28081 - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het onderwijs (samenwerkingsscholen)
Dit wetsvoorstel werd op 8 november 2001 ingediend door de minister van Algemene Zaken, Kok i, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, De Vries i, en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Adelmund i.
Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het onderwijs.
Inhoudsopgave van deze pagina:
De tweede lezing van dit voorstel vond plaats door middel van wetsvoorstel Verandering in de Grondwet, strekkende tot wijziging van de bepalingen inzake het onderwijs (samenwerkingsscholen) i.
Ingediend
8 november 2001
Volledige titel
Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het onderwijs
Ondertekening memorie van toelichting
Kamercommissies
Het onderwerp samenwerkingsschool kent een lange voorgeschiedenis. Al tientallen jaren is de vorming van scholen met een samenwerkingska-rakter onderwerp van discussie, mede als gevolg van bijvoorbeeld daling van leerlingaantallen, schaalvergrotingsprocessen, andere financieringswijzen en wensen tot onderwijskundige samenwerking. Met dit wetsvoorstel wordt duidelijk dat de Grondwet zich niet verzet tegen een wettelijke regeling voor de samenwerking tussen openbaar en bijzonder onderwijs binnen één instelling. In deze memorie van toelichting wordt onder een samenwerkingsschool verstaan een school die zowel openbaar als bijzonder onderwijs verzorgt.
Hoewel samenwerkingsscholen krachtens de huidige wettelijke bepalingen niet mogelijk zijn, bestaan er al geruime tijd vele tientallen scholen die in de praktijk toch als zodanig functioneren en die pretenderen openbaar én bijzonder onderwijs aan te bieden. Er is sprake van een maatschappelijke behoefte met betrekking tot samenwerkingsscholen. Deze behoefte kan overigens op verschillende motieven berusten, zoals het voorzien in voldoende leerlingenpotentieel, principiële redenen of het aanbieden van een breder onderwijsaanbod. De regering ziet het in het licht van de constitutionele opdracht ten aanzien van de zorg voor het onderwijs, als haar taak en als taak van de wetgever om, voor zover de Grondwet dat toestaat, de voorwaarden te verschaffen tot het in vrijheid ontplooien van deze behoefte.
Het huidige wettelijke stelsel brengt mee dat scholen die beogen openbaar én bijzonder onderwijs aan te bieden, formeel als een openbare of als een bijzondere school moeten worden beschouwd. Het bijzonder onderwijs is vrij om scholen op te richten waarin onderwijs van verschillende richtingen wordt aangeboden (dus waarbij in één school wordt samengewerkt). Het openbaar onderwijs heeft geen mogelijkheid om op die manier samen te werken. In de praktijk wordt daarom wel gekozen voor omzetting naar algemeen bijzonder onderwijs of voor andere vormen van samenwerking. Door omzetting van openbaar onderwijs naar algemeen bijzonder onderwijs is in diverse gemeenten het openbaar onderwijs inmiddels verdwenen. Zo is in de gemeente Deventer recente- lijk een (samenwerkings)school algemeen bijzonder, rooms-katholiek en protestants-christelijk tot stand gekomen, nadat eerst het openbare Alexander Hegius lyceum was omgezet naar een algemeen bijzondere school. Via de statuten is getracht om de materiële kenmerken van het openbaar onderwijs te waarborgen, maar dat neemt niet weg dat in de gemeente Deventer geen openbaar onderwijs meer aanwezig is.
In het Regeerakkoord op basis waarvan het vorige kabinet is aangetreden, is een wettelijke regeling van de bestuurlijke vormgeving van de samenwerkingsschool aangekondigd (Kamerstukken II 1993/94, 23 715, nr. 11, blz. 29). Vervolgens is op 10 april 1995 het voorstel van Wet tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake samenwerkingsscholen ingediend i (Kamerstukken II 1994/95, 24 137, nrs. 1–2). Dit voorstel beoogde het mogelijk te maken dat openbare en bijzondere scholen institutioneel fuseren tot één school, die openbaar en bijzonder onderwijs verzorgt. Tijdens de behandeling van dit voorstel is het ingrijpend gewijzigd. Allereerst is het voorstel gesplitst in een voorstel inzake de bestuursvorm van het openbaar onderwijs (24 138) i en een afgeslankt voorstel inzake de samenwerkingsschool (24 137) i. Nadien zijn de publiekrechtelijke varianten voor de bestuursvorm van de samenwerkingsschool uit het voorstel geschrapt. Op grond van de wet zoals die het Staatsblad heeft bereikt, is de mogelijkheid tot samenwerking tussen openbaar en bijzonder onderwijs beperkt tot samenwerking op bestuurlijk niveau (Wet van 23 april 1998 tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake bestuurlijke fusie tussen openbare en bijzondere scholen, Stb. 294). Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat tegen de institutionele variant grondwettelijke bezwaren bestonden, met name omdat in de samenwerkingsschool het openbaar onderwijs niet van overheidswege zou worden gegeven en de vrijheid van richting niet zou zijn gewaarborgd daar de benoemingsvrijheid van het bijzonder onderwijs in gevaar zou kunnen komen.
De regering vindt het wenselijk ruimte te bieden aan maatschappelijke initiatieven tot samenwerking tussen openbaar en bijzonder onderwijs en meent dat hiervoor een wettelijke regeling tot stand moet komen. Overeenkomstig het Regeerakkoord is aan de Onderwijsraad gevraagd hoe artikel 23 van de Grondwet kan worden gewijzigd om de bestuurlijke vormgeving van de samenwerkingsschool wettelijk te kunnen regelen, zodanig dat aan grondwettelijke bezwaren kan worden tegemoet gekomen (Kamerstukken II 1997/98, 26 024, nr. 10, blz. 63). Het unanieme advies van de Onderwijsraad, getiteld «Samen verder», is op 18 januari 2000 aan de Tweede Kamer aangeboden (brief van 18 januari 2000, nr. WJZ/2000/2197 (1459)). In de bijlage bij het advies van de Onderwijsraad, getiteld «De samenwerkingsschool in parlementair-historisch perspectief», is een overzicht gegeven van de discussie die tot nu toe is gevoerd over dit onderwerp. Op 6 oktober 2000 is de reactie van het kabinet op dit advies aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2000/2001, 27 400 VIII, nr. 3). Deze reactie is op 18 januari 2001 besproken tijdens een Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (kamerstukken II 2000/2001, 27 400 VIII, nr. 62).
Gegeven de wens te komen tot een wettelijke regeling voor de samenwerkingsschool, ziet de regering het advies van de Onderwijsraad als een eerste stap om dit uiteindelijk mogelijk te maken. Dit wetsvoorstel, dat bijna gelijkluidend is aan het voorstel van de Onderwijsraad, strekt ertoe in artikel 23, vierde lid, van de Grondwet een grondslag te creëren voor een wettelijke regeling van de samenwerkingsschool. Dit geschiedt door in de eerste volzin van artikel 23, vierde lid, van de Grondwet te bepalen dat in elke gemeente van overheidswege voldoend openbaar algemeen vormend lager onderwijs wordt gegeven in een genoegzaam aantal openbare scholen en in de tweede volzin dat volgens bij de wet te stellen regels afwijking van deze bepaling kan worden toegelaten, mits tot het ontvangen van zodanig onderwijs gelegenheid wordt gegeven, al dan niet in een openbare school. Met dit voorstel is enerzijds gewaarborgd dat het duale onderwijsbestel gehandhaafd blijft, terwijl anderzijds uit de Grondwet blijkt dat openbaar onderwijs niet altijd in openbare scholen hoeft te worden gegeven. Het advies van de Onderwijsraad om in de eerste volzin het woord «voldoend» te schrappen omdat het overbodig zou zijn, heeft de regering, gelet op het advies van de Raad van State niet overgenomen. De Raad leidt uit de verhouding tussen het vierde en het vijfde lid van artikel 23 van de Grondwet af dat de term «voldoend» in het vierde lid zijn betekenis behoudt, nu hij betrekking lijkt te hebben op de zekerstelling van kwalitatief goed openbaar onderwijs.
Bij dit wetsvoorstel werden twee amendementen ingediend. (17 stuks, sortering omgekeerd chronologisch) sortering omkeren2 |
12 april 2005, verslag van een schriftelijk overleg, nr. 8
KST86030 Verslag schriftelijk overleg over de fusieschool te Angerlo (zie brief met kenmerk ocw-05-0052) publicatie: 22 april 2005 |
1 |
19 april 2002, stemming(en), pag. 1235-1236
HAN7399A09 Stemming over het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een wetsvoorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het onderwijs (28081) - vergadering: 26 maart 2002 |
1 |
19 april 2002, behandeling, pag. 1228-1235
HAN7399A07 Voortzetting van de behandeling van: het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een wetsvoorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het onderwijs (28081) - vergadering: 26 maart 2002 |
1 |
19 april 2002, behandeling, pag. 1201-1209
HAN7399A04 Behandeling wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een wetsvoorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het onderwijs (28081) - vergadering: 26 maart 2002 |
1 |
12 maart 2002, eindverslag, nr. 234c
KST59994 Eindverslag publicatie: 15 maart 2002 |
1 |
11 maart 2002, memorie van antwoord, nr. 234b
KST59899 Memorie van antwoord publicatie: 14 maart 2002 |
1 |
8 maart 2002, voorlopig verslag, nr. 234a
KST59857 Voorlopig verslag publicatie: 12 maart 2002 |
2 |
14 februari 2002, stemming(en), pag. 3496-3497
HAN7373A13 Stemmingen in verband met het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een wetsvoorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het onderwijs (28081) - vergadering: 7 februari 2002 |
2 |
14 februari 2002, behandeling, pag. 3381-3411
HAN7371A06 Behandeling van het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een wetsvoorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het onderwijs (28081) - vergadering: 6 februari 2002 |
2 |
7 februari 2002, amendement, nr. 7
KST59357 Amendement over het mogelijk maken van delegatie van wetgevende bevoegdheid inzake de samenwerkingsschool publicatie: 13 februari 2002 |
1 |
7 februari 2002, gewijzigd voorstel van wet, nr. 234
KST59419 Gewijzigd voorstel van wet publicatie: 14 februari 2002 |
2 |
5 februari 2002, amendement, nr. 6
KST59356 Amendement over het mogelijk maken van delegatie van wetgevende bevoegdheid inzake de samenwerkingsschool publicatie: 13 februari 2002 |
2 |
22 januari 2002, nota naar aanleiding van het verslag, nr. 5
KST58820 Nota n.a.v. het verslag publicatie: 23 januari 2002 |
2 |
27 december 2001, verslag, nr. 4
KST58520 Verslag publicatie: 4 januari 2002 |
2 |
8 november 2001, advies Raad van State en nader rapport, nr. A
KST56816 Advies en nader rapport publicatie: 14 november 2001 |
2 |
8 november 2001, memorie van toelichting, nr. 3
KST56815 Memorie van toelichting publicatie: 14 november 2001 |
2 |
8 november 2001, voorstel van wet, nr. 1-2
KST56813 Voorstel van wet publicatie: 14 november 2001 |