Artikel 8: Overgangsbepalingen

7
Artikel 8
12
  • 1. 
    De gemeenschappelijke markt wordt gedurende een overgangsperiode van twaalf jaar geleidelijk tot stand gebracht.

    De overgangsperiode is verdeeld in drie etappes, elk van vier jaar, waarvan de duur onder de volgende voorwaarden kan worden gewijzigd.

  • 2. 
    Aan iedere etappe is een geheel van maatregelen verbonden welke gezamenlijk moeten worden aangevangen en voortgezet.
  • 3. 
    De overgang van de eerste naar de tweede etappe is afhankelijk van de vaststelling dat het wezenlijke van de doeleinden, uitdrukkelijk door dit Verdrag voor de eerste etappe bepaald, daadwerkelijk is bereikt en dat, behoudens de in het Verdrag genoemde uitzonderingen en procedures, de verplichtingen zijn nagekomen.

    Deze vaststelling geschiedt aan het einde van het vierde jaar door de Raad die met eenparigheid van stemmen besluit, op grond van een rapport van de Commissie. Nochtans kan een Lid-Staat de eenstemmigheid niet verhinderen door zich te beroepen op de niet-nakoming van zijn eigen verplichtingen. Bij gebreke van eenstemmigheid wordt de eerste etappe automatisch met een jaar verlengd.

    Aan het einde van het vijfde jaar geschiedt de vaststelling door de Raad onder dezelfde voorwaarden. Bij gebreke van eenstemmigheid wordt de eerste etappe nogmaals automatisch met een jaar verlengd.

    Aan het einde van het zesde jaar geschiedt de vaststelling, op grond van een rapport van de Commissie, door de Raad die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit.

  • 4. 
    Binnen een termijn van één maand nadat deze laatste stemming heeft plaatsgevonden, heeft een Lid-Staat die overstemd werd of, indien de vereiste meerderheid van stemmen niet werd bereikt, elke Lid-Staat het recht te verlangen dat de Raad een scheidsrechterlijke instantie benoemt, waarvan de uitspraak voor alle Lid-Staten en de instellingen van de Gemeenschap verbindend is. Deze scheidsrechterlijke instantie bestaat uit drie leden, bij eenstemmig besluit door de Raad te benoemen op voorstel van de Commissie.

    Indien de Raad in gebreke blijft binnen een maand na gedaan verzoek de leden van de scheidsrechterlijke instantie te benoemen, worden dezen binnen een nieuwe termijn van een maand door het Hof van Justitie benoemd.

    De scheidsrechterlijke instantie wijst zelf haar voorzitter aan.

    Zij doet uitspraak binnen een termijn van zes maanden na de datum waarop de in de laatste alinea van lid 3 bedoelde stemming in de Raad heeft plaatsgevonden.

  • 5. 
    De tweede en derde etappe kunnen slechts worden verlengd of verkort krachtens een beschikking door de Raad met eenparigheid van stemmen genomen op voorstel van de Commissie.
  • 6. 
    De bepalingen der voorgaande leden mogen niet tot gevolg hebben dat de overgangsperiode langer duurt dan in totaal vijftien jaar te rekenen van de inwerkingtreding van dit Verdrag.
  • 7. 
    Behoudens de uitzonderingen of afwijkingen in dit Verdrag genoemd vormt het einde van de overgangsperiode het uiterste tijdstip waarop alle gestelde regels in werking moeten treden en waarop alle maatregelen welke het tot stand brengen van de gemeenschappelijke markt medebrengt, moeten zijn verwezenlijkt.

1.

Toelichting Nederlandse regering

Zowel de afbraak der onderlinge restricties als de vervanging van nationale regelingen door Gemeenschapsregelingen zal zeer geleidelijk geschieden. Hiervoor is een overgangsperiode van 12 à 15 jaar voorzien. Deze periode moet ruimschoots voldoende worden geacht voor de verschillende bedrijven en bedrijfstakken om zich, waar nodig, om te schakelen en aan te passen en tevens om de noodzakelijke Gemeenschapsregelingen te ontwerpen en in te voeren.

Deze overgangsperiode zal verdeeld zijn in drie etappes, elk van 4 jaar. Aangezien de absolute eindtermijn voor de overgangsperiode 15 jaar zal zijn, kunnen de verschillende etappes dus te zamen maximaal met drie jaar worden verlengd. De wijze, waarop deze verlenging kan geschieden, wordt geregeld in artikel 8. Deze regeling komt erop neer, dat de overgang van de tweede naar de derde etappe en van de derde etappe naar de definitieve eindfase automatisch zal plaatsvinden, tenzij de Raad van Ministers op voorstel van de Europese Commissie met unanimiteit anders beslist (artikel 8, lid 5).

Voor de overgang van de eerste naar de tweede etappe, dus na vier jaar, is een meer gecompliceerde en in beginsel andere regeling voorzien (artikel 8, leden 3 en 4). Hier is namelijk een unanieme beslissing van de Raad nodig om de overgang wél te doen plaatsvinden. De overgang van de eerste naar de tweede etappe vindt eerst, plaats, indien de Raad, op basis van een rapport van de Europese Commissie, constateert, dat de essentie van de doeleinden, welke in het Verdrag zijn neergelegd voor de eerste etappe, zijn bereikt en de verplichtingen voor deze etappe door de Lid-Staten zijn nagekomen. Deze overgang naar de tweede etappe kan zodoende door één land worden tegengehouden. Dit kan echter maximaal gedurende twee jaar. Na het tweede jaar zal een gekwalificeerde meerderheidsbeslissing voldoende zijn, zij het dat de overstemde Staat of Staten een beroep kunnen doen op arbitrage.

Het effect van het verlengen van de eerste etappe zal zijn dat verschillende voorzieningen en maatregelen, bestemd om te worden gerealiseerd in de tweede etappe, worden uitgesteld. De derde tariefverlaging vindt dus wel plaats (artikel 14, lid 2 i), de vierde wordt uitgesteld; de vierde contingentenvergroting vindt wel plaats, de vijfde wordt uitgesteld (artikel 33, lid 1, laatste alinea i) ; de eerste etappe van het gemeenschappelijke buitentarief wordt gerealiseerd (artikel 23, lid 1 i), de volgende etappe uitgesteld.

Zoals bekend is deze speciale procedure voor de overgang van de eerste naar de tweede etappe opgenomen op aandringen van de Franse Regering. Erkend moet worden, dat hierdoor het automatisme wordt doorbroken en de onaantrekkelijke situatie kan ontstaan, dat na vier jaar het integratieproces enige tijd tot stilstand komt. De reden, dat de onderhavige Franse eis, hoewel node, toch kon worden aanvaard, is gelegen in het feit, dat de verlengingsmogelijkheid in ieder geval tot maximaal drie jaar wordt beperkt en het Verdrag toch een vaste eindtermijn, namelijk van 15 jaar, bevat.