordragen bekrachtiging van dit wetsvoorstel publicatie: 3 juli 2009 |
1 |
6 april 2009, verslag van een schriftelijk overleg, nr. H
KST129642 Verslag schriftelijk overleg publicatie: 7 april 2009 |
S |
17 maart 2009, bekendmaking wet, Stb. 2009, 120
Wet van 25 februari 2009, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter - |
1 |
20 februari 2009, brief, nr. G
KST128237 Brief minister over het voordragen van het onderhavige wetsvoorstel voor bekrachtiging publicatie: 26 februari 2009 |
2 |
20 februari 2009, brief, nr. 20
KST128327 Brief minister over de bekrachtiging van het onderhavige wetsvoorstel publicatie: 4 maart 2009 |
1 |
19 december 2008, stemming(en), pag. 541-543
HAN8371A03 Stemming over het voorstel van wet van het lid Halsema houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter (28331) - vergadering: 2 december 2008 |
1 |
9 december 2008, behandeling, pag. 427-454
HAN8363A02 Behandeling van het Voorstel van wet van het lid Halsema houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter (28331) - vergadering: 24 november 2008 |
1 |
8 december 2008, behandeling, pag. 507-525
HAN8364A08 Voortzetting van de behandeling van het Voorstel van wet van het lid Halsema houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter (28331) - vergadering: 25 november 2008 |
1 |
8 december 2008, behandeling, pag. 478-494
HAN8364A06 Voortzetting van de behandeling van het Voorstel van wet van het lid Halsema houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter (28331) - vergadering: 25 november 2008 |
1 |
10 juni 2008, eindverslag, nr. F
KST119258 Eindverslag publicatie: 12 juni 2008 |
1 |
9 juni 2008, nadere memorie van antwoord, nr. E
KST119200 Nadere memorie van antwoord publicatie: 10 juni 2008 |
1 |
18 december 2007, nader voorlopig verslag, nr. D
KST113851 Nader voorlopig verslag publicatie: 21 december 2007 |
1 |
16 mei 2007, memorie van antwoord, nr. C
KST107093 Memorie van antwoord publicatie: 22 mei 2007 |
1 |
25 januari 2005, voorlopig verslag, nr. B
KST83727 Voorlopig verslag publicatie: 1 februari 2005 |
2 |
28 oktober 2004, stemming(en), pag. 643-643
HAN7747A06 Eindstemming over het Voorstel van wet van het lid Halsema, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter (28331) - vergadering: 14 oktober 2004 |
2 |
19 oktober 2004, stemming(en), pag. 472-472
HAN7745A08 Stemmingen in verband met het Voorstel van wet van het lid Halsema, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter (28331) - vergadering: 12 oktober 2004 |
1 |
14 oktober 2004, gewijzigd voorstel van wet, nr. A
KST80167 Gewijzigd voorstel van wet publicatie: 20 oktober 2004 |
2 |
6 oktober 2004, nota van wijziging, nr. 19
KST79893 Tweede nota van wijziging publicatie: 8 oktober 2004 |
2 |
4 oktober 2004, gewijzigd amendement, nr. 18
KST79806 Gewijzigd amendement dat ertoe strekt wetten ter uitvoering van artikel 2, derde en vierde lid, Grondwet uit te sluiten van constitutionele toetsing publicatie: 5 oktober 2004 |
2 |
4 oktober 2004, gewijzigd amendement, nr. 18
KST79807 Gewijzigd amendement van de leden luchtenveld en Smilde ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 14 dat ertoe strekt wetten ter uitvoering van artikel 2 Grondwet uit te sluiten van constitutionele toetsing. |
2 |
4 oktober 2004, amendement, nr. 17
KST79805 Amendement over uitsluitingconstitutionele toetsing aan zowel het tweede als het derde lid van art. 10 Grondwet publicatie: 5 oktober 2004 |
2 |
30 september 2004, nota van wijziging, nr. 16
KST79735 Nota van wijziging publicatie: 4 oktober 2004 |
2 |
23 september 2004, behandeling, pag. 6318-6342
HAN7731A04 Voortzetting van de behandeling van het Voorstel van wet van het lid Halsema, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter (28331) - vergadering: 15 september 2004 |
2 |
21 september 2004, behandeling, pag. 6227-6249
HAN7728A06 Voortzetting van de behandeling van het Voorstel van wet van het lid Halsema, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter (28331) - vergadering: 9 september 2004 |
2 |
17 september 2004, behandeling, pag. 6161-6188
HAN7727A02 Behandeling van Voorstel van wet van het lid Halsema, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter (28331) - vergadering: 8 september 2004 |
2 |
8 september 2004, amendement, nr. 15
KST79243 Amendement dat ertoe strekt artikel 20, lid 3 van de Grondwet uit te sluiten van constitutionele toetsing publicatie: 10 september 2004 |
2 |
8 september 2004, amendement, nr. 14
KST79242 Amendement dat ertoe strekt wetten ter uitvoering van artikel 2 Grondwet uit te sluiten van constitutionele toetsing publicatie: 10 september 2004 |
2 |
7 september 2004, amendement, nr. 13
KST79241 Amendement dat ertoe strekt ook constitutionele toetsing aan artikel 23, lid 4 van de Grondwet mogelijk te maken. publicatie: 10 september 2004 |
2 |
7 september 2004, amendement, nr. 12
KST79124 Amendement om de bepaling dat verkiezingen plaatsvinden bij evenredige vertegenwoordiging (art. 53 Grondwet) niet te zonderen van het rechterlijk toetsingsrecht publicatie: 9 september 2004 |
2 |
22 april 2004, nota naar aanleiding van het verslag, nr. 11
KST75861 Nota n.a.v. het verslag publicatie: 27 april 2004 |
2 |
6 november 2003, verslag, nr. 10
KST71675 Verslag publicatie: 13 november 2003 |
2 |
2 september 2003, advies Raad van State en nader rapport, nr. A
KST69889 Advies en nader rapport publicatie: 5 september 2003 |
2 |
2 september 2003, gewijzigde memorie van toelichting, nr. 9
KST69888 Gewijzigde memorie van toelichting publicatie: 8 september 2003 |
2 |
2 september 2003, gewijzigd voorstel van wet, nr. 8
KST69885 Gewijzigd voorstel van wet publicatie: 5 september 2003 |
2 |
2 september 2003, brief, nr. 7
KST69882 Brief ter aanbieding van gewijzigd voorstel van wet en gewijzigde memorie van toelichting publicatie: 5 september 2003 |
2 |
11 november 2002, brief, nr. 5
KST64386 Brief minister met het advies van de Hoge Raad inzake onderhavig wetsvoorstel publicatie: 18 november 2002 |
2 |
12 juni 2002, behandeling, pag. 4924-4925
HAN7416A11 Behandeling van de brief van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake de adviesaanvragen aan de Hoge Raad en de Raad voor de rechtspraak over het initiatiefvoorstel van het lid Halsema houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter (28331, nr. 4) - vergadering: 4 juni 2002 |
2 |
25 april 2002, brief, nr. 4
KST61914 Brief inzake een adviesaanvraag aan de Raad voor de rechtspraak over het wetsvoorstel en een verzoek aan de Hoge Raad ivm wijziging van haar standpunt publicatie: 3 juni 2002 |
2 |
11 april 2002, memorie van toelichting, nr. 3
KST61044 Memorie van toelichting publicatie: 17 april 2002 |
2 |
11 april 2002, voorstel van wet, nr. 2
KST61043 Voorstel van wet publicatie: 17 april 2002 |
2 |
11 april 2002, geleidende brief, nr. 1
KST61042 Geleidende brief bij voorstel van wet publicatie: 17 april 2002 |