Artikel 221: Lopende aanvragen voor octrooien, bescherminggevende rechten en gebruiksmodellen
De bepalingen van de artikelen 14 tot en met 23 en van de artikelen 25 tot en met 28 zijn van toepassing op octrooien, voorlopig bescherminggevende rechten en gebruiksmodellen, alsmede op aanvragen om octrooien en om gebruiksmodellen, die vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag bestonden, en wel onder de volgende voorwaarden:
-
1.Voor de toepassing van de termijn, gesteld in artikel 17, lid 2 i, moet, ten gunste van de houder, rekening worden gehouden met de door de inwerkingtreding van het Verdrag ontstane nieuwe toestand.
-
2.Wanneer voor de mededeling van een niet-geheime uitvinding, de in artikel 16 i gestelde termijnen van drie en achttien maanden, of een van beide, verstreken zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het Verdrag, gaat op dat tijdstip een nieuwe termijn van zes maanden in.
Indien deze termijnen, of een van beide, op dat tijdstip lopen, worden zij met zes maanden verlengd te rekenen van de dag waarop zij normaal zouden verstrijken.
-
3.Dezelfde bepalingen zijn van toepassing op de mededeling van een geheime uitvinding, overeenkomstig de artikelen 16 i en 25, lid 1 i, met dien verstande dat de nieuwe termijnen of de verlenging van de lopende termijnen in dat geval ingaan op de dag van inwerkingtreding van de in artikel 24 i bedoelde beveiligingsverordening.
In dit artikel worden de verschillende termijnen voor mededeling van octrooiaanvragen, volgens de artikelen 1423 en 2528 geregeld, zoals deze ingaan bij de inwerkingtreding van het Verdrag.
Zonder deze regeling zou de nieuwe toestand, welke hierdoor ontstaat, een onbedoeld nadelig gevolg voor de octrooiaanvrager kunnen hebben, omdat noch de aanvrager, noch de Octrooiraad reeds bij de deponering van de aanvrage met deze inwerkingtreding rekening konden houden.