25338 - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de voogdij en het ouderlijk gezag over de minderjarige Koning
Dit wetsvoorstel werd op 1 mei 1997 ingediend door de minister van Algemene Zaken, Kok i, de minister van Binnenlandse Zaken, Dijkstal i, en de minister van Justitie, Sorgdrager i.
Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de voogdij over de minderjarige Koning.
Inhoudsopgave van deze pagina:
De tweede lezing van dit voorstel vond plaats door middel van wetsvoorstel Verandering in de Grondwet van de bepaling inzake voogdij over de minderjarige Koning.
Ingediend
1 mei 1997
Volledige titel
Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de voogdij en het ouderlijk gezag over de minderjarige Koning
Ondertekening memorie van toelichting
Kamercommissies
Op 2 november 1995 is de Wet van 6 april 1995 tot nadere regeling van het gezag over en van de omgang met minderjarige kinderen in werking getreden. Voorts is op 15 december 1995 de Wet van 6 december 1995 tot aanpassing van een aantal wetten aan de Wet houdende nadere regeling van het gezag over en van de omgang met minderjarige kinderen in werking getreden.
In de Wet van 6 april 1995 is het begrip «ouderlijke macht» vervallen en wordt het begrip «voogdij» in het Burgerlijk Wetboek alleen gebruikt voor de hierna omschreven situatie.
Thans is sprake van gezag over minderjarigen. Onder gezag wordt verstaan ouderlijk gezag dan wel voogdij. Ouderlijk gezag is het gezag dat door de ouders gezamenlijk of door één ouder wordt uitgeoefend. Voogdij is het gezag dat door een ander dan een ouder wordt uitgeoefend. Dit betekent onder meer dat de ouder niet langer als voogd wordt aangeduid. Voorts is de toeziende voogdij uit het Burgerlijk Wetboek geschrapt en daarmee ook de functie van toeziend voogd.
Over het begrip «voogdij» zoals dat voorkomt in artikel 34 van de Grondwet, is in de memorie van toelichting bij de Wet van 6 december 1995 (kamerstukken I I 1994/95, 24 259, nr. 3) opgemerkt dat aan het begrip «voogdij» in de Grondwet een ruimere betekenis toekomt dan in het Burgerlijk Wetboek. Daarbij is verwezen naar het publieke belang bij o.a. het vermogensbeheer (het ambtsinkomen), de opvoeding en het verblijf in Nederland van de minderjarige Koning en naar de bevoegdheid van de wetgever om terzake specifieke regelingen te treffen zoals de instelling van een Raad van Voogdij die de functie van toeziend voogd vervult.
De regering acht het evenwel gewenst dat er geen onnodig en mogelijk verwarrend verschil blijft bestaan tussen het constitutionele begrip «voogdij» en de nieuwe begrippen in het Burgerlijk Wetboek.
De wetgever die op grond van artikel 34 Grondwet een bijzondere regeling tot stand brengt is eveneens gediend bij eenduidigheid van de gehanteerde begrippen. Voorts is de regering van oordeel dat het buiten twijfel dient te staan dat de figuur van de toeziende voogd die is geschrapt uit het Burgerlijk Wetboek, in het bijzondere geval van de minderjarige Koning gehandhaafd blijft in de vorm van een door de wetgever in te stellen Raad die toeziet op voogdij en ouderlijk gezag.
Op grond van deze overwegingen legt de regering dit voorstel tot grondwetsherziening aan u voor. Bij de formulering van het voorstel tot wijziging van artikel 34 Grondwet is nauw aangesloten bij de nieuwe bepalingen van Boek 1, titel 14 van het Burgerlijk Wetboek en de regeling in de voogdijwetten van 1888, 1909, 1950 en 1981.
Bij dit wetsvoorstel werden drie amendementen ingediend. (14 stuks, sortering omgekeerd chronologisch) sortering omkeren1 |
17 februari 1998, behandeling, pag. 905-905
HAN6548A2 Behandeling van de wetsvoorstellen: - Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten (arbeidsvoorwaarden Rechterlijke Macht 1995/97 (25404) en - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de voogdij en het ouderlijk gezag over de minderjarige Koning (25338) publicatie: 4 maart 1998 vergadering: 17 februari 1998 |
1 |
3 februari 1998, eindverslag, nr. 225a
KST27298 Eindverslag publicatie: 5 februari 1998 |
2 |
15 januari 1998, stemming(en), pag. 3383-3384
HAN6531A07 Stemmingen in verband met het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de voogdij en het ouderlijk gezag over de minderjarige Koning (25338) - publicatie: 22 januari 1998 vergadering: 15 januari 1998 |
2 |
13 januari 1998, behandeling, pag. 3279-3286
HAN65276 Behandeling van het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de voogdij en het ouderlijk gezag over de minderjarige Koning (25338) - publicatie: 19 januari 1998 vergadering: 13 januari 1998 |
1 |
15 januari 1998, gewijzigd voorstel van wet, nr. 225
KST27007 Gewijzigd voorstel van wet publicatie: 22 januari 1998 |
2 |
14 januari 1998, brief, nr. 9
KST26999 Brief minister inzake beantwoording van vragen van de heer Schutte die zijn gesteld tijdens de mondelinge behandeling op 13 januari 1998 publicatie: 22 januari 1998 |
2 |
14 januari 1998, amendement, nr. 8
KST27138 Amendement over een opdracht tot wettelijke regeling publicatie: 28 januari 1998 |
2 |
8 januari 1998, amendement, nr. 7
KST27137 Amendement over andere volgorde ouderlijk gezag en voogdij in artikel 34 publicatie: 28 januari 1998 |
2 |
8 januari 1998, amendement, nr. 6
KST27136 Amendement over schrappen van vermelding van de Raad van Voogdij publicatie: 28 januari 1998 |
2 |
16 oktober 1997, nota naar aanleiding van het verslag, nr. 5
KST24494 Nota n.a.v. het verslag publicatie: 20 oktober 1997 |
2 |
26 juni 1997, verslag, nr. 4
KST22372 Verslag publicatie: 2 juli 1997 |
- |
1 mei 1997, advies Raad van State, 25338
Advies Raad van State (blanco) publicatie: 13 mei 1997 |
2 |
1 mei 1997, memorie van toelichting, nr. 3
KST21116 Memorie van toelichting publicatie: 13 mei 1997 |
2 |
1 mei 1997, voorstel van wet, nr. 1-2
KST21115 Voorstel van wet publicatie: 13 mei 1997 |
Eerste termijn Tweede Kamer |
|||
13-01-1998 | CDA | A.K. (Alis) Koekkoek i | |
13-01-1998 | GPV | G.J. (Gert) Schutte i | |
13-01-1998 | VVD | A.J. (Jan) te Veldhuis i | |
13-01-1998 | Minister | H.F. (Hans) Dijkstal i | |
Tweede termijn Tweede Kamer |
|||
13-01-1998 | CDA | A.K. (Alis) Koekkoek i | |
13-01-1998 | GPV | G.J. (Gert) Schutte i | |
13-01-1998 | VVD | A.J. (Jan) te Veldhuis i | |
13-01-1998 | PvdA | J.P. (Peter) Rehwinkel i | |
13-01-1998 | Minister | H.F. (Hans) Dijkstal i |
(De Eerste Kamer heeft dit wetsvoorstel als hamerstuk afgedaan.) Dit parlementaire dossier is door PDC automatisch samengesteld en verrijkt en redactioneel gecheckt. Op basis van dezelfde methoden en technieken creëert PDC 24/7 actuele dossiers in de Parlementaire Monitor en in de EU Monitor. Met behulp van de monitoren volgt u Den Haag en Brussel op de voet of blikt u terug op eerdere besluitvorming. Neem contact op als u meer wilt weten over de parlementaire data van PDC of over een abonnement op een monitor.