Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité - Tweede verslag over de toepassing van richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Belangrijke juridische mededeling

|

2.

52005DC0675

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 21.12.2005

COM(2005) 675 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

Tweede verslag over de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht

INHOUDSOPGAVE

  • 1. 
    Inleiding 3
  • 2. 
    Algemeen kader 3
  • 3. 
    Eerste beoordelingsverslag over de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG (1993-1998) 4

3.1. Conclusies van het eerste verslag 4

3.2. Antwoord van de instellingen 4

  • 4. 
    Nieuwe ontwikkelingen na het eerste verslag 5

4.1. Wijziging van de wetgeving: Richtlijn 2001/38/EG 5

4.2. Voorbereiding van de tien nieuwe lidstaten op de toetreding 5

4.3. Bijdrage aan de verbetering van de bescherming van het Europese culturele erfgoed: studie over de opspoorbaarheid van cultuurgoederen 5

4.4. Verbetering van de administratieve samenwerking: goedkeuring van richtsnoeren 6

  • 5. 
    Toepassing van de richtlijn in de periode 1999-2003 6

5.1. Inhoud van de uitvoeringsverslagen van de lidstaten 6

5.2. Beoordeling van de toepassing van de richtlijn 8

5.2.1. Samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de autoriteiten 8

5.2.2. Vorderingen tot teruggave 9

5.2.3. Bescherming van cultuurgoederen 9

  • 6. 
    Conclusies 10

6.1. Verbetering van de samenwerking en de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten 10

6.2. Verlenging van de termijn voor vorderingen tot teruggave 10

6.3. Behoud van de financiële drempels 10

6.4. Periodiciteit van het beoordelingsverslag 11

6.5. Inschakeling van het Raadgevend Comité inzake cultuurgoederen 11

  • 1. 
    INLEIDING

Richtlijn 93/7/EEG van de Raad, die op 15 maart 1993 is vastgesteld[1], voorziet in mechanismen voor samenwerking tussen nationale autoriteiten en in een gerechtelijke procedure voor de teruggave van cultuurgoederen wanneer deze op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht.

Artikel 16, lid 2, van de richtlijn bepaalt dat de Commissie om de drie jaar een beoordelingsverslag over de toepassing van de richtlijn aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité doet toekomen.

Dit document is het tweede beoordelingsverslag over de toepassing van de richtlijn in de vijftien lidstaten en bestrijkt de periode 1999-2003. Het eerste verslag handelde over de periode 1993-1998[2].

  • 2. 
    ALGEMEEN KADER

Op communautair niveau vallen cultuurgoederen onder de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna "EG-Verdrag"), en met name onder de bepalingen betreffende het vrije verkeer van goederen. Meer bepaald de artikelen 28 en 29 van het EG-Verdrag verbieden maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve invoer- of uitvoerbeperkingen.

Artikel 30 bepaalt echter dat de artikelen 28 en 29 van het EG-Verdrag geen beletsel vormen voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer die met name “uit hoofde van bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit” gerechtvaardigd zijn. Om aanvaardbaar te zijn, moeten deze verboden en beperkingen in elk geval noodzakelijk zijn voor en evenredig aan het beoogde doel, en bijgevolg mogen zij geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking tussen de lidstaten vormen.

In dit kader is Richtlijn 93/7/EEG een begeleidende maatregel in verband met de interne markt die tot doel heeft de werking van de interne markt te verzoenen met de garantie voor de lidstaten dat zij de bescherming van cultuurgoederen die de status van nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit hebben, kunnen verzekeren overeenkomstig artikel 30 van het EG-Verdrag.

De richtlijn heeft niet tot doel de illegale handel in cultuurgoederen te bestrijden. Zij regelt evenmin het gebruik dat de lidstaten van artikel 30 van het EG-Verdrag kunnen maken. Krachtens dat artikel behouden de lidstaten dan ook het recht om hun nationaal bezit te definiëren, alsmede de mogelijkheid om de nodige nationale bepalingen vast te stellen teneinde de bescherming ervan te garanderen.

  • 3. 
    EERSTE BEOORDELINGSVERSLAG OVER DE TOEPASSING VAN RICHTLIJN 93/7/EEG (1993-1998)

3.1. Conclusies van het eerste verslag

In het eerste verslag[3] werd geconstateerd dat de omzetting van de richtlijn in nationaal recht traag verliep en dat de toepassing van de richtlijn bijgevolg vertraging opliep. De periode gedurende welke de richtlijn daadwerkelijk werd toegepast, werd dus niet lang genoeg geacht om de doeltreffendheid ervan te beoordelen.

In het verslag werd erop gewezen dat de lidstaten van oordeel waren dat de richtlijn noodzakelijk en nuttig was voor de bescherming van het culturele erfgoed. De meeste van deze lidstaten vonden dat het communautaire rechtskader waarin de richtlijn voorzag, toereikend was, ook al hadden sommige lidstaten liever gezien dat het verder werd ontwikkeld. Zo was Italië van mening dat de verjaringstermijn van één jaar op drie jaar moest worden gebracht. Nederland van zijn kant stelde voor het recht op het instellen van een vordering tot teruggave uit te breiden tot particulieren.

In het verslag werd echter naar voren gebracht dat de administratieve samenwerking tussen de autoriteiten op nationaal en communautair niveau in de praktijk niet van de grond was gekomen. De meeste lidstaten pleitten dan ook voor een verbetering van deze samenwerking. Bovendien werd in het verslag opgemerkt dat het, vanwege het gebrek aan informatie over de cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van de lidstaten werden gebracht, wenselijk was de opspoorbaarheid van cultuurgoederen te verbeteren.

3.2. Antwoord van de instellingen

In de antwoorden van het Europees Parlement en de Raad werden verbeteringen van de richtlijn voorgesteld.

In zijn resolutie[4] was het Europees Parlement van oordeel dat de Europese Unie in het kader van haar bevoegdheden een sterker accent moest leggen op de bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen en dat de Commissie daarbij een centrale rol te spelen had. Daarom verzocht het Parlement met name:

  • de verjaringstermijn, die in Richtlijn 93/7/EEG op één jaar is vastgesteld, te wijzigen;
  • in de vijftien lidstaten en de tien kandidaat-lidstaten campagne te voeren om de publieke opinie te mobiliseren tegen de illegale handel in cultuurgoederen;
  • volledige en openbare catalogi op te stellen van de cultuurgoederen die in het bezit zijn van instellingen, stichtingen en openbare en particuliere organen; en
  • een groenboek over de illegale handel in cultuurgoederen op te stellen en concrete voorstellen op communautair niveau ter bestrijding van deze handel te formuleren.

Het gevolg dat aan deze laatste drie verzoeken is gegeven, komt niet aan de orde in dit verslag, dat uitsluitend handelt over de toepassing van de richtlijn.

De Raad op zijn beurt verzocht de lidstaten in zijn resolutie[5] de door de richtlijn geboden beschermingsmogelijkheden optimaal te benutten, met name via de versterking van de administratieve samenwerking. Hij verzocht de Commissie:

  • door te gaan met de voorgestelde initiatieven en er zo nodig nieuwe te ontwikkelen om een grotere bijdrage te leveren aan de bescherming van het culturele erfgoed van de lidstaten en aan de werking van de richtlijn; en
  • bijzondere aandacht te besteden aan de totstandbrenging, in de nieuwe lidstaten, van de administratieve structuren en capaciteiten die verantwoordelijk zijn voor de bescherming van de nieuwe buitengrenzen van de Europese Unie.
  • 4. 
    NIEUWE ONTWIKKELINGEN NA HET EERSTE VERSLAG

4.1. Wijziging van de wetgeving: Richtlijn 2001/38/EG

Zoals in het eerste verslag werd voorgesteld, wijzigt Richtlijn 2001/38/EG[6] de bijlage bij Richtlijn 93/7/EEG teneinde de bedragen in nationale valuta’s vanaf 1 januari 2002 aan de euro aan te passen en de waarde 0 (nul) voor de financiële drempels te vervangen door de uitdrukking “ongeacht hun waarde”. De richtlijn is door alle lidstaten omgezet.

4.2. Voorbereiding van de tien nieuwe lidstaten op de toetreding

De Commissie heeft de ontwerpen van de nationale maatregelen van de tien nieuwe lidstaten tot omzetting van de richtlijn bestudeerd. Zo heeft zij de nodige technische bijstand verleend om een correcte omzetting binnen de vastgestelde termijnen te vergemakkelijken. De Commissie heeft echter in 2004 inbreukprocedures tegen sommige lidstaten ingeleid vanwege niet-mededeling van de nationale omzettingsmaatregelen.

4.3. Bijdrage aan de verbetering van de bescherming van het Europese culturele erfgoed: studie over de opspoorbaarheid van cultuurgoederen

Het hoofddoel van deze eind 2004 afgeronde studie was de structuren en mechanismen voor informatieverspreiding te bestuderen die de lidstaten tot stand hadden gebracht met het oog op de verzameling, overdracht en uitwisseling van informatie over de in de bijlage bij de richtlijn[7] vermelde cultuurgoederen.

Uit deze studie blijkt dat het systeem voor de bescherming van het culturele erfgoed van elke lidstaat bestaat uit een centrale kern van nationaal bezit dat niet voorgoed buiten het nationale grondgebied mag worden gebracht, een tweede categorie cultuurgoederen die alleen met een nationale vergunning mogen worden overgedragen, en een derde categorie waaronder alle goederen vallen waarvan het verkeer vrij en zonder controle mag plaatsvinden vanwege het geringere culturele belang ervan. De studie concludeert dat de opspoorbaarheid alleen gegarandeerd is voor goederen die tot de centrale kern behoren, en in mindere mate voor cultuurgoederen van de tweede categorie, waarvan het verkeer plaatsvindt op basis van een uitvoervergunning.

Om de opspoorbaarheid van cultuurgoederen in Europa te verbeteren wanneer deze uit een lidstaat naar een andere worden overgebracht, worden in de studie de volgende maatregelen aanbevolen:

  • de vaststelling van één model van vergunning voor de overdracht van cultuurgoederen binnen de Europese Unie;
  • het opzetten van een Europese databank van overdrachtvergunningen en van vergunningen voor uitvoer naar derde landen;
  • de invoering van efficiënte systemen voor het merken van cultuurgoederen en de oprichting van een netwerk op basis van regelmatige ontmoetingen en het gebruik van gemeenschappelijke technische instrumenten teneinde de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te verbeteren[8].

4.4. Verbetering van de administratieve samenwerking: goedkeuring van richtsnoeren

Het in artikel 17 van de richtlijn bedoelde Raadgevend Comité inzake cultuurgoederen heeft richtsnoeren goedgekeurd ter verbetering en versterking van de administratieve samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten via de oprichting van een netwerk voor contacten en informatie-uitwisseling[9]. Die richtsnoeren bevatten voor de betrokken instellingen en belangstellenden alle nuttige inlichtingen over bestaande communautaire instrumenten betreffende de uitvoer van cultuurgoederen naar derde landen en de teruggave van goederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht.

  • 5. 
    TOEPASSING VAN DE RICHTLIJN IN DE PERIODE 1999-2003

5.1. Inhoud van de uitvoeringsverslagen van de lidstaten

Daar de Commissie niet beschikte over het uitvoeringsverslag dat de lidstaten krachtens artikel 16 van de richtlijn moeten indienen, heeft zij in februari 2004 een vragenlijst naar de lidstaten gestuurd om de gegevens van de lidstaten beter te kunnen vergelijken. Alle lidstaten hebben een bijdrage ingediend, hoewel diverse aanmaningen moesten worden gestuurd voordat in maart 2005 de laatste bijdrage werd ontvangen. Vervolgens werd in maart 2005 een aanvullende vragenlijst toegezonden aan de centrale autoriteiten die belast zijn met de toepassing van de richtlijn. Tegen eind september 2005 hadden vier lidstaten (Frankrijk, Luxemburg, Nederland en Oostenrijk) deze tweede vragenlijst nog steeds niet beantwoord.

De lidstaten vinden de richtlijn een nuttig instrument voor de teruggave van nationaal bezit dat sinds 1993 op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat is gebracht. In deze bijdragen wordt echter gewezen op:

  • het feit dat de richtlijn niet vaak wordt toegepast;
  • de ontoereikende samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten op communautair niveau;
  • het gebrek aan gegevens bij de centrale autoriteiten over de concrete toepassing van de richtlijn.

De door de lidstaten aan de Commissie verstrekte statistische gegevens over de toepassing van de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 93/7/EEG zijn in de bijlage opgenomen. Samengevat komt het hierop neer dat in vijf gevallen cultuurgoederen daadwerkelijk zouden zijn teruggegeven dankzij de samenwerking tussen de nationale autoriteiten en zonder dat gebruik moest worden gemaakt van de gerechtelijke procedure waarin Richtlijn 93/7/EEG voorziet. In twee andere gevallen zou de in de periode in kwestie ingeleide teruggaveprocedure nog aan de gang zijn.

Bovendien is mededeling gedaan van twaalf verzoeken tot opsporing van cultuurgoederen en negen kennisgevingen van het terugvinden van cultuurgoederen op het grondgebied van de lidstaten. Nederland maakt melding van acht verzoeken om controle afkomstig uit zes lidstaten, terwijl Oostenrijk slechts één verzoek rapporteert.

Duitsland en Portugal ten slotte delen mee dat zij de nodige maatregelen hebben genomen voor het materiële behoud van cultuurgoederen. Italië op zijn beurt geeft aan dat Frankrijk en Duitsland voorlopige maatregelen te zijnen gunste zouden hebben genomen om te voorkomen dat cultuurgoederen aan de teruggaveprocedure werden onttrokken. Deze informatie is niet door die lidstaten bevestigd.

Overigens hebben de lidstaten melding gemaakt van drie vorderingen tot teruggave op grond van artikel 5 van de richtlijn, waarvan er twee zijn ingesteld door Griekenland en één door Frankrijk.

Volgens sommige lidstaten, zoals Duitsland en Nederland, is het feit dat de richtlijn weinig toepassing vindt te verklaren doordat het Openbaar Ministerie en de politieautoriteiten onvoldoende op de hoogte zijn van de nationale regelgeving tot omzetting van de richtlijn. Andere lidstaten, zoals Spanje, vinden dat de termijn voor het instellen van de vordering tot teruggave te kort is, zodat de voorkeur wordt gegeven aan het instellen van civielrechtelijke vorderingen.

Ten slotte zijn sommige lidstaten van mening dat de periodiciteit van het verslag zou kunnen worden gewijzigd. Zo geeft Ierland er de voorkeur aan elk jaar een verslag op te stellen, terwijl Denemarken en België eerder te vinden zijn voor verslaglegging om de vijf en zelfs om de tien jaar.

5.2. Beoordeling van de toepassing van de richtlijn

Op basis van de in de nationale verslagen verstrekte informatie constateert de Commissie dat de artikelen 4 en 5 slechts in een zeer gering aantal gevallen zijn toegepast. Het is echter moeilijk uit te maken of dit aantal overeenstemt met het werkelijke aantal gevallen waarin ze zijn toegepast, daar de Commissie moeilijkheden ondervond om de gegevens van de lidstaten te vergelijken[10]. Het gebeurt immers dat een lidstaat aangeeft nooit een verzoek om opsporing of een kennisgeving van terugvinding van een voorwerp te hebben ontvangen, terwijl een andere lidstaat integendeel beweert hem er een te hebben toegezonden. Bovendien zou dit geringe aantal gevallen waarin de richtlijn is toegepast, verband kunnen houden met het feit dat:

  • op onrechtmatige wijze buiten een land gebrachte cultuurgoederen pas na gemiddeld 20 à 30 jaar weer te voorschijn komen;
  • alleen het in de bijlage bij de richtlijn vermelde nationale bezit onder het toepassingsgebied van de richtlijn valt.

5.2.1. Samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de autoriteiten

Uit de nationale bijdragen blijkt dat de centrale autoriteiten niet vaak administratief hebben samengewerkt en overleg hebben gepleegd gezien het geringe aantal gemelde gevallen waarin de richtlijn is toegepast.

In dit verband wijzen sommige lidstaten, waaronder België en Duitsland, op lacunes in het verzamelen en de overdracht van informatie, zowel tussen lidstaten als in deze landen zelf.

Hoe dan ook, de informatie over de in het kader van artikel 4 van de richtlijn ondernomen stappen wordt door de betrokken instanties niet in voldoende mate doorgegeven aan de centrale autoriteiten die belast zijn met de toepassing van de richtlijn. Deze centrale autoriteiten pleiten dan ook voor een verbetering van de informatie-uitwisseling, zowel op nationaal niveau als tussen de lidstaten, teneinde de belemmeringen voor een effectieve toepassing van de richtlijn weg te ruimen.

Zo wijzen Denemarken, Frankrijk, Spanje, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk op de resultaten van de goede verstandhouding tussen hun respectieve, voor de toepassing van de richtlijn bevoegde autoriteiten. Zij laten zich daarentegen kritisch uit over de gebrekkige bereidheid tot samenwerking van andere centrale autoriteiten.

Met betrekking tot de samenwerking tussen de verschillende autoriteiten die op nationaal gebied te maken hebben met cultuurgoederen (cultuur, douane, politie en justitie), komen uit de door de lidstaten verstrekte informatie uiteenlopende nationale situaties naar voren. Zo hebben Portugal, Ierland, Frankrijk, België, Italië en het Verenigd Koninkrijk ervaring opgedaan met een werkgroep waarin de betrokken diensten bijeenkomen voor de uitwisseling van informatie en goede praktijken, en dat levert volgens hen goede resultaten op.

5.2.2. Vorderingen tot teruggave

In de periode 1999-2003 zijn door de lidstaten krachtens artikel 5 drie vorderingen tot teruggave ingesteld. Het gaat om twee vorderingen van Griekenland tegen Duitsland en één vordering van Frankrijk tegen België.

Het geringe aantal vorderingen is te verklaren door het feit dat gewoon al het bestaan van een rechtsvordering een positieve invloed heeft op het zoeken naar buitengerechtelijke oplossingen in der minne. Uit de bijdragen van de lidstaten blijkt evenwel niet in hoeveel gevallen precies de toepassing van de richtlijn heeft geleid tot een minnelijke schikking voor teruggave. Sommige lidstaten (Griekenland, Spanje, Frankrijk, Nederland) verkiezen immers over het algemeen andere rechtsmiddelen aan te wenden om cultuurgoederen terug te vorderen, omdat zij de voorwaarden voor het instellen van een vordering tot teruggave te beperkend vinden (vanaf 1993 op onrechtmatige wijze buiten het land zijn gebracht en/of de verjaringstermijn van één jaar).

In het licht van de ingediende gegevens moet bovendien worden geconcludeerd dat de bepalingen van artikel 6, volgens welke tussen de lidstaten informatie moet worden uitgewisseld wanneer een vordering tot teruggave wordt ingesteld, niet zijn toegepast.

5.2.3. Bescherming van cultuurgoederen

De regeling voor de teruggave van cultuurgoederen waarin de richtlijn voorziet, heeft tot doel de bescherming van het culturele erfgoed van de lidstaten te waarborgen.

De lidstaten zijn het erover eens dat de richtlijn, ook al wil zij het cultuurbezit enigermate preventief beschermen, op zich geen instrument is ter bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen. Overigens is het niet de bedoeling dat de richtlijn het vrije verkeer van cultuurgoederen regelt. De mate waarin de richtlijn de illegale handel in cultuurgoederen helpt bestrijden, is dan ook geen maatstaf om de doeltreffendheid ervan te beoordelen.

Gezien echter de belangstelling van de lidstaten en de communautaire instellingen om de strijd tegen de illegale handel in cultuurgoederen actief voort te zetten, acht de Commissie het wenselijk de aanbevelingen van de studie over de opspoorbaarheid van cultuurgoederen grondig te bestuderen. Ook al bestrijken de conclusies van de studie een breder terrein dan het toepassingsgebied van de richtlijn, de Commissie is van mening dat het Raadgevend Comité inzake cultuurgoederen over de nodige expertise beschikt om een dergelijke discussie op gang te brengen.

Ingevolge het verzoek van het Europees Parlement in zijn resolutie[11] overweegt de Commissie of het wenselijk is een mededeling over het verkeer van cultuurgoederen in de Unie uit te brengen waarin met name de huidige situatie in de lidstaten wordt beschreven.

  • 6. 
    CONCLUSIES

6.1. Verbetering van de samenwerking en de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten

De beoordeling van de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG in de periode 1999-2003 brengt lacunes aan het licht in de administratieve samenwerking en het overleg tussen de lidstaten, twee fundamentele voorwaarden voor de bescherming en het behoud van het culturele erfgoed van de lidstaten.

Om deze leemten aan te vullen, is de Commissie van plan na te gaan welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die zijn gedaan in de richtsnoeren ter verbetering van de administratieve samenwerking. Daaruit zou moeten blijken hoe het staat met de uitvoering van deze richtsnoeren, terwijl tevens zou kunnen worden beoordeeld in hoever ze op de reële behoeften zijn afgestemd. De Commissie is van mening dat gerichte nationale en communautaire maatregelen moeten worden genomen met het doel de gebrekkige samenwerking te verhelpen teneinde de goede werking van het communautaire systeem voor de bescherming van cultuurgoederen te waarborgen en de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG te bevorderen. In dit verband zouden sommige lidstaten, zoals Spanje en Duitsland, voorstander zijn van het instellen van een procedure voor de toepassing van artikel 4 van de richtlijn, indien deze procedure kan bijdragen aan de verbetering van de administratieve samenwerking tussen de lidstaten zonder dat dit bureaucratische rompslomp met zich meebrengt. Denemarken bijvoorbeeld vindt het belangrijk dat termijnen wordt vastgesteld voor het beantwoorden van verzoeken om samenwerking. De overige lidstaten lijken daarentegen niet te vinden voor een gemeenschappelijke procedure. De Commissie vindt het te vroeg om in dit stadium al conclusies te trekken.

6.2. Verlenging van de termijn voor vorderingen tot teruggave

Volgens de lidstaten is een termijn van één jaar voor het instellen van een vordering tot teruggave te kort. Zij pleiten voor een verlenging van de termijn tot drie jaar. Dit verzoek werd ook al in het eerste beoordelingsverslag geformuleerd.

Onder voorbehoud van overleg in het Raadgevend Comité inzake cultuurgoederen zou een wijziging van artikel 7, lid 1, van de richtlijn in overweging kunnen worden genomen om de verjaringstermijn te verlengen tot drie jaar vanaf de datum waarop de plaats waar het cultuurgoed zich bevindt en de identiteit van de bezitter of de houder van dat goed ter kennis van de verzoekende lidstaat zijn gekomen.

6.3. Behoud van de financiële drempels

De richtlijn bepaalt dat de Raad om de drie jaar, op voorstel van de Commissie, overgaat tot onderzoek naar en, in voorkomend geval, tot herziening van de in de bijlage bij de richtlijn genoemde bedragen, rekening houdend met de economische en monetaire indicatoren in de Gemeenschap.

De lidstaten hebben in het kader van de voorbereiding van dit verslag uiteenlopende antwoorden gegeven. Sommige lidstaten, zoals Spanje, Oostenrijk en Zweden, vinden dat deze drempels te hoog zijn en dat daarmee geen toereikende bescherming kan worden gewaarborgd. Andere lidstaten, zoals het Verenigd Koninkrijk, achten een verhoging van de drempels wenselijk om aldus de lijst van cultuurgoederen als bedoeld in Richtlijn 93/7/EEG te verkorten. Aangezien de uiteenlopende zienswijzen waarop reeds in het eerste verslag is gewezen, nog steeds bestaan, is de Commissie in dit stadium niet van plan een herziening van de drempels voor te stellen.

6.4. Periodiciteit van het beoordelingsverslag

Gezien de moeilijkheid om van de lidstaten informatie te verkrijgen over de toepassing van de richtlijn en gezien het beperkte aantal gevallen waarin de artikelen 4 en 5 van de richtlijn zijn toegepast, is de Commissie van mening dat de bij artikel 16 vastgestelde verplichting om elke drie jaar een verslag op te stellen, niet hoeft te worden gehandhaafd.

6.5. Inschakeling van het Raadgevend Comité inzake cultuurgoederen

De Commissie is voornemens de bovenvermelde kwesties aan het comité voor te leggen.

***

  • De Commissie verzoekt het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité kennis te nemen van dit verslag.
  • In het licht van dit verslag zal de Commissie het Raadgevend Comité inzake cultuurgoederen raadplegen over de voorstellen tot wijziging van Richtlijn 93/7/EEG betreffende de termijn voor vorderingen tot teruggave en de periodiciteit van het verslag.

ANNEXE

Tableaux des restitutions, des actions en restitution et des actions de coopération administrative entre les Etats membres de 1999 à 2003[12]

  • Récapitulatif des restitutions (toutes à l’amiable en dehors de la procédure de restitution juridictionnelle)

Année | Etat restituant | Etat requérant | Objet |

2003 | Royaume uni | Portugal | Manuscrits d’archives du XVIII siècle |

  • | Royaume uni | Suède | Livres |

2001 | Portugal | Espagne | Peinture « Romany» de Frederico Madrazo Kuntz |

2000 | Pays-Bas | Autriche | Tableau |

2003 | Pays-Bas | Royaume uni | Manuscrits |

  • Récapitulatif des négociations en vue de la restitution à l’amiable

Année | Etat restituant | Etat requérant | Résultat |

  • | Allemagne | Italie | En cours |

2002 | Pays-Bas | Italie | En cours (cuirasse) |

  • Récapitulatif des demandes de restitution introduites (article 5 de la directive 93/7/CEE)

Année | Requérant | Requis | Objet |

2002 | Grèce | Allemagne | 438 antiquités d’origine grecque |

2003 | Grèce | Allemagne | 13 antiquités d’origine grecque |

2003 | France | Belgique | Archives publiques (33.000 documents) |

  • Demande de recherche d’objet (article 4, 1 de la directive 93/7/CEE)

Année | Requérant | Requis | Résultat |

2003 | Pays-Bas | Royaume Uni | Suite un accord entre les parties, les objets ont été renvoyés aux Pays-Bas sans besoin d’appliquer la directive |

2003 | Allemagne | Royaume uni | La sortie d’Allemagne n’était pas illicite |

2003 | Allemagne (Peinture de Degas) | Autriche | Aucun résultat. Le tableau n’est pas connu en Autriche |

2001 | Autriche (Diplôme militaire romain) | Allemagne | Aucun résultat, faute d’intervention des autorités |

1999 2000 | Italie (2) | Pays-Bas | Réglé en dehors du cadre de la directive |

  • | Italie | Allemagne | En cours |
  • | Portugal | Espagne | En cours |
  • | Espagne | Allemagne | Sans succès (Tableau de Bernardo Belotto) |
  • | Grèce (2) | Allemagne | Saisie des objets |
  • | Italie | Pays-Bas | ? |
  • Notifications de découverte d’objet (article 4, 2 de la directive 93/7/CEE)

Année | Etat notifiant | Etat notifié | Résultat |

2003 | Royaume uni | France | Les autorités françaises ont accordé une autorisation avec effet rétroactif et les autorités britanniques ont pu accorder la licence d’exportation |

2001 (1) 2003 (2) | Royaume-Uni (3) | Portugal | Dans deux cas, les autorités portugaises ont accordé une autorisation avec effet rétroactif et les autorités britanniques ont pu accorder la licence d’exportation. Dans l’autre cas, le bien culturel a été renvoyé au Portugal sur une base volontaire, suite à l’intermédiation des autorités britanniques entre le possesseur et les autorités portugaises. |

2003 | Allemagne (objets grecs) | Autriche | Sans résultat : Renonciation à la restitution faute des conditions |

1999 | Italie (Reliefs gotiques) | Autriche | Sans résultat : l’origine n’a pas pu être déterminé |

1999 | Autriche | Italie | ? |

  • | Espagne | Italie | En cours |

2002 | France | Grèce | Interdiction de la vente |

ANNEX

Tables showing returns and instances of administrative cooperation

between Member States 1999-2003 [13]

  • List of returns (all amicable settlements outside the legal return procedure)

Year | Returning State | Requesting State | Object |

2003 | UK | Portugal | Archive of Manuscripts from the 18th century |

  • | UK | Sweden | Books |

2001 | Portugal | Spain | Painting “Romany” of Frederico Madrazo Kuntz |

2000 | Netherlands | Austria | Painting |

2003 | UK | Netherlands | Manuscripts |

  • Summary of ongoing requests for return

Year | Returning State | Requesting State | Result |

  • | Germany | Italy | ongoing |

2002 | Netherlands | Italy | ongoing (armour) |

  • List of legal return procedures (article 5 of directive 93/7/EEC)

Year | Requesting State | Requested State | Object |

2002 | Greece | Germany | 438 antiquities of Greek origin |

2003 | Greece | Germany | 13 antiquities of Greek origin |

2003 | France | Belgium | Public archives (33.000 documents) |

  • List of requests for search (article 4, 1 of Directive 93/7/EEC)

Year | Requesting State | Requested State | Result |

2003 | Netherlands | UK | Due to an agreement between the parties, the objects were returned to the Netherlands without the need to apply the Directive. |

2003 | Germany | UK | Removal from Germany was not unlawful. |

2003 | Germany (painting of Degas) | Austria | No result. The painting is not known in Austria. |

2001 | Austria (Latin military diploma) | Germany | No result for lack of intervention by the authorities. |

1999 2000 | Italy (2) | Netherlands | Resolved outside the ambit of the Directive. |

  • | Italy | Germany | Ongoing |
  • | Portugal | Spain | ongoing |
  • | Spain | Germany | Without success (Painting of Bernardo Belotto) |
  • | Greece (2) | Germany | Securing of the objects |
  • | Italy | Netherlands | ? |
  • Notifications of discoveries (Article 4, 2 of Directive 93/7/EEC)

Year | Notifying State | Notified State | Result |

2003 | UK | France | The French authorities have granted retroactive authorisation and the British authorities have issued an export licence. |

2001 (1) 2003 (2) | UK (3) | Portugal | In two cases the Portuguese authorities granted retroactive authorisation and the British authorities issued export licences. In the other case, the article has been sent back to Portugal on a voluntary basis following mediation by the British authorities between the holder and the Portuguese authorities. |

2003 | Germany (objects of Greek origin) | Austria | No result. Restitution abandoned for lack of conditions. |

1999 | Italy (gothic reliefs) | Austria | No result. Origin could not be determined. Item returned to owner. |

1999 | Austria | Italy | ? |

  • | Spain | Italy | ongoing |

2002 | France | Greece | Prohibition of the sale |

ANHANG

Tabellarische Übersicht über Rückgaben, Rückgabemaßnahmen und Zusammenarbeit im Verwaltungsbereich zwischen Mitgliedsstaaten 1999-2003[14]

  • Rückgaben (Einigung außerhalb des Rückgabeverfahrens )

Jahr | Ersuchter Mitgliedstaat | Ersuchender Mitgliedstaat | Objekt |

2003 | Vereinigtes Königreich | Portugal | Archiv von Manuskripten aus dem 18. Jahrhundert. |

  • | Vereinigtes Königreich | Schweden | Bücher |

2001 | Portugal | Spanien | Gemälde mit dem Titel “Romany” von Frederico Madrazo Kuntz |

2000 | Niederlande | Österreich | Gemälde |

2003 | Vereinigtes Königreich | Niederlande | Manuskripte |

  • Liste der laufenden Verhandlungen, die auf eine Einigung außerhalb des Rückgabeverfahrens gerichtet sind

Jahr | Ersuchter Mitgliedstaat | Ersuchender Mitgliedstaat | Ergebnis |

  • | Deutschland | Italien | laufend |

2002 | Niederlande | Italien | laufend (Harnisch) |

  • Liste der eingeleiteten Rückgabeverfahren (Artikel 5 der Richtlinie 93/7/EWG)

Jahr | Ersuchender Mitgliedstaat | Ersuchter Mitgliedstaat | Objekt |

2002 | Griechenland | Deutschland | 438 Antiquitäten griechischer Herkunft |

2003 | Griechenland | Deutschland | 13 Antiquitäten griechischer Herkunft |

2003 | Frankreich | Belgien | Öffentliches Archiv (33.000 Dokumente) |

  • Anträge auf Nachforschung nach Kulturgütern (Artikel 4 Absatz 1 der Richtlinie 93/7/EWG)

Jahr | Ersuchender Mitgliedstaat | Ersuchter Mitgliedstaat | Ergebnis |

2003 | Niederlande | Vereinigtes Königreich | Dank eines Abkommens zwischen den Parteien wurden die Kulturgüter in die Niederlande zurückgebracht, ohne die Richtlinie anwenden zu müssen. |

2003 | Deutschland | Vereinigtes Königreich | Verbringung aus Deutschland war nicht unrechtmäßig. |

2003 | Deutschland (Degas-Gemälde) | Österreich | Kein Ergebnis. Das Gemälde ist in Österreich unbekannt. |

2001 | Österreich (Römisches Militärzeugnis) | Deutschland | Kein Ergebnis, weil die Behörden nicht eingegriffen haben. |

1999 2000 | Italien (2) | Niederlande | Der Fall wurde außerhalb der Richtlinie gelöst. |

  • | Italien | Deutschland | laufend |
  • | Portugal | Spanien | laufend |
  • | Spanien | Deutschland | Ohne Erfolg (Gemälde von Bernardo Belotto) |
  • | Griechenland (2) | Deutschland | Sicherstellung der Kulturgüter |
  • | Italien | Niederlande | ? |
  • Notifizierung über das Auffinden von Kulturgütern (Artikel 4 Absatz 2 der Richtlinie 93/7/EWG)

Jahr | Notifizierender Mitgliedstaat | Notifizierter Mitgliedstaat | Ergebnis |

2003 | Vereinigtes Königreich | Frankreich | Die französischen Behörden haben eine rückwirkende Genehmigung erteilt und die britischen Behörden haben eine Ausfuhrgenehmigung ausgestellt. |

2001 (1) 2003 (2) | Vereinigtes Königreich (3) | Portugal | In zwei Fällen haben die portugiesischen Behörden eine rückwirkende Genehmigung erteilt und die britischen Behörden haben Ausfuhrgenehmigungen ausgestellt. Im dritten Fall wurde das Kulturgut auf freiwilliger Basis nach Portugal zurückgeschickt, nachdem die britischen Behörden zwischen dem Besitzer und den portugiesischen Behörden vermittelt haben. |

2003 | Deutschland (Kulturgüter griechischer Herkunft) | Österreich | Kein Ergebnis. Rückgabeverfahren wurde abgebrochen wegen mangelnder Bedingungen. |

1999 | Italien (gotische Reliefs) | Österreich | Kein Ergebnis. Die Herkunft der Gegenstände konnte nicht bestimmt werden. |

1999 | Österreich | Italien | ? |

  • | Spanien | Italien | laufend |

2002 | Frankreich | Griechenland | Verkauf des Gegenstandes wurde verboten. |

[1] Richtlijn 93/7/EEG van de Raad van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht, PB L 74 van 27.3.1993, blz. 74, gewijzigd bij Richtlijn 96/100/EEG van het Europees Parlement en de Raad 17 februari 1997, PB L 60 van 1 maart 1997, blz. 59, en bij Richtlijn 2001/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2001, PB L 187 van 10 juli 2001, blz. 43.

[2] Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen en Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht, COM(2000) 325 definitief van 25 mei 2000.

[3] Zie voetnoot 2.

[4] Resolutie van het Europees Parlement van 12 juni 2001 over het verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen en Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht, PB C 53 E van 28 februari 2002, blz. 125, punt 7.

[5] Resolutie van de Raad van 21 januari 2002 betreffende het verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen en Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht, PB C 32 van 5 februari 2002, blz. 3.

[6] Richtlijn 2001/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2001, PB L 187 van 10 juli 2001, blz. 43.

[7] http://europa.eu.int/comm/enterprise/regulation/inst_sp/dir937_en.htm.

[8] Deze aanbeveling heeft in het kader van het zesde kaderprogramma voor onderzoek (2002-2006) reeds geleid tot de goedkeuring van een eerste onderzoekproject. Op het ogenblik dat dit verslag werd opgesteld, werd gewerkt aan een nieuwe oproep tot het indienen van onderzoekvoorstellen, die onder meer betrekking had op taken om met name de authentisering van cultuurgoederen te vergemakkelijken en de opspoorbaarheid en het merken van cultuurgoederen te verbeteren.

[9] http://europa.eu.int/comm/taxation_customs/customs/customs_controls/cultural_goods/index_en.htm. Op het ogenblik dat dit verslag werd opgesteld, werd gewerkt aan de actualisering van deze richtsnoeren.

[10] Vanwege deze moeilijkheden heeft de Commissie de bijgevoegde tabellen ter goedkeuring aan de centrale autoriteiten van de vijftien lidstaten voorgelegd.

[11] Zie voetnoot 4.

[12] Source / Mesures communiquées par les autorités centrales chargées de l’application de la Directive 93/7/CEE à la Commission européenne

[13] Source / Mesures notified by the central authorities charged with the application of Directive 93/7/EEC to the European Commission.

[14] Quelle: Maßnahmen, über die die für die Anwendung der Richtlinie 93/7/EWG zuständigen Behörden die Europäische Kommission benachrichtigt haben.

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.