Artikel 105: Eerder met derde staten gesloten overeenkomsten
De bepalingen van dit Verdrag kunnen niet worden ingeroepen tegen de uitvoering van akkoorden of overeenkomsten die een Lid-Staat, een persoon of een onderneming vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag heeft gesloten met een derde Staat, een internationale organisatie of een onderdaan van een derde Staat, indien van deze akkoorden of overeenkomsten uiterlijk dertig dagen na de inwerkingtreding van dit Verdrag aan de Commissie mededeling is gedaan.
Nochtans kunnen akkoorden of overeenkomsten die een persoon of een onderneming tussen de ondertekening en de inwerkingtreding van dit Verdrag heeft gesloten met een derde Staat, een internationale organisatie of een onderdaan van een derde Staat, niet worden ingeroepen tegen dit Verdrag, indien naar het oordeel van het Hof van Justitie, dat op verzoek van de Commissie uitspraak doet, de bedoeling zich aan de bepalingen van dit Verdrag te onttrekken voor een van beide partijen een der doorslaggevende beweegredenen tot het aangaan van het akkoord of de overeenkomst is geweest.
Overeenkomsten, aangegaan door een Lid-Staat, persoon of onderneming vóór de inwerkingtreding van het Verdrag, blijven onverminderd van toepassing, indien zij binnen dertig dagen na de inwerkingtreding van het Verdrag aan de Commissie worden medegedeeld.
Het Verdrag staat aan een integrale uitvoering van deze overeenkomsten niet in de weg. Dit geldt echter niet voor overeenkomsten, die door een persoon of onderneming gesloten zijn tussen de ondertekening en de inwerkingtreding van het Verdrag en waarvan het Hof van oordeel is, dat zij onder meer werden aangegaan met het doel om het Verdrag te ontduiken.
Het eerste lid van dit artikel is voor Nederland van belang zowel voor de overeenkomst met de Verenigde Staten en het Statuut van de Internationale Atoomorganisatie als voor de samenwerking van het R.C.N. met Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk.