Protocol betreffende de aardolie en sommige derivaten daarvan
DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN
HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, welke aan het Verdrag zijn gehecht:
-
1.Elke Lid-Staat kan ten aanzien van de andere Lid-Staten en van derde Staten voor een periode van zes jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag de douanerechten en heffingen van gelijke werking op produkten vallende onder de posten 27.09, 27.10, 27.11, 27.12 en ex 27.13 (paraffine, was van petroleum of van leisteenolie, en paraffine-residuen) van de Naamlijst van Brussel handhaven zoals zij van toepassing zijn op 1 januari 1957 of op de datum van de inwerkingtreding van het Verdrag als zij op laatstbedoelde datum lager zijn. Evenwel zal het recht dat op ruwe oliën wordt gehandhaafd niet tot gevolg kunnen hebben, dat het op 1 januari 1957 bestaande verschil tussen de invoerrechten die van toepassing zijn op ruwe oliën enerzijds en op bovengenoemde derivaten anderzijds, met meer dan 5% toeneemt. Ingeval een dergelijk verschil niet bestaat, zal een eventueel tot stand te brengen verschil niet meer dan 5% mogen bedragen van het op 1 januari 1957 toegepaste recht op de produkten vallende onder post 27.09. Indien vóór het verstrijken van de periode van zes jaar een verlaging van de douanerechten en heffingen van gelijke werking wordt aangebracht op produkten vallende onder post 27.09, moeten de douanerechten en heffingen van gelijke werking waaraan de andere bovengenoemde produkten zijn onderworpen een overeenkomstige verlaging ondergaan.
Bij afloop van deze periode worden de rechten welke onder de voorwaarden, gesteld in de voorgaande alinea, zijn gehandhaafd ten aanzien van de andere Lid-Staten in hun geheel afgeschaft. Op dezelfde datum is het gemeenschappelijke douanetarief van toepassing ten aanzien van derde Staten.
-
2.Voor zover steunmaatregelen voor de produktie van aardolie, als bedoeld bij post 27.09 van de Naamlijst van Brussel noodzakelijk blijken om de prijs van de ruwe olie terug te brengen tot de prijs die geldt op de wereldmarkt, c.i.f. Europese haven van een Lid-Staat, vallen zij onder de toepassing van artikel 92, lid 3 c), van het Verdrag. Tijdens de eerste twee etappen maakt de Commissie slechts gebruik van de in artikel 93 genoemde bevoegdheden, in de mate waarin zulks noodzakelijk is om een verkeerde toepassing van die maatregelen te beletten.
Fait à Rome, le vingt-cinq mars mil neuf cent cinquante-sept.
Geschehen zu Rom am fünfundzwanzigsten März neunzehnhundertsiebenundfünfzig.
Fatto a Roma, il venticinque marzo millenovecentocinquantasette.
Gedaan te Rome, de vijfentwintigste maart negentienhonderd zevenenvijftig.
[Artikel 17 i] heeft betrekking op de douanerechten van fiscale aard. De beoordeling, welke rechten hieronder vallen, wordt aan de Lid-Staten overgelaten. Deze rechten zullen evenals de andere tarieven volledig moeten worden afgeschaft - en wel met ten minste 10 pct bij elke verlagingstrap.
Het vierde lid opent de mogelijkheid voor een Staat om met goedkeuring van de Commissie het douanerecht met een overwegend fiscaal belang nog zes jaar lang volledig te handhaven op de voorwaarde, dat dit recht daarna ineens wordt opgeheven. In dit verband zij bovendien gewezen op het speciale protocol voor aardolieprodukten.