Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, als gewijzigd bij Richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

52004DC0248

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, als gewijzigd bij Richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998 /* COM/2004/0248 def. */

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S - Tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, als gewijzigd bij Richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998

  • 1. 
    Inleiding

In januari 1999 publiceerde de Europese Commissie haar eerste verslag [1] betreffende de tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/271/EEG van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater [2] als gewijzigd bij Richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998 [3]. De richtlijn is een van de hoekstenen van het communautaire waterbeleid en heeft ten doel het milieu te beschermen tegen de nadelige gevolgen van lozingen van stedelijk afvalwater.

[1] COM(1998) 775 def. van 15.1.1999.

[2] PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40.

[3] PB L 67 van 7.3.1998, blz. 29.

Het eerste verslag van de Commissie bevatte bijzonderheden over de door stedelijk afvalwater veroorzaakte verontreiniging en presenteerde een eerste voortgangsverslag betreffende de tenuitvoerlegging van de richtlijn door de lidstaten. Het eerste verslag benadrukte met name de belangrijke inspanningen die door de lidstaten werden geleverd, de aanzienlijke kosten die de tenuitvoerlegging van de richtlijn waarschijnlijk zou vereisen en de vertragingen die werden voorzien voor een aantal grote steden, zoals Brussel en Milaan.

Het tweede verslag van de Commissie [4] verstrekte details over de aanwijzing van kwetsbare gebieden en de door de lidstaten ten uitvoer gelegde maatregelen met betrekking tot de termijn van 31 december 1998. Tegen die datum moesten de lidstaten er onder andere voor zorgen dat zuiveringsinstallaties voor afvalwater aanwezig waren in alle agglomeraties met meer dan 10 000 inwonerequivalenten die hun afvalwater lozen in een kwetsbaar gebied. Het verslag was gebaseerd op de door de lidstaten ingediende antwoorden en een door de diensten van de Commissie opgestelde studie [5] met betrekking tot kwetsbare gebieden. Voor dat verslag verstrekten slechts 13 lidstaten alle door de Commissie gevraagde gegevens met betrekking tot de zuivering van afvalwater in kwetsbare gebieden.

[4] COM (2001) 685 def. van 21.11.2001.

[5] "Verification of Vulnerable Zones under the Nitrates Directive and Sensitive Areas under the Urban Waste Water Treatment Directive", studie uitgevoerd door Environmental Resource Management tussen maart 1999 en juni 2000. Ook ERM-rapporten genoemd.

De tweede belangrijke mijlpaal van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater was 31 december 2000. Tegen die datum moesten de lidstaten ervoor zorgen dat zuiveringsinstallaties voor afvalwater aanwezig waren in alle agglomeraties met meer dan 15 000 inwonerequivalenten, die afvalwater lozen in zogenaamde "normale gebieden" [6]. Tegen die datum moesten de lidstaten er ook voor zorgen dat het met biologisch afbreekbaar afval beladen water van fabrieken uit de in de richtlijn opgenomen voedselverwerkende bedrijfstakken dat rechtstreeks in ontvangende wateren werd geloosd, aan bepaalde voorwaarden voldeed.

[6] Een "normaal gebied" is een gebied dat noch als "kwetsbaar gebied" (artikel 5 en bijlage II A van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad), noch als "minder kwetsbaar gebied" (artikel 6 en bijlage II B van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad) werd aangewezen. Stedelijk afvalwater dat in een "normaal" gebied wordt geloosd, moet voor de lozing aan secundaire behandeling of een gelijkaardig proces (artikel 4) of een toereikende behandeling worden onderworpen (artikel 7).

Dit verslag presenteert de maatregelen die door de lidstaten ten uitvoer werden gelegd met het oog op de termijn van 31 december 2000. Het presenteert tevens de verbeteringen die tegen 2002 werden ingevoerd met betrekking tot agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden en waarvoor de termijn van 31 december 1998 gold. Naast de bijgewerkte situatie van de infrastructuur voor afvalwaterbehandeling, bevat het verslag ook informatie over de prestaties van waterzuiveringsinstallaties die hun afvalwater loosden in kwetsbare gebieden in het jaar nadat de termijn was verstreken. Het rapport geeft tevens een overzicht van de afvalwaterzuivering in grote steden en een algemeen overzicht van de vooruitgang die de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn hebben gemaakt. De lidstaten zijn niet formeel verplicht verslagen in te dienen met betrekking tot het respecteren van de in de richtlijn vastgestelde termijnen. De Commissie besloot echter op eigen initiatief de lidstaten te vragen informatie te verstrekken om de tenuitvoerlegging van de richtlijn te controleren. Daarom werd er in december 2000 en maart 2001 een formeel verzoek aan de lidstaten gericht. In januari 2002 werden er herinneringen verstuurd, waarin de lidstaten ook werden aangemoedigd bijgewerkte informatie te verstrekken over de behandeling van afvalwater in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden en grote steden die lozen in kwetsbare en niet-kwetsbare gebieden.

In 2003 werd het ontwerp-verslag naar de lidstaten gestuurd om hun de gelegenheid te bieden hun opmerkingen kenbaar te maken. Bij het opstellen van dit verslag werd rekening gehouden met de opmerkingen en suggesties voor wijzigingen en verbeteringen die voor einde juni 2003 werden ontvangen. Bovendien werden de laatste opmerkingen die werden geformuleerd tijdens de vergadering van het comité voor afvalwater van 1 en 2 september 2003, nog in het verslag opgenomen. Het verslag is gebaseerd op de antwoorden van de lidstaten, de situatierapporten die door de lidstaten moeten worden gepubliceerd conform artikel 16 van de richtlijn, en de studie met betrekking tot het aanwijzen van kwetsbare gebieden die ten behoeve van de Commissie werd uitgevoerd.

De Commissie zag zich geconfronteerd met aanzienlijke vertraging bij het verzamelen van de informatie om dit verslag voor te bereiden. Een jaar nadat de termijn voor het indienen van de informatie bij de Commissie was verstreken, hadden de meeste lidstaten nog niet alle gevraagde informatie ingediend. Veel lidstaten verstrekten de volledige informatie pas nadat de Commissie inbreukprocedures had aangekondigd. Ondanks de juridische stappen die door de Commissie werden ondernomen, hebben Frankrijk en Spanje de volledige informatie nog steeds niet ingediend. Naast de belangrijke vertraging bij het indienen van de informatie, was de kwaliteit van de gegevens die werden verstrekt vaak zo ondermaats, dat de Commissie nog meer vertraging opliep bij het verwerken en analyseren van de informatie.

De Commissie blijft toezien op het verloop van het tenuitvoerleggingsproces in alle lidstaten.

  • 2. 
    Belangrijkste door de richtlijn opgelegde verplichtingen en termijnen

De belangrijkste door de richtlijn opgelegde verplichting is dat opvang- en behandelingssystemen voor afvalwater binnen de volgende termijnen tot stand moeten zijn gebracht:

  • 31 december 1998: de datum waarop een aan strikte eisen voldoend opvang- en zuiveringssysteem (secundaire [7] + tertiaire [8] behandeling of een ingrijpender behandeling volgens artikel 5) aanwezig moest zijn in alle agglomeraties met meer dan 10 000 inwonerequivalenten [9] (i.e.) die hun afvalwater in een kwetsbaar gebied lozen. De resultaten van de verificatie door de Commissie van de naleving van deze termijn worden uiteengezet in het tweede verslag van de Commissie. In dit verslag wordt de verbeterde situatie tot 2002 uiteengezet.

[7] Secundaire behandeling betekent behandeling door middel van een proces waarbij in het algemeen biologische behandeling met secundaire bezinking plaatsvindt, of behandeling door middel van een gelijkwaardig proces.

[8] Tertiaire behandeling betekent een op de secundaire behandeling aanvullende behandeling van stikstof (nitrificatie-denitrificatie) en/of fosfor en/of enige andere verontreinigende stof die de kwaliteit of de mogelijkheid van specifieke toepassingen van het water beïnvloedt: microbiologische verontreiniging, kleur enz. Artikel 5, leden 3 en 4, en tabel 2 van bijlage I bij de richtlijn (gewijzigd bij Richtlijn 98/15/EG) omschrijven de afvalwaterzuiveringscriteria voor lozingen in kwetsbare gebieden in termen van minimale procentuele vermindering van de totale fosfor- en stikstofvracht en bevatten concentratienormen voor deze parameters.

[9] Inwonerequivalent (i.e.) is een meeteenheid voor biologisch afbreekbare verontreiniging die de gemiddelde belasting van deze verontreiniging per persoon per dag vertegenwoordigt. Het wordt in de richtlijn gespecificeerd als 60 g BOD5 (biochemisch zuurstofverbruik gedurende vijf dagen) per dag. De grootte van de agglomeratie, uitgedrukt in i.e., komt overeen met de organische belasting die in de agglomeratie op een doordeweekse dag van het jaar met maximale productie wordt geproduceerd. Het aantal i.e. wordt berekend aan de hand van de som van de organische belasting die op die dag door permanente en seizoensgebonden woongebieden en diensten wordt geproduceerd, en de organische belasting die op dezelfde dag door het industrieel afvalwater dat opgevangen moet worden in een opvangsysteem, wordt geproduceerd.

  • 31 december 2000: de datum waarop een secundair behandelings- [10] en opvangsysteem aanwezig moest zijn in alle agglomeraties met meer dan 15 000 i.e. die hun afvalwater niet in een kwetsbaar gebied of in het stroomgebied daarvan lozen. De termijn geldt ook voor met biologisch afbreekbaar industrieel afval beladen water van voedselverwerkende fabrieken dat rechtstreeks in ontvangende wateren wordt geloosd. Op die datum moest het afvalwater van de betrokken bedrijven voldoen aan vooraf vastgestelde voorschriften en/of specifieke vergunningen vooraleer het in ontvangende wateren wordt geloosd. De resultaten van de verificatie door de Commissie van de naleving van deze termijn worden gepresenteerd in dit verslag.

[10] In het geval van lozingen in door de lidstaten als minder kwetsbaar aangewezen kustwateren of estuaria mag de zuivering minder grondig zijn dan secundaire zuivering indien ten genoegen van de Commissie en de Raad wordt aangetoond dat aan bepaalde voorwaarden tot afwijking wordt voldaan.

  • 31 december 2005: de datum waarop een opvang- en zuiveringssysteem aanwezig moet zijn in alle agglomeraties met 2 000 tot 10 000 i.e. die hun afvalwater in een kwetsbaar gebied lozen, en in agglomeraties met 2 000 tot 15 000 i.e. die hun afvalwater niet in zulke gebieden lozen. Kleinere agglomeraties die reeds een opvangsysteem hebben, moeten op deze datum ook een toereikend zuiveringssysteem hebben.

De andere belangrijke door de richtlijn opgelegde termijnen en verplichtingen zijn de volgende:

  • 30 juni 1993: de richtlijn moest in nationale wetgeving omgezet zijn. Op die datum moesten de lidstaten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen hebben aangenomen die vereist zijn om aan de richtlijn te voldoen. Het eerste verslag van de Commissie toonde aan dat veel lidstaten te laat waren met het omzetten van de richtlijn. Thans hebben alle lidstaten de richtlijn omgezet, met Italië als laatste in 1999.
  • 31 december 1993: de lozing van industrieel afvalwater in opvangsystemen en stedelijke waterzuiveringsinstallaties en de lozing van bepaald met biologisch afbreekbaar industrieel afval beladen water in ontvangende wateren moest worden onderworpen aan vooraf vastgestelde voorschriften en/of specifieke vergunningen. De lidstaten hebben alle maatregelen aangenomen die nodig zijn om aan deze verplichtingen te voldoen.
  • 31 december 1993: de lidstaten moesten een programma voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn opstellen. Alle lidstaten hebben dit programma, na vertragingen van uiteenlopende duur, aan de Commissie voorgelegd. Een aantal lidstaten heeft ook een bijgewerkte versie van de in deze programma's opgenomen informatie aan de Commissie gestuurd. In het geval van België zijn deze programma's, volgens de mening van de Commissie, niet in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn of met de vereiste presentatievorm.
  • 31 december 1993: de lidstaten moesten kwetsbare gebieden aanwijzen. Nadere bijzonderheden over dit fundamentele punt, dat het soort behandeling van stedelijk afvalwater en de termijn voor de behandeling bepaalt, worden hieronder gegeven.
  • 30 juni 1995 (voor het eerst, en daarna om de twee jaar): de voor de tenuitvoerlegging in de lidstaten verantwoordelijke autoriteiten en instanties moeten een rapport publiceren over de situatie inzake de verwijdering van stedelijk afvalwater en slib in hun gebied. Deze rapporten worden bij publicatie terstond door de lidstaten aan de Commissie toegezonden. In 1999 stelde een uit vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie bestaande werkgroep een model-situatierapport op teneinde de autoriteiten die het rapport voorbereiden, daarbij te helpen en de verstrekte gegevens te harmoniseren. Tot op heden heeft de Commissie geen situatierapport van Frankrijk ontvangen. Ten slotte hebben de meeste lidstaten de periode van twee jaar overschreden die in de richtlijn vastgelegd is voor de publicatie van het rapport en de toezending ervan aan de Commissie.
  • 31 december 1998: de verwijdering van slib van stedelijke waterzuiveringsinstallaties moest aan algemene voorschriften, registratie of een vergunning onderworpen worden. De door de Commissie uitgevoerde controles tonen aan dat alle lidstaten deze maatregelen voor de verwijdering van slib hebben ingevoerd. Bovendien moest de verwijdering van slib naar oppervlaktewateren door storten vanaf schepen, door lozing via pijpleidingen of op andere wijze vóór deze datum geleidelijk worden beëindigd. Alleen Spanje, Ierland en het Verenigd Koninkrijk maakten regelmatig gebruik van deze praktijken. Het Verenigd Koninkrijk verbood ze na 1998 door omzetting van de richtlijn in nationaal recht. Ierland heeft de Commissie meegedeeld dat de lozing van slib op zee krachtens de nationale wetgeving toegestaan was tot 31 december 1998; na die datum werd het een overtreding. Ierland heeft echter toegegeven dat er pas in september 1999 een einde kwam aan de lozing van slib op zee. Spanje heeft de Commissie niet in kennis gesteld van maatregelen om het storten van slib in oppervlaktewateren te verbieden.
  • Ten slotte moet erop worden gewezen dat de richtlijn bepaalt dat lozingen van afvalwater van stedelijke waterzuiveringsinstallaties moeten worden onderworpen aan vooraf vastgestelde voorschriften en/of specifieke vergunningen en dat deze lozingen overeenkomstig de specifieke bepalingen van de richtlijn ook gecontroleerd moeten worden. In samenwerking met een gespecialiseerde werkgroep heeft de Commissie een computerondersteunde vragenlijst opgesteld teneinde gegevens te verzamelen over de controle op de lozingen. In september 2000 heeft de Commissie deze vragenlijst naar alle lidstaten gestuurd en ze verzocht deze vragenlijst te gebruiken voor het verzamelen van gegevens over de in 1999 uitgevoerde controle voor de agglomeraties waarvoor de termijn van 31 december 1998 geldt. De resultaten worden verder in dit verslag samengevat.
  • 3. 
    Aanwijzing van kwetsbare gebieden

Overeenkomstig artikel 5 van de richtlijn moesten de lidstaten uiterlijk op 31 december 1993 kwetsbare gebieden aangewezen hebben aan de hand van de in bijlage II genoemde criteria.

Deze criteria verwijzen naar drie groepen kwetsbare gebieden:

  • zoete wateren, estuaria en kustwateren die eutroof zijn [11] of die eutroof kunnen worden indien geen beschermende maatregelen worden getroffen;

[11] Kwetsbaar voor eutrofiëring: eutrofiëring betekent de verrijking van het water met nutriënten, vooral stikstof- en/of fosforverbindingen, die leidt tot een versnelde groei van algen en hogere planten met als gevolg een ongewenste verstoring van het evenwicht tussen de verschillende groepen waterorganismen en een verslechtering van de waterkwaliteit.

  • voor de winning van drinkwater bestemde oppervlaktewateren die meer dan 50 mg/l nitraat bevatten of zouden kunnen bevatten;
  • gebieden waar verdere behandeling nodig is om te voldoen aan andere richtlijnen van de Raad, zoals de viswaterrichtlijn, de zwemwaterrichtlijn, de schelpdierwaterrichtlijn, de vogelrichtlijn, de habitatrichtlijn, enzovoort.

Wanneer een water in een van deze drie groepen valt, is dit voldoende om het als kwetsbaar aan te wijzen.

De aanwijzing van kwetsbare gebieden was een essentiële voorwaarde voor de praktische toepassing van de richtlijn. In gebieden die worden beschouwd als kwetsbare gebieden, of in stroomgebieden die bijdragen tot verontreiniging van het kwetsbare gebied (bijvoorbeeld een rivier die uitmondt in een estuarium of kustgebied dat als kwetsbaar werd aangewezen) moesten opvangsystemen en zuiveringssystemen uiterlijk op 31 december 1998 operationeel zijn voor alle agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. Bovendien moest de behandeling van het afvalwater verder gaan dan een secundaire behandeling. Deze eisen inzake afvalwaterzuivering zijn niet van toepassing op kwetsbare gebieden waarvoor aangetoond kan worden dat de vermindering van de totale stikstof- en fosforbelasting voor elk van beide stoffen ten minste 75 % bedraagt.

Overeenkomstig artikel 5, lid 8, hoeft een lidstaat geen kwetsbare gebieden aan te wijzen indien hij op zijn hele grondgebied een grondige (tertiaire) zuivering toepast. Vijf lidstaten hebben besloten dit systeem van grondige zuivering toe te passen: Denemarken, Luxemburg, Nederland, Finland en Oostenrijk (sinds 2002).

België (sinds 2001) en Zweden passen artikel 5, lid 8, niet toe maar hebben hun volledige grondgebied aangewezen als kwetsbaar gebied.

Acht andere lidstaten --Duitsland, Spanje, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk [12] -- hebben bepaalde wateren op hun grondgebied als kwetsbare gebieden aangewezen. Deze gebieden werden met een kleinere of grotere vertraging tussen 1994 en 1999 aangewezen.

[12] De bijgevoegde kaarten geven in donkergroen de door de lidstaten als kwetsbaar aangewezen wateren aan en in lichtgroen de stroomgebieden of delen van stroomgebieden waarop de lidstaten de bepalingen van de richtlijn betreffende de bescherming van kwetsbare gebieden zullen toepassen. De gebieden waarop de lidstaten een behandeling zullen toepassen die beantwoordt aan strengere criteria in toepassing van artikel 5, lid 8, worden eveneens in lichtgroen aangegeven.

Een aantal lidstaten, zoals Spanje, Frankrijk en Italië, was van mening dat geen grondige (tertiaire) zuivering hoeft te worden toegepast in agglomeraties die gelegen zijn in bepaalde delen van de stroomgebieden waartoe kwetsbare gebieden behoren [13]. In dit opzicht is de Commissie van mening dat stikstof en fosfor, de verontreinigende stoffen in stedelijk afvalwater die het soort verontreiniging overeenkomstig de eerste twee criteria voor de aanwijzing van kwetsbare gebieden veroorzaken, zeer persistent zijn. Dat betekent dat, als deze verontreinigende stoffen niet worden verwijderd in de zuiveringsinstallaties, ze in de rivieren terechtkomen en worden meegevoerd naar het stroomgebied van het kwetsbare gebied, waar ze bijdragen tot de verrijking met nutriënten. De Commissie is dan ook van mening dat het achterwege laten van tertiaire zuivering in agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die zich in het stroomgebied van een kwetsbaar gebied bevinden een nalatigheid is ten aanzien van de naleving van de richtlijn. Dit verzuim is met name duidelijk in de volgende landen: Spanje, dat geen maatregelen heeft getroffen voor een verdergaande behandeling in de stroomgebieden van rivieren waarvan de benedenloop als kwetsbaar gebied is aangewezen, zoals de Ebro of de Guadalquivir; Italië, met name voor het stroomgebied van de Po, de delta en de aangrenzende kustwateren (sterk eutroof ). Verder maakt de Commissie zich zorgen over de manier waarop het Verenigd Koninkrijk de bepalingen van de richtlijn met betrekking tot de stroomgebieden van kwetsbare gebieden interpreteert en ten uitvoer legt.

[13] De delen van de stroomgebieden die deze lidstaten niet in aanmerking hebben genomen, worden op de kaarten in roze aangegeven, evenals de stroomgebieden van de gebieden die naar de mening van de Commissie als kwetsbaar hadden moeten worden aangewezen (zie voetnoot 16).

De lidstaten die besloten hebben geen strengere norm voor behandeling op hun grondgebied in te voeren, moeten ervoor zorgen dat hun lijst van kwetsbare gebieden ten minste elke vier jaar wordt herzien. De lijst moest derhalve op 31 december 1997 herzien zijn, en vervolgens op 31 december 2001 enzovoorts. Tussen 1998 en 2000 had de Commissie een consultant in dienst die de door de bovengenoemde tien lidstaten aangewezen kwetsbare gebieden moest controleren [14]. Dit onderzoek toonde tekortkomingen aan wat betreft de door deze lidstaten aangewezen kwetsbare gebieden [15] en wees andere gebieden aan die mogelijk kwetsbaar waren ten gevolge van eutrofiëring en de hoge concentratie nitraten in voor de winning van drinkwater bestemde oppervlaktewateren. Het onderzoek legde de nadruk op het feit dat een groot aantal lidstaten niet voldoende rekening had gehouden met de mate van eutrofiëring van hun wateren. De betrokken gebieden zijn de Noordzee (van de kustwateren van Noord-Frankrijk tot Zweden), de Oostzee en de Adriatische Zee, die allemaal aanzienlijke eutrofiëringsproblemen hebben. Momenteel voert de Commissie voor bepaalde lidstaten een herziening van de studie uit.

[14] ERM-rapporten tussen maart 1999 en juni 2000 (zie ook voetnoot 5).

[15] De wateren die volgens de Commissie als kwetsbaar hadden moeten worden aangewezen, worden op de kaarten in donkerroze aangegeven (= potentieel kwetsbare gebieden). De relevante stroomgebieden waarvoor maatregelen voor een verdergaande (tertiaire) behandeling van stedelijke lozingen hadden moeten worden getroffen, worden in roze aangegeven (zie ook voetnoot 14).

Op basis van hun interne beoordelingen, de resultaten van de studie van de Commissie over kwetsbare gebieden en in sommige gevallen als gevolg van de juridische stappen die de Commissie heeft ondernomen, hebben talrijke lidstaten de laatste jaren het aantal en de omvang van de kwetsbare gebieden op hun grondgebied aanzienlijk uitgebreid. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben hun lijsten van kwetsbare gebieden al herzien in 1999 respectievelijk 1998.

België wees Wallonië aan als kwetsbaar gebied in 2001; nadien werd het hele Belgische grondgebied als kwetsbaar gebied aangewezen.

Sinds 2001 werd heel Duitsland aangewezen als kwetsbaar gebied met het stroomgebied van de Donau als enige uitzondering.

Griekenland wees de Golf van Saronikós en de Golf van Thessaloniki aan als kwetsbaar gebied in 2002. Deze wateren ontvangen het afvalwater van Athene en Thessaloniki, dat bijna de helft van de in Griekenland geproduceerde afvalwaterbelasting vertegenwoordigt. Griekenland heeft ook aangekondigd dat het nog meer kwetsbare gebieden zal aanwijzen.

Spanje meldde enkele onofficiële aanwijzingen van kwetsbare gebieden officieel aan de Commissie maar wees verder geen nieuwe kwetsbare gebieden aan.

Ierland heeft zijn aanwijzing van kwetsbare gebieden voor meren, rivieren en estuaria aanzienlijk verbeterd en uitgebreid in 2001.

Italië heeft de Commissie in augustus 2003 kaarten doen toekomen met recente aanwijzingen van kwetsbare gebieden, waarin bepaalde bijkomende inlandse wateren leken te zijn opgenomen, maar niet de cruciale Adriatische regio of de stroomgebieden die afwateren op kwetsbare gebieden.

Portugal kondigde aan dat het meer kwetsbare gebieden zou aanwijzen, met onder meer de meeste door de Commissie gevraagde regio's.

Oostenrijk besloot in 2002 een verdergaande behandeling van afvalwater in overeenstemming met artikel 5, lid 8, toe te passen op heel zijn grondgebied.

Het Verenigd Koninkrijk wees in 2000, 2001 en 2002 een groot aantal bijkomende kwetsbare gebieden aan op zijn grondgebied. De Commissie blijft echter van mening dat er nog meer belangrijke wateren moeten worden aangewezen.

De maatregelen voor het aanwijzen van bijkomende kwetsbare gebieden die door de lidstraten werden getroffen, worden door de Commissie sterk gewaardeerd. Ondanks de belangrijke vooruitgang van de laatste jaren hebben Spanje, Griekenland, Frankrijk, Ierland, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk echter, naar de mening van de Commissie, nog niet alle nodige maatregelen getroffen in verband met de lozingen van stedelijk afvalwater die bijdragen tot de eutrofiëring van de kustwateren van de Atlantische Oceaan, het Kanaal, de Noordzee, de Ierse Zee en de Middellandse Zee. De Commissie is ook van mening dat Frankrijk, Italië, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk de hoeveelheid nitraten en fosfaten in afvalwater dat terechtkomt in kwetsbare gebieden, zouden moeten verminderen.

De Commissie is zich ook bewust van de tekortkomingen van de kant van een aantal lidstaten met betrekking tot het derde criterium voor de aanwijzing van kwetsbare gebieden. Met name is tertiaire zuivering nodig voor de bescherming van talrijke zwemwateren en schelpdierwateren, teneinde het niveau van microbiologische verontreiniging door geloosd stedelijk afvalwater, dat voor deze wateren een bedreiging vormt, te verlagen. Alleen Spanje, Frankrijk, Portugal, Italië en het Verenigd Koninkrijk hebben bij het aanwijzen van hun kwetsbare gebieden rekening gehouden met dit criterium.

  • 4. 
    Situatie op 1 januari 2002 in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

In haar tweede verslag presenteerde de Commissie de situatie op het einde van de termijn van 1998 voor agglomeraties waarvan de lidstaten oordeelden dat ze zich bevonden of loosden in stroomgebieden die kwetsbare gebieden beïnvloeden (zie vorige paragraaf voor een bespreking van de elementen in verband met het aanwijzen van kwetsbare gebieden). In januari 2002 bood de Commissie de lidstaten de mogelijkheid om bijgewerkte informatie in te dienen over de door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties om aan te tonen welke vorderingen er waren gemaakt. Bepaalde lidstaten werkten de informatie niet bij, maar verstrekten recentere informatie op basis van het verzoek om monitoringgegevens in te dienen van 1999. In sommige gevallen, waarin totaal geen informatie werd verstrekt, of de gegevens onvolledig waren, heeft de Commissie gebruik gemaakt van de originele gegevens van 1998. De onderstaande beoordeling is gebaseerd op de beoordeling van de situatie met betrekking tot het aanwijzen van kwetsbare gebieden door de lidstaten (zie vorige paragraaf voor een meer gedetailleerde bespreking van het verschil van mening tussen de Commissie en de lidstaten over deze onderwerpen).

Met betrekking tot het soort tertiaire zuivering dat vereist is om de eutrofiëring van de ontvangende wateren te verminderen of te voorkomen, is de Commissie van mening dat lozingen van zowel stikstof als fosfor eutrofiëring veroorzaken in zoete wateren, mariene wateren en estuaria. Wetenschappelijk is aangetoond dat eutrofiëring vooral wordt veroorzaakt door stikstof in het geval van kustwateren en fosfor in het geval van zoete wateren. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt echter ook dat stikstof en fosfor samen of om de beurt zowel in zoet water als in marien water beperkende factoren kunnen zijn, afhankelijk van de algensoort en de tijd van het jaar en dat het vaak noodzakelijk is het gehalte aan beide nutriënten te verminderen. Bij de beoordeling van de conformiteit van de behandeling gaat de Commissie uit van de veronderstelling dat -- tenzij voor bepaalde wateren wetenschappelijk het tegendeel kan worden aangetoond -- ten minste fosfor verwijderd moet worden om de eutrofiëring van zoete wateren te bestrijden, en stikstof om de eutrofiëring van kustwateren en estuaria te bestrijden. In vele gevallen blijkt de organische verwerkingscapaciteit van talrijke behandelingsinstallaties te klein om het afvalwater van de totale nominale belasting die de agglomeraties genereren voldoende te behandelen. In gevallen waarin de organische verwerkingscapaciteit zelfs minder dan 80 % van de totale nominale belasting van de agglomeraties bedroeg, oordeelde de Commissie dat deze agglomeraties niet voldoen aan de richtlijn, omdat ze gelooft dat in deze omstandigheden hetzij de zuiveringsinstallatie overbelast werden, hetzij het afvalwater niet volledig werd verzameld door het zuiveringssysteem. Aan het begin van 2002 vereisten België, Denemarken, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Finland, Zweden en Duitsland in principe strikte behandelingsniveaus voor een zeer groot percentage van de totale afvalwaterbelasting. Griekenland, Spanje, Portugal en het VK planden een ingrijpender behandeling van afvalwater om kwetsbare gebieden te beschermen voor minder dan 10 % van hun afvalwaterbelasting. Frankrijk en Ierland planden respectievelijk ongeveer 24 % en 86 % [16].

[16] De cijfers zijn gebaseerd op de toepassing van artikel 5 van de richtlijn door de lidstaten en hun afvalwaterbelasting (i.e.) van door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties, in verhouding tot de geschatte totale belasting (i.e.) waarop volgens de lidstaten de richtlijn van toepassing is (zie overzichtstabel in het tweede verslag van de Commissie, rekening houdend met de gecorrigeerde gegevens voor Nederland). De gegevens houden geen rekening met de huidige conformiteitsstatus van de afvalwaterbehandeling.

Naast maatregelen met betrekking tot zuiveringsinstallaties heeft een aantal lidstaten ook maatregelen ingevoerd ter vermindering van het fosforgehalte van detergenten. Die maatregelen dragen ongetwijfeld in aanzienlijke mate bij tot een vermindering van de hoeveelheid fosfor in het afvalwater. De Commissie waardeert alle maatregelen die aan de bron door de lidstaten worden genomen om de verontreiniging te verminderen.

Tabel 4-1 toont het aantal en de organische belasting van de agglomeraties waarvoor de lidstaten besloten hebben een grondige zuivering door te voeren om kwetsbare gebieden te beschermen. In het totaal gaat het om 5 495 agglomeraties op een totaal van ongeveer 20 000 agglomeraties die onder de richtlijn vallen. Dat cijfer omvat alle door de lidstaten aangewezen agglomeraties met een omvang van meer dan 10 000 i.e. die lozen in kwetsbare gebieden en alle agglomeraties waarover werd gerapporteerd door de lidstaten die artikel 5, lid 4, toepassen, waaronder ook agglomeraties met een omvang van minder dan 10 000 i.e.

In de 12 lidstaten die een tertiaire behandeling toepassen voor alle betrokken agglomeraties met een omvang van meer dan 10 000 i.e. (artikel 5, lid 2), vallen 1242 agglomeraties onder de verplichting tot grondige zuivering. 559 daarvan, die 42 % van de betrokken belasting vertegenwoordigen, vertoonden het vereiste niveau van tertiaire behandeling en voldeden aan de richtlijn in januari 2002. Denemarken en Oostenrijk voldoen bijna volledig aan de richtlijn, terwijl - naar de mening van de Commissie - in België, Griekenland, Portugal, Finland en het Verenigd Koninkrijk minder dan 50 % van het afvalwater dat kwetsbare gebieden beïnvloedt, voldoet aan het vereiste behandelingsniveau.

Duitsland, Luxemburg en Nederland beoordelen de conformiteit van de behandeling van afvalwater niet voor elke betrokken agglomeratie, maar passen de optie van artikel 5, lid 4, toe en nemen het totale percentage van de vermindering van de stikstof- en fosforbelasting op hun grondgebied in aanmerking. Aan het begin van 2002 bereikten Duitsland en Nederland meer dan de door de richtlijn vereiste vermindering van fosfor van 75 % (respectievelijk 90 % en 79 %), maar hadden ze de vermindering van 75 % stikstof nog niet volledig bereikt (respectievelijk 74 % en 66 %). Luxemburg moet zowel de verwijdering van stikstof als fosfor nog verbeteren om aan de richtlijn te voldoen, maar wil de individuele zuiveringsinstallaties laten beoordelen als het volledig voldoet aan artikel 5, lid 4.

De meeste lidstaten willen ten laatste in 2005 of 2008 voldoen aan de richtlijn.

Een aantal lidstaten heeft de behandelingssituatie in agglomeraties die worden beïnvloed door kwetsbare gebieden, verbeterd. Een directe vergelijking met de resultaten van het tweede verslag van de Commissie zou echter geen objectief beeld hebben gegeven vanwege de aanzienlijke wijzigingen die vele lidstaten aanbrachten in de beoordelingsprocedures. Er werden bijvoorbeeld wijzigingen aangebracht in de interpretatie van definities, de aanpak van berekeningen, bijkomende - verlate - aanwijzingen van kwetsbare gebieden, enz., wat leidde tot een wijziging van de betrokken agglomeraties. De totale organische belasting van agglomeraties die in aanmerking werden genomen voor tertiaire behandeling, steeg niettemin van 198 miljoen inwonerequivalenten in 1998 tot 210 miljoen inwonerequivalenten in 2002.

Tabel -: Afvalwaterbehandeling in agglomeraties die worden beïnvloed door kwetsbare gebieden en organische belasting -

Situation at 1 January 2002

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1 Volgens artikel 5, lid 8, hoeft een lidstaat geen kwetsbare gebieden aan te wijzen voor de richtlijn als hij de behandeling die vermeld is in de paragrafen 2,3 en 4 van de richtlijn uitvoert in heel zijn grondgebied.

De optie van artikel 5, lid 4, van de richtlijn stelt een lidstaat vrij van het installeren van individuele zuiveringsinstallaties met een omvang van meer dan 10 000 i.e. in overeenstemming met artikel 5, leden 2 en 3, maar hij moet aantonen dat de beperking in de algemene belasting van een zuiveringsinstallatie in dat gebied minimaal 75 % bedraagt voor de totale hoeveelheid fosfor en 75 % voor de totale hoeveelheid stikstof.

2 Percentage in verhouding tot de totale organische belasting die onder de richtlijn valt in de lidstaat

3 Duitsland gaf de afvalwaterbelasting op zijn totale grondgebied niet op, maar alleen de belasting van agglomeraties met een omvang van meer dan 2 000 i.e. In Duitsland vertegenwoordigt de belasting van agglomeraties met een omvang van minder dan 2 000 i.e. ongeveer 2 % van de totale afvalwaterbelasting.

4 Luxemburg past artikel 5, lid 4, toe maar wil beoordeeld worden volgens artikel 5, leden 2 en 3, tot het volledig voldoet aan artikel 5, lid 4.

5 Aangezien Oostenrijk artikel 5, lid 8, toepast vanaf het einde van 2002. De huidige beoordeling omvat alleen agglomeraties die lozen in stroomgebieden van kwetsbare gebieden die door andere lidstaten werden aangewezen.

4.1. Doeltreffendheid van de afvalwaterzuivering in door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties (monitoringgegevens)

Het bestaan van zuiveringsinstallaties is geen garantie dat het afvalwater op het juiste niveau wordt behandeld, aangezien dit afhangt van de doeltreffendheid waarmee de installaties worden bediend. Daarom vroeg de Commissie informatie over de monitoringgegevens van alle betrokken zuiveringsinstallaties van 1999. De informatie werd opgevraagd in de vorm van een elektronische vragenlijst en per brief op 18 december 1999. Frankrijk verstrekte geen monitoringgegevens; Spanje verstrekte bepaalde monitoringgegevens in mei 2003, te laat om ze in de onderstaande evaluatie te kunnen opnemen. Oostenrijk verstrekte zijn informatie van het jaar 2000. Om een eerste algemene indruk te geven van de doeltreffendheid van de afvalwaterzuivering wat betreft het voldoen aan de vereisten voor verwijdering van BOD5, COD, stikstof en/of fosfor, werden de gegevens over de installaties bijeengevoegd op het niveau van de agglomeraties. Indien de mening van de Commissie over de behandelingsvereisten verschilt van de mening van de lidstaten, wordt in de onderstaande evaluatie de interpretatie van de Commissie weergegeven.

Behalve in Duitsland en in Nederland (die artikel 5, lid 4, van de richtlijn toepassen), en in Frankrijk en Spanje (die niet tijdig gegevens verstrekten), werd - naar de mening van de Commissie - slechts ongeveer 44 % van de afvalwaterbelasting van de betrokken agglomeraties voor de lozing voldoende behandeld in de zin van de richtlijn. Denemarken en Oostenrijk voldeden respectievelijk voor 99 % en 79 % aan de vereisten van de richtlijn. Bij de overige landen bedroeg het percentage totale afvalwaterbelasting dat adequaat wordt behandeld 4 % tot 64 %.

Tabel -: Doeltreffendheid van de afvalwaterzuivering in door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties

(Controlejaar 1999)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1 Percentage met betrekking tot de totale organische belasting in de lidstaat

2 Duitsland, Luxemburg en Nederland passen artikel 5, lid 4, van de richtlijn toe, waarbij Luxemburg beoordeeld wil worden volgens artikel 5, lid 2, tot het volledig voldoet aan artikel 5, lid 4.

3 Frankrijk en Spanje verstrekten geen informatie over de prestaties van de installaties.

  • 5. 
    Situatie op 31 december 2000 van agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

Op 31 december 2000 verstreek de tweede belangrijke termijn van de richtlijn, die agglomeraties betrof met meer dan 15 000 i.e. die hun afvalwater lozen in gebieden die niet werden aangewezen als kwetsbare of minder kwetsbare gebieden in de zin van de richtlijn, maar in zogenaamde "normale gebieden". De lidstaten rapporteerden over de doeltreffendheid van de afvalwaterbehandeling in deze gebieden in antwoord op een verzoek van de Commissie dat op 14 april 2001 werd verstuurd.

De evaluatie van de situatie in "normale gebieden" omvat ook agglomeraties die lozen in gebieden die de lidstaten als "normale gebieden" beschouwen en waarvan de Commissie vindt dat ze als kwetsbare gebieden moeten worden beschouwd (zie de vorige paragrafen voor een meer gedetailleerde toelichting). De negen lidstaten die onder de bovenvermelde termijn voor "normale gebieden" vallen, rapporteerden over 2 698 agglomeraties, die een afvalwater belasting van 261 662 171 i.e. vertegenwoordigen.

1 832 agglomeraties die 69 % van de afvalwaterbelasting vertegenwoordigen, gaven hun afvalwater een secundaire behandeling op 31 december 2000 en voldeden bijgevolg aan de richtlijn. Duitsland en Oostenrijk voldeden volledig aan de richtlijn en het Verenigd Koninkrijk gaf 89 % van de afvalwaterbelasting een secundaire behandeling. Landen zoals Griekenland, Ierland en Portugal voldeden slechts in beperkte mate aan de richtlijn en geven minder dan 50 % van de betrokken afvalwaterbelasting een secundaire behandeling.

Tabel -: Afvalwaterzuivering in door normale gebieden beïnvloede agglomeraties (> 15 000 i.e.) en organische belasting - Situatie op 31 december 2000

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1 Percentage met betrekking tot de totale organische belasting in de lidstaat

2 In deze lidstaten was geen sprake van beïnvloeding door "normale gebieden", aangezien zij hun volledige grondgebied als kwetsbaar hadden aangewezen of artikel 5, lid 8, toepasten.

3 Eerste versie, niet in aanmerking genomen voor de berekening van het totaal.

4 Tweede versie, na de herziening door Griekenland, in aanmerking genomen voor de berekening van het totaal.

  • 6. 
    Agglomeraties waarop de termijnen van 1998 en 2000 van toepassing zijn

6.1. Afvalwaterbehandeling

In het totaal rapporteerden de lidstaten over 8181 agglomeraties waarop de reeds verstreken termijnen van de richtlijn (artikelen 4 en 5) van toepassing zijn en die een belasting van 469 269 723 inwonerequivalenten vertegenwoordigen.

Duitsland en Nederland passen artikel 5, lid 4, toe en beoordelen het conformiteitsniveau op basis van het percentage vermindering stikstof en fosfor. Wat de andere 13 lidstaten betreft, voldeden 2 254 van de 3 802 agglomeraties die onder beide genoemde termijnen vallen aan de specifieke bepalingen. Ze vertegenwoordigden 64 % van de totale belasting.

De tabellen 6-1 en 6-2 geven een overzicht van agglomeraties waarvan de lidstaten rapporteerden dat ze onder de bovengenoemde termijnen in verband met afvalwaterzuivering vallen.

6.2. Opvang van afvalwater

Naast de afvalwaterbehandeling, hebben de bovengenoemde termijnen ook betrekking op de aanwezigheid van opvangsystemen voor afvalwater (artikel 3). Deze informatie werd door de Commissie opgevraagd met de bovenvermelde brieven en vragenlijsten.

Wat de kwetsbare gebieden betreft, rapporteerden de lidstaten over 3246 agglomeraties, waarvan er 2855 beschikten over een opvangsysteem dat hetzij al voor 1998, hetzij in het begin van 2002 voldeed aan de richtlijn, en die 91 % van de belasting van de betrokken agglomeraties vertegenwoordigden. In landen zoals Denemarken, Duitsland, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Zweden en het Verenigd Koninkrijk voldeden de afvoersystemen van door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties volledig aan de richtlijn op 31 december 1998 of 1 januari 2002. In België, Spanje en Italië was de opvang van afvalwater echter in meer dan 50 % van de agglomeraties onvoldoende.

Wat de "normale gebieden" betreft, rapporteerden de lidstaten over 2698 agglomeraties die 261 662 171 inwonerequivalenten vertegenwoordigden. 1910 agglomeraties, die 77 % van de belasting vertegenwoordigden, voldeden aan de richtlijn bij het verstrijken van de termijn op 31 december 2000. Van de landen die op dat ogenblik werden beïnvloed door "normale gebieden", voldeden Duitsland, Ierland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk volledig aan de richtlijn wat opvang van afvalwater betreft, en vertoonde Italië een conformiteitsniveau van minder dan 50 % van zijn agglomeraties.

In het totaal rapporteerden de lidstaten over 5932 agglomeraties met een belasting van 462 miljoen inwonerequivalenten die onder de termijnen van 31 december 1998 en 2000 vallen. Van 4753 van deze agglomeraties, die 83 % van de belasting vertegenwoordigen, werd gerapporteerd dat ze respectievelijk ten laatste op 1 januari 2002, of 31 december 2000 voldeden aan de richtlijn.

Tabel 6-3 geeft een overzicht van de agglomeraties waarvan de lidstaten rapporteerden dat ze onder de bovengenoemde termijnen in verband met opvang van afvalwater vielen.

Tabel -: Door kwetsbare gebieden en "normale gebieden" beïnvloede agglomeraties en hun organische belasting

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1 Percentage met betrekking tot de totale organische belasting in de lidstaat

2 De lidstaten die niet door "normale gebieden" werden beïnvloed, hadden hun volledige grondgebied als kwetsbaar aangewezen of pasten artikel 5, lid 8, toe.

3 Eerste versie, niet in aanmerking genomen voor de berekening van het totaal.

4 Tweede versie, na de herziening door Griekenland, in aanmerking genomen voor de berekening van het totaal.

5 Twaalf Ierse agglomeraties werden in 2000 aangewezen als "normale gebieden", in 2001 werden ze aangewezen als agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden, daarom werden ze ook in 2002 beschouwd als beïnvloed door kwetsbare gebieden. Voor de totale belasting werden de agglomeraties slechts een keer in aanmerking genomen.

Tabel -: Overzicht van de afvalwaterzuivering in door kwetsbare gebieden en "normale gebieden" beïnvloede agglomeraties - Respectievelijke situatie in januari 2002 en op 31 december 2000 (termijn)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1 De lidstaten hadden ofwel hun volledige grondgebied aangewezen als kwetsbaar gebied of pasten toen artikel 5, lid 8, toe en werden daardoor niet beïnvloed door "normale" gebieden.

2 Duitsland, Luxemburg en Nederland passen artikel 5, lid 4, van de richtlijn toe. Luxemburg past artikel 5, lid 4, toe maar wil beoordeeld worden volgens artikel 5, leden 2 en 3, tot het volledig voldoet aan artikel 5, lid 4.

3 Aangezien Oostenrijk artikel 5, lid 8, toepast vanaf einde 2002. Deze evaluatie bevat alleen agglomeraties die lozen in de stroomgebieden van door andere lidstaten aangewezen kwetsbare gebieden.

4 Eerste versie, niet in aanmerking genomen voor de berekening van het totaal.

5 Tweede versie, na de herziening door Griekenland, in aanmerking genomen voor de berekening van het totaal.

6 Twaalf Ierse agglomeraties werden in 2000 aangewezen als "normale gebieden", in 2001 werden ze geïdentificeerd als agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden, daarom werden ze ook in 2002 beschouwd als beïnvloed door kwetsbare gebieden. Voor de totale belasting werden de agglomeraties slechts een keer in aanmerking genomen.

Tabel -: Opvangsystemen van agglomeraties die onder de termijnen van 31 december 1998 en 31 december 2000 vallen (artikel 3)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1 De lidstaten hadden ofwel hun volledige grondgebied aangewezen als kwetsbaar gebied of pasten toen artikel 5, lid 8, toe en werden daardoor niet beïnvloed door "normale" gebieden.

2 Duitsland, Luxemburg en Nederland passen artikel 5, lid 4, van de richtlijn toe. Luxemburg past artikel 5, lid 4, toe maar wil beoordeeld worden volgens artikel 5, leden 2 en 3, tot het volledig voldoet aan artikel 5, lid 4.

3 Aangezien Oostenrijk artikel 5, lid 8, toepast vanaf einde 2002. Deze evaluatie bevat alleen agglomeraties die lozen in de stroomgebieden van door andere lidstaten aangewezen kwetsbare gebieden.

4 Eerste versie, niet in aanmerking genomen voor de berekening van het totaal.

5 Tweede versie, na de herziening door Griekenland, in aanmerking genomen voor de berekening van het totaal.

6 Twaalf Ierse agglomeraties werden in 2000 aangewezen als "normale gebieden", in 2001 werden ze geïdentificeerd als agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden, daarom werden ze ook in 2002 beschouwd als beïnvloed door kwetsbare gebieden. Voor de totale belasting werden de agglomeraties slechts een keer in aanmerking genomen.

  • 7. 
    Minder kwetsbare gebieden

Terwijl lidstaten krachtens de richtlijn verplicht zijn kwetsbare gebieden aan te wijzen, is de aanwijzing van minder kwetsbare gebieden een optie voor de lidstaten in het geval van bepaalde kustwateren en estuaria die vanwege hun morfologische, hydrologische of specifieke hydraulische omstandigheden lozingen van stedelijk afvalwater kunnen ontvangen die een minder grondige zuivering dan secundaire zuivering hebben ondergaan, zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor het milieu.

Spanje en Portugal hebben dergelijke minder kwetsbare gebieden aangewezen. De Commissie wil er echter op wijzen dat kwetsbare of potentieel kwetsbare gebieden in kustwateren en estuaria en de aangrenzende wateren niet aan de voorwaarden voor aanwijzing als minder kwetsbaar gebied voldoen wanneer deze gebieden beïnvloed kunnen worden door de lozingen. Met name zwemwater en schelpdierwater, dat bijzonder kwetsbaar is en gevoelig voor lozingen van afvalwater, en in de onmiddellijke omgeving daarvan gelegen wateren die gevaar kunnen lopen door de lozingen, mogen niet als minder kwetsbaar gebied worden aangewezen. De Commissie betwist derhalve de aanwijzing van bepaalde minder kwetsbare gebieden aan de westkust van Portugal, op Madeira, de Azoren en de Canarische Eilanden, langs de kust van Andalusië en andere regio's. Met betrekking tot Andalusië is de Commissie ook van mening dat de wateren van de Middellandse Zee met name vanwege de zeer beperkte getijden niet voldoen aan de hydrologische criteria of de hydraulische omstandigheden die vereist zijn voor de aanwijzing als minder kwetsbaar gebied.

Het is belangrijk om erop te wijzen dat voor elk geval waarin zuivering wordt voorzien die minder grondig is dan secundaire zuivering voor afvalwater dat wordt geloosd in een minder kwetsbaar gebied, een afwijking van de richtlijn moet worden aangevraagd: de lidstaten moeten grondige studies aan de Commissie voorleggen waaruit blijkt dat die lozingen geen nadelige invloed op het milieu hebben (artikel 6, lid 2) en in uitzonderlijke gevallen voor agglomeraties met meer dan 150 000 i.e., dat een verdergaande behandeling geen voordelen voor het milieu oplevert (artikel 8, lid 5). De Commissie moet deze studies bestuderen en passende maatregelen nemen na voorlegging van het ontwerp aan het bij artikel 18 ingestelde comité en indien nodig aan de Raad.

In 1999 diende Portugal een derogatieverzoek in voor de agglomeratie aan de kust van Estoril (720 000 i.e.) nabij Lissabon. De afwijking werd door de Commissie toegekend in oktober 2001 [17] en er werd een nieuwe evaluatie gepland voor het jaar 2006.

[17] PB L 269 van 10.10.2001, blz. 14.

Het Verenigd Koninkrijk wees eveneens minder kwetsbare gebieden aan, maar trok zijn derogatieverzoeken onder artikel 6, lid 2, in 2002 in.

Spanje heeft geen derogatieverzoek ingediend.

In het algemeen is de Commissie van mening dat, behalve voor de kust van Estoril, alle agglomeraties van de EU met meer dan 15 000 i.e. vanaf 31 december 2000 ten minste secundaire zuivering moeten hebben, met inbegrip van de agglomeraties die hun afvalwater lozen in wateren die als minder kwetsbaar gebied zijn aangewezen.

  • 8. 
    Doeltreffendheid van de afvalwaterzuivering in de steden van de EU op 1 januari 2002

Naast de beoordeling van de situatie op het stuk van conformiteit op 31 december 1998 wenste de Commissie de burgers van de EU, ter informatie en om transparantie te waarborgen, een momentopname te bieden van het niveau van de behandeling van stedelijk afvalwater in alle grote steden van Europa met een omvang van meer dan 150 000 inwonerequivalenten op die datum. In januari 2002 bood de Commissie de lidstaten de mogelijkheid om hun informatie over de grote steden bij te werken om aan te tonen welke vorderingen er waren gemaakt tussen 1998 en 2001. De bijgevoegde kaarten geven de verbeterde situatie weer. Sommige lidstaten reageerden niet op het verzoek van de Commissie. In die gevallen gebruikte de Commissie bijgewerkte informatie die werd verstrekt in het raam van vorige, bovenvermelde verzoeken om informatie. In bepaalde gevallen waarin lidstaten geen informatie meer verstrekten over grote steden na 1998, veronderstelde de Commissie dat de situatie ongewijzigd was gebleven. Elk belangrijk stedelijk gebied wordt beschreven in termen van één algemeen niveau van behandeling, zelfs wanneer het stedelijk gebied bestaat uit een aantal agglomeraties in de zin van de richtlijn. Oostenrijk wees bij zijn grootste steden ook enkele agglomeraties aan die niet overeenstemmen met grote stedelijke gebieden, maar die een bron van meer dan 150 000 i.e. vertegenwoordigen door een combinatie van stedelijke en industriële lozingen. Ook Italië en Portugal leken agglomeraties aan te wijzen bij hun grote steden. Bijgevolg verwijst de term 'stad' in dit verslag naar grote stedelijke gebieden en sommige agglomeraties in de zin van de richtlijn.

De steden werden beoordeeld op het aanwezige behandelingsniveau en de kwetsbaarheid van de ontvangende wateren. Steden die lozen in een kwetsbaar gebied, moesten dan ook uitgerust zijn met een ingrijpender behandeling (verwijdering van stikstof en/of fosfor en/of elke andere behandeling, zoals microbiologische behandeling) op 31 december 1998. Steden die lozen in normale gebieden moesten ten minste uitgerust zijn met een secundaire behandeling tegen 31 december 2000. Een aantal steden die werden aangewezen als "normaal gebied", lozen hun afvalwater echter in potentieel kwetsbare gebieden of hun stroomgebieden en moeten daarom - volgens de mening van de Commissie - een ingrijpender behandeling toepassen. Dat geldt ook voor steden zoals Parijs, Londen, Madrid, Barcelona, Milaan en andere.

De situatie in 556 steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten was op 1 januari 2002 als volgt:

In "normale" gebieden:

309 steden loosden hun afvalwater in "normale gebieden" waarvan

  • 232 ten minste een secundaire zuivering toepassen,
  • 67 steden nog geen secundaire zuivering toepassen.
  • 21 van deze steden beschikten niet over afvalwaterzuivering, zoals:
  • Italië: Milaan, Foce Sarno, Imperia Foce Imperia, Medio Sarno, Misterbianco
  • Ierland: Cork
  • Portugal: Cova da Beira, Vila Nova da Gaia
  • Spanje: A Coruna, Barcelona, Cadiz, Donostia-San-Sebastian, Ferrol, Gijon, Suances, Tui
  • Verenigd Koninkrijk: Brighton, Hastings, Kilmarnock/Irvine, Levenmouth, Torbay
  • Voor 10 steden ontving de Commissie onvoldoende informatie.

In kwetsbare gebieden:

247 steden loosden hun afvalwater in kwetsbare gebieden, waarvan er

  • 155 beschikten over een volledige ingrijpender behandeling,
  • 91 steden nog niet beschikten over de vereiste ingrijpender behandeling voor de hele stad
  • Vier van deze steden beschikten over geen enkele afvalwaterbehandeling:
  • België: Pepinster
  • Portugal: Barreiro
  • Spanje: Alginet
  • Ierland: Waterford
  • Voor één stad werd onvoldoende informatie verstrekt

In vergelijking met 1998 (zie tweede verslag van de Commissie), was de behandeling van afvalwater in grote steden van de EU tegen 2002 aanzienlijk verbeterd. Het aantal steden dat volledig over een ingrijpender behandeling beschikte, steeg van 78 tot 205 [18]. Het aantal steden dat over geen enkele vorm van afvalwaterzuivering beschikte, daalde van 37 tot 26, en het aantal steden waarvoor onvoldoende informatie beschikbaar was, daalde van 134 tot 11.

[18] De buitengewone verbetering is gedeeltelijk te danken aan het feit dat er in 1998 voor veel Duitse steden geen informatie beschikbaar was.

De Commissie is van oordeel dat in het totaal 387 van de 556 grote stedelijke gebieden in de Europese Unie aan het begin van 2002 over voldoende afvalwaterzuivering beschikten. (77 steden bevonden zich in potentieel kwetsbare gebieden en moeten daarom ook worden voorzien van een ingrijpender dan secundaire afvalwaterzuivering.)

  • 9. 
    Industrieel afvalwater dat rechtstreeks in ontvangende wateren wordt geloosd (artikel 13)

Volgens artikel 13 van de richtlijn, moesten de lidstaten ervoor zorgen dat met biologisch afbreekbaar industrieel afval beladen water van installaties van de voedselverwerkende sectoren (vermeld in bijlage III) dat niet via stedelijke waterzuiveringsinstallaties in ontvangende wateren wordt geloosd, voldoet aan de voorwaarden die door de bevoegde autoriteit of instantie zijn vastgesteld. Het betreft alleen lozingen van installaties die ten minste 4 000 i.e. vertegenwoordigen.

De onderstaande tabel toont het percentage installaties die behoren tot specifieke bedrijfstakken en die op 31 december 2000 voldeden aan de richtlijn.

Tabel -: Percentage industrieel afvalwater dat wordt beïnvloed door en voldoet aan de voorwaarden van artikel 13

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Op het einde van 2000 vielen er 2 576 installaties met een totale belasting van ongeveer 59 miljoen i.e. onder de bepalingen van artikel 13 [19]. Ongeveer 91 % van de belasting voldeed aan de richtlijn.

[19] Frankrijk is niet in de gegevens opgenomen omdat het geen informatie heeft verstrekt over de belasting veroorzaakt door de betrokken bedrijfstakken.

Volgens de beschikbare informatie voldeden alle bedrijfstakken die onder artikel 13 vallen in Denemarken, Griekenland, Frankrijk, Italië, Nederland, Oostenrijk, Finland en Zweden op 31 december 2000 aan de vastgestelde voorwaarden. Voor Luxemburg zijn de bedrijfstakken die onder artikel 13 vallen, niet relevant.

In België, Duitsland, Spanje, Ierland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk voldeden bepaalde bedrijfstakken nog niet aan artikel 13 op 31 december 2000. Duitsland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk kondigden aan dat deze sectoren respectievelijk in 2001, 2002 en ten laatste op 2003 aan het artikel zouden voldoen. Spanje en Portugal willen ervoor zorgen dat alle bedrijfstakken ten laatste in 2005 aan het artikel zullen voldoen.

  • 10. 
    Bestemming van slib van zuiveringsinstallaties

De hieronder gerapporteerde informatie over de productie en verwijdering van slib van zuiveringsinstallaties is gedeeltelijk gebaseerd op de rapportage over de situatie van de lidstaten volgens artikel 16 en gedeeltelijk op de tenuitvoerleggingsprogramma's uit hoofde van artikel 17 van de richtlijn.

  • De totale hoeveelheid slib die wordt gegenereerd in afvalwaterzuiveringsinstallaties is gestegen van 5,5 miljoen ton droge stof in 1992 (zie eerste verslag van de Commissie, cijfer zonder Italië en Zweden) tot 7,0 miljoen ton in 2000.
  • Sedert 1992 vertegenwoordigt de hoeveelheid zuiveringsslib die opnieuw wordt gebruikt in de landbouw en de landschapsarchitectuur (inclusief het storten op stortterreinen) ongeveer 50 % van het totale geproduceerde slib (45 % in de periode 1999-2001).
  • De hoeveelheid slib die werd gestort op stortterreinen is licht gedaald.
  • Het verbranden van slib is van 1992 tot 2000 bijna verdubbeld.
  • De lidstaten moesten de verwijdering van slib naar oppervlaktewateren geleidelijk beëindigen voor 31 december 1998. Spanje en Ierland bleven de laatste jaren echter aanzienlijke hoeveelheden slib storten in zee. Volgens informatie uit 2003 zette Ierland deze praktijk stop in 1999. In Spanje is de situatie onduidelijk, maar naar het schijnt wordt er nog steeds slib in zee gestort.

Aangezien de gegevens die de lidstaten hadden verstrekt, onvolledig waren en 20 % van het slib niet in aanmerking kon worden genomen, laten de gegevens niet toe een trendanalyse te maken voor het hergebruik, het storten of verbranden van slib.

Figuur -: Verwijdering van slib van 1992 - 2000 in lidstaten van de EU (geen gegevens voor Zweden en Italië van 1992 tot 1998, Italië vanaf 2000)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel -: Verwijdering van slib in lidstaten van de EU tussen 1999-2001*

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • De lidstaten verstrekten geen gegevens voor hetzelfde jaar, maar voor een of meer jaren tussen 1999 en 2001. Italië verstrekte geen gegevens.

** De programma's voor tenuitvoerlegging in overeenstemming met artikel 17 werden gebruikt als gegevensbron.

  • 11. 
    Situatie in de lidstaten

11.1. België

In België valt de tenuitvoerlegging van de richtlijn onder de verantwoordelijkheid van de drie gewesten: Vlaanderen, Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Elk gewest heeft zijn gegevens apart ingestuurd, maar het onderstaande verslag geeft de situatie voor heel België weer.

11.1.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

In 1992 en 1995 wees Vlaanderen al zijn wateren, met inbegrip van de kustwateren, aan als kwetsbaar gebied. In 1994 wees het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ook de rivier de Zenne aan als kwetsbaar gebied. In 1995 wees Wallonië bepaalde stukken van zijn rivieren aan als kwetsbaar gebied. Later, in februari 2001, wees Wallonië zijn hele grondgebied aan als kwetsbaar gebied. Bijgevolg werd heel België sinds 2001 aangewezen als kwetsbaar gebied.

11.1.2. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

11.1.2.1. Zuiveringsniveau

In januari 2002 had België 186 agglomeraties met een nominale belasting van meer dan 10 000 i.e., waarvan 112 in Vlaanderen [20], twee in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en 72 in Wallonië.

[20] Vijf Vlaamse agglomeraties (Heusden, Poperinge, Olsene, Knokke, Ledegem) waarover in 1998 werd gerapporteerd, kregen een i.e. dat kleiner was dan 10 000 i.e. door de vermindering van de industriële activiteit, de aansluiting van delen van de agglomeraties bij andere agglomeraties en de optimalisering van de beschikbare gegevens over de inwoners. Daarom werden ze niet langer in aanmerking genomen. Verder veranderden de namen van negen Vlaamse agglomeraties. Hiermee werd rekening gehouden bij het vergelijken van eerdere en recente gegevens.

114 van de 186 agglomeraties met een i.e. groter dan 10 000 beschikten over ingrijpender zuivering, maar slechts 93 daarvan verwijderden fosfor en stikstof. 51 agglomeraties zuiverden hun afvalwater helemaal niet, of beschikten slechts over een uiterst ondoeltreffende zuivering, met inbegrip van Brussel (1,1 miljoen i.e.), Moeskroen, Namen, Luik en Grimbergen.

In ten minste 25 agglomeraties met ingrijpender zuivering leek de organische verwerkings capaciteit van de zuiveringsinstallaties te klein om het afvalwater van de betrokken agglomeraties [21] voldoende te zuiveren. Deze agglomeraties zouden, volgens de mening van de Commissie, de capaciteit moeten verhogen.

[21] Antwerpen-Zuid, Beerse, Beersel, Brasschaat, Duffel, Edegem, Gent, Hamme, Hove, Kalmthout, Koersel, Lanaken, Lede, Leuven, Mechelen-Noord, Mol, Morkhoven, Overpelt, Pulderbos, Schilde, Sint-Truiden, Tessenderlo, Turnhout, Zelzate en Zwalm. Volgens de laatste informatie van 1 september 2003 meldde het Vlaamse Gewest dat het verslag van de Commissie rekening hield met de gerapporteerde organische verwerkingscapaciteit van de zuiveringsinstallaties, maar niet met de hydraulische verwerkingscapaciteit. Volgens de hydraulische verwerkingscapaciteit voldoen de monitoringgegevens aan de richtlijn. De Vlaamse autoriteiten bevestigden ook dat de capaciteit van de zuiveringsinstallaties voor de bovenvermelde 24 agglomeraties wordt verhoogd.

In het totaal voldeden 72 agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. aan de bepalingen van de richtlijn; 114 agglomeraties, die 71,3 % van de totale belasting vertegenwoordigen, voldeden niet aan de richtlijn, hetzij omdat ze niet over zuiveringsinstallaties beschikten, hetzij omdat er onvoldoende zuiveringscapaciteit was geïnstalleerd.

Tabel -: Zuiveringsniveau van agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • met inbegrip van onvoldoende ingrijpender zuivering en onvoldoende zuiveringscapaciteit van installaties, rekening houdend met mogelijke overlapping van beide tekortkomingen, zoals Antwerpen-Zuid, Brasschaat, Leuven en Mechelen-Noord.

11.1.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringresultaten) in kwetsbare gebieden

De doeltreffendheid van de waterzuivering in België werd beoordeeld voor 153 agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die lozen in kwetsbare gebieden (113 Vlaamse agglomeraties, de twee agglomeraties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en 38 Waalse agglomeraties die werden aangewezen voor 1999. De 38 agglomeraties van de Waalse kwetsbare gebieden, die na het verzoek van de Commissie om gegevens te verstrekken in 2001 werden aangewezen, werden niet opgenomen in de beoordeling.).

Hoewel 96 van de bovenvermelde 153 agglomeraties beschikten over ingrijpender zuivering, voldeden slechts 44 ervan op het stuk van de doeltreffendheid van de waterzuivering. 109 agglomeraties, die 78 % van de totale nominale belasting van de betrokken agglomeraties vertegenwoordigen, loosden hun afvalwater ongezuiverd of onvoldoende gezuiverd. Tabel -: Doeltreffendheid van de zuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.1.3. Opvangsystemen

In België zouden alle agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. al moeten beschikken over een opvangsysteem dat voldoet aan de richtlijn. Aan het begin van 2002 voldeden de opvangsystemen van 138 Belgische agglomeraties, waaronder grote agglomeraties zoals Brussel of Luik, echter niet aan artikel 3 van de richtlijn.

Tabel 11-3: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.1.4. Zuivering in steden > 150 000 i.e.

Aangezien heel België werd aangewezen als kwetsbaar gebied, zouden alle steden moeten beschikken over secundaire zuivering, gevolgd door tertiaire zuivering.

  • Aan het begin van 2002 beschikten slechts twee steden over ingrijpender zuivering (secundaire zuivering plus verwijdering van stikstof en fosfor): Oostende en Bergen.
  • Gent beschikte over tertiaire zuivering voor een deel van zijn bevolking.
  • Vijf steden beschikten over secundaire zuivering: Aiseau-Presles, Antwerpen, Brugge, Deurne en Waver (165 000 i.e.).
  • Vier steden beschikten over geen enkele zuivering voor grote delen van hun bevolking: Brussel (1,1 miljoen i.e.), Charleroi (380 000 i.e.), Luik (737 500 i.e.) en Pepinster [22] (170 000 i.e.).

[22] Volgens de laatste informatie van het Waalse gewest van 1 september 2003 beschikt Pepinster over ingrijpender zuivering sinds augustus 2002.

Sinds 2000 beschikte de zuiveringsinstallatie Brussel-Zuid over een secundaire zuiveringsfaciliteit voor ongeveer eenderde van het afvalwater van Brussel. De tweede installatie, Brussel-Noord, zal operationeel zijn in 2006 en beschikken over secundaire zuivering, gevolgd door het verwijderen van stikstof en fosfor. Voor de onbevredigende situatie qua afvalwaterzuivering in Brussel werd een inbreukprocedure ingeleid. De procedure betreft echter niet alleen Brussel, maar ook de tekortkomingen van de andere Belgische gewesten.

11.1.5. Industrieel afvalwater (artikel 13)

België wees 99 industriële installaties aan die onder artikel 13 vallen met een totale organische belasting van 3 463 700 i.e. Vierentwintig van deze installaties bevonden zich in het Waalse gewest en voldeden op 31 december 2000 aan de richtlijn. De overige installaties bevonden zich in het Vlaamse gewest. De Vlaamse autoriteiten meldden dat alle betrokken installaties, wat vergunningen betreft, tijdig aan de richtlijn voldeden. Sommige echter, die 13 % van de industriële belasting vertegenwoordigen, voldeden niet aan de monitoringvereisten en werden beboet.

Tabel 11-4: Industrieel afvalwater met betrekking tot artikel 13 van de richtlijn

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.1.6. Zuiveringsslib

Voor Vlaanderen en Wallonië was er informatie beschikbaar over de productie en de verwijdering van zuiveringsslib. Vanaf 1999 was er volledige informatie beschikbaar voor beide gewesten.

In Vlaanderen bedroeg de geproduceerde hoeveelheid zuiveringsslib 73 490 t droge stof (DS). Zeven procent daarvan werd opnieuw gebruikt in de landbouw, 33 % werd gestort op stortterreinen, 34 % werd verbrand en 26 % werd op andere manieren hergebruikt of verwijderd.

In Wallonië werd 17 968 t droge stof van zuiveringsinstallaties geproduceerd. 53 % werd hergebruikt in de landbouw, 45 % werd gestort op stortterreinen, 2 % werd verbrand. In Wallonië bestaat een trend om het zuiveringsslib opnieuw te gebruiken in de landbouw, het in mindere mate te storten op stortterreinen en het niet te verbranden.

Tabel 11-5: Hergebruik en verwijdering van in zuiveringsinstallaties geproduceerd slib

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.2. Denemarken

11.2.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

In 1999 besloot Denemarken ingrijpender zuivering toe te passen op zijn hele grondgebied in overeenstemming met artikel 5, lid 8, van de richtlijn. Denemarken hoeft dus voor de richtlijn geen kwetsbare gebieden aan te wijzen. Denemarken gebruikt deze optie voor fosfor en stikstof.

11.2.2. Agglomeraties met meer dan 10 000 i.e.

11.2.2.1. Zuiveringsniveau

In 1998 hadden de Deense autoriteiten 125 agglomeraties aangewezen, waarvan er 123 al voldeden aan de richtlijn.

Volgens de bijgewerkte informatie heeft Denemarken 127 agglomeraties met meer dan 10.000 [23] inwonerequivalenten. In die periode beschikten alle agglomeraties over een systeem voor ingrijpender zuivering (verwijdering van stikstof en fosfor). In een aantal agglomeraties leek de organische verwerkingscapaciteit van de zuiveringsinstallaties echter onvoldoende om het afvalwater dat in de betrokken agglomeraties werd geproduceerd, voldoende te zuiveren. In ten minste vijf agglomeraties (Attrup, Sindal, Tårnby, Thisted en Tysinge) bedroeg de organische verwerkingscapaciteit van de installaties minder dan 80 % van de totale nominale belasting van de agglomeraties. Aangezien elke betrokken installatie in 1999 aan de vereiste emissienormen voldeed, was Denemarken van oordeel dat het niet nodig was de capaciteit van de betrokken installaties te verhogen. De Commissie meende dat in deze omstandigheden, de zuiveringsinstallaties hetzij te zwaar werden belast, of dat het afvalwater niet volledig werd opgevangen door de opvangsystemen. Beide tekortkomingen zouden uiteindelijk een verhoging van de capaciteit van de betrokken installaties vereisen. In september 2003 rapporteerde Denemarken ten slotte dat de nominale belasting die voor deze agglomeraties werd gerapporteerd, onjuist was en dat alle installaties bijgevolg voldeden aan de richtlijn.

[23] Volgens de informatie van Denemarken kan de totale nominale belasting van agglomeraties van jaar tot jaar verschillen en moeten agglomeraties in kwetsbare gebieden met meer dan 10 000 i.e. aan de richtlijn voldoen. Daarom werd alleen over de agglomeraties met een nominale belasting van meer dan 10 000 i.e. aan de Commissie gerapporteerd en dat verklaart het verschil in het aantal agglomeraties.

Tabel 11-6: Zuiveringsniveau van agglomeraties > 10 000 i.e.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.2.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringresultaten)

In 1999 beschikten 126 van de 127 agglomeraties met een omvang van meer dan 10 000 i.e. over zuiveringsinstallaties die voldeden aan de richtlijn. Alleen Kalundborg voldeed niet aan de richtlijn, omdat het niet voldeed aan de COD-normen door de industriële belasting van een medisch bedrijf. De Deense autoriteiten meldden dat dit probleem in 2002 was opgelost door het installeren van een geavanceerde ozonzuivering voor industrieel afvalwater.

Tabel 11-7: Doeltreffendheid van de zuivering in agglomeraties > 10 000 i.e.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.2.3. Opvangsystemen

Volgens de door de Deense autoriteiten verstrekte informatie, beschikten alle agglomeraties met een nominale belasting van meer dan 10 000 i.e. in 2002 over een afvalwater zuiverings systeem dat voldeed aan de richtlijn.

Tabel -8: Opvangsystemen in agglomeraties > 10 000 i.e.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.2.4. Zuivering in steden > 150 000 i.e.

Vijf Deense steden hadden meer dan 150 000 inwonerequivalenten: Aalborg, Aarhus, Fredericia, Kopenhagen en Odense. Zoals hierboven aangegeven beschikten deze vijf steden in 1998 over ingrijpender zuivering, namelijk secundaire zuivering, gevolgd door verwijdering van stikstof en fosfor.

11.2.5. Industrieel afvalwater (artikel 13)

In Denemarken loost alleen de visverwerkingsindustrie rechtstreeks in ontvangende wateren in de zin van artikel 13 van de richtlijn. De drie betrokken installaties, met een totale organische belasting van 38 358 i.e., voldeden al aan de richtlijn voor 31 december 2000.

Tabel -9: Industrieel afvalwater met betrekking tot artikel 13 van de richtlijn

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.2.6. Zuiveringsslib

In 1999 bedroeg de geproduceerde hoeveelheid zuiveringsslib in Denemarken 155 621 t droge stof (DS). 54 % daarvan werd opnieuw gebruikt in de landbouw, 23 % werd gestort op stortterreinen, 6 % werd verbrand en 16 % werd op andere manieren hergebruikt of verwijderd.

Tabel -10: Hergebruik en verwijdering van in zuiveringsinstallaties geproduceerd slib

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.3. Duitsland

11.3.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

Tegen het einde van 2000 had Duitsland het totale stroomgebied van de Noordzee en de Oostzee aangewezen als kwetsbaar gebied. Bovendien wezen Beieren en Baden-Württemberg het Bodenmeer, een aantal Beierse meren en de bovenloop van de Donau, inclusief hun stroomgebieden, aan als kwetsbaar gebied. Bijgevolg wordt in Duitsland alleen de benedenloop van de Donau niet als kwetsbaar aangewezen.

11.3.2. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

In 2001 besloot Duitsland artikel 5, lid 4, van de richtlijn toe te passen. Bijgevolg moeten waterzuiveringsinstallaties met een omvang van meer dan 10 000 i.e. geen ingrijpender zuivering toepassen. De Duitse autoriteiten moeten echter aantonen dat de totale belasting in zuiveringsinstallaties voor stedelijk afvalwater die lozen in kwetsbare gebieden of hun stroomgebieden, wordt beperkt tot minimaal 75 % voor fosfor en minimaal 75 % voor stikstof.

11.3.2.1. Zuiveringsniveau

Betreffende de doeltreffendheid van de afvalwaterzuivering in januari 2002, verstrekte Duitsland informatie over 1 748 agglomeraties [24] met meer dan 10 000 i.e. die lozen in kwetsbare gebieden. De totale nominale belasting van deze zuiveringsinstallaties bedroeg 118 825 715 i.e. [25].

[24] Duitsland definieerde het stroomgebied van een zuiveringsinstallatie voor stedelijk afvalwater als agglomeratie. Bijgevolg wordt een agglomeratie in het algemeen bediend door één zuiveringsinstallatie. Alleen in Saksen kunnen verschillende nederzettingen bediend worden door een zuiveringsinstallatie en worden beschouwd als individuele agglomeraties en niet als één samengevoegde agglomeratie. Dat laatste geval stemt niet overeen met de interpretatie van de term agglomeratie door de Commissie.

[25] Duitsland definieerde de nominale belasting van een agglomeratie aan de hand van de organische verwerkingscapaciteit van de betrokken zuiveringsinstallatie. In de context van monitoringgevens / de controle op de naleving van artikel 5, lid 4, ging Duitsland ervan uit dat alle zuiveringsinstallaties degelijk waren ontworpen en berekende het dat de nominale belasting ongeveer 80 % van de verwerkingscapaciteit bedroeg. Daardoor lijken deze gegevens niet de echte omvang van de agglomeraties en het gebruik van de capaciteit van de installaties weer te geven. Ze kunnen ook niet rechtstreeks worden vergeleken met de omvang van de agglomeraties die in andere contexten werden opgegeven (b.v. gegevens van 1999).

1 603 van deze agglomeraties beschikten over ingrijpender zuiveringsfaciliteiten (verwijdering van stikstof en fosfor), die 90 % van de bovenvermelde belasting vertegenwoordigen.

11.3.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringresultaten) in kwetsbare gebieden

Om aan te tonen in welke mate het voldoet aan artikel 5, lid 4, van de richtlijn verstrekte Duitsland voor het jaar 2002 monitoringgegevens over 3 859 afvalwaterzuiveringsinstallaties, rekening houdend met zuiveringsinstallaties vanaf 2000 i.e. De totale nominale belasting van deze installaties bedroeg 124 876 488 i.e23. De agglomeraties met minder dan 2000 i.e. die volgens artikel 5, lid 4, moeten worden opgenomen in de berekening van het percentage vermindering van de belasting, werden niet in aanmerking genomen omdat er geen gegevens beschikbaar waren. De agglomeraties met minder dan 2000 i.e. vertegenwoordigen echter ongeveer 2 % van de volledige belasting die in Duitsland wordt geproduceerd.

Volgens de informatie die werd verstrekt, verminderde Duitsland de hoeveelheid fosfor met 90 % en de hoeveelheid stikstof met 74 %.

Voor het jaar 1999 verstrekte Duitsland bijkomende monitoringgegevens voor 1 785 agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die lozen in kwetsbare gebieden. De totale nominale belasting van deze agglomeraties bedroeg 95 043 770 i.e. en de totale organische verwerkingscapaciteit 120 548 115 i.e. (zie voetnoot ). 82,2 % van de nominale belasting van deze agglomeraties voldeed aan de richtlijn. 17,8 % van de totale nominale belasting voldeed nog niet aan de richtlijn. Volgens de beoordeling van de Commissie werd de verwerkingscapaciteit van ten minste 24 installaties als te klein beschouwd om de volledige belasting van de betrokken agglomeraties voldoende te zuiveren en zou de capaciteit van deze installaties moeten worden verhoogd [26].

[26] Volgens recente informatie van Duitsland in september 2003 bleek uit onderzoek dat slechts drie installaties: "Haren", "Obere Niers" en "Heiligenhaus-Nord", over onvoldoende verwerkingscapaciteit beschikten. Daarvan voldoet "Haren" aan de bepalingen, "Obere Niers" werd gesloten in augustus 2002 en "Heiligenhaus" zal worden gesloten in 2004.

11.3.3. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in "normale gebieden" - situatie op 31 december 2000

Op 31 december 2000 had Duitsland 126 agglomeraties met meer dan 15 000 i.e. in "normale gebieden". Alle agglomeraties beschikten ten minste over secundaire zuivering en voldoen dan ook aan de richtlijn.

Tabel -11: Zuiveringsniveau van agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.3.4. Opvangsystemen

11.3.4.1. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

Volgens de door Duitsland verstrekte informatie, beschikten alle 1 785 agglomeraties met zuiveringsinstallaties met een nominale belasting van meer dan 10 000 i.e. voor 31 december 1998 over een opvangsysteem dat voldoet aan de richtlijn.

Tabel -12: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.3.4.2. Opvangsysteem in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

Op 31 december 2000 beschikten alle Duitse agglomeraties met een nominale belasting van meer dan 15 000 i.e. die lozen in "normale gebieden" over een opvangsysteem dat voldoet aan de richtlijn en bijgevolg voldoen ze aan artikel 3 van de richtlijn.

Tabel -13: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden""

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.3.5. Zuivering in steden > 150 000 i.e.

Duitsland verstrekte bijgewerkte informatie voor 143 steden met een omvang van meer dan 150 000 i.e. Op 31 januari 2002 was de situatie qua zuivering in deze steden als volgt:

  • 129 steden bevonden zich in kwetsbare gebieden: 119 beschikten over volledige tertiaire zuivering (secundaire zuivering, gevolgd door het verwijderen van stikstof en fosfor). Kassel, Hanau, Hagen, Lünen, Mönchengladbach en Wuppertal beschikten over secundaire zuivering, gevolgd door verwijdering van fosfor en de resterende vier steden beschikten over secundaire zuivering (Flensburg, Homburg, Lübeck en Pinneberg).
  • 14 steden bevonden zich in "normale gebieden": Amberg, Augsburg, Eichenau, Erdinger Moos, Ingolstadt, Kempten, Landshut, Memmingen, Mergelstetten, München, Regensburg, Rosenheim, Straubing en Ulm. Elk van deze steden beschikte ten minste over secundaire zuivering.

11.3.6. Industrieel afvalwater (artikel 13)

In Duitsland waren er 92 industriële installaties met een totale organische belasting van 3 525 156 i.e. actief. Tegen het einde van 2000 werd 97 % van de organische belasting voldoende gezuiverd in overeenstemming met de criteria van artikel 13. De sectoren die niet voldeden, zullen tegen 31 december 2001 aan de richtlijn voldoen.

Tabel -14: Industrieel afvalwater met betrekking tot artikel 13

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.3.7. Zuiveringsslib

In 2000 bedroeg de geproduceerde hoeveelheid zuiveringsslib in Duitsland 2 300 000 t droge stof (DS). 40 % daarvan werd opnieuw gebruikt in de landbouw, 10 % werd gestort op stortterreinen, 20 % werd verbrand en 30 % werd op andere manieren hergebruikt of verwijderd.

Tabel -15: Hergebruik en verwijdering van in zuiveringsinstallaties geproduceerd slib

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.4. Griekenland

11.4.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

Griekenland wees zijn kwetsbare gebieden laat aan, in augustus 1999. In het totaal werden 34 meren, rivieren, estuaria en kustwateren aangewezen als kwetsbaar gebied op basis van eutrofiëring. Sommige zijrivieren van de rivieren de Aliakmonas (Grevenitis), de Axios en de Vozvozis moeten eveneens aangewezen worden als kwetsbaar gebied.

Uit de controlestudie van de Commissie van 2000 bleek dat 16 bijkomende wateren ook als kwetsbaar gebied hadden moeten worden aangewezen in verband met eutrofiëring en de bescherming van voor de winning van drinkwater bestemde wateren. Het ging onder meer om het lager gelegen gedeelte van de Golf van Saronikós en de Golf van Thessaloniki.

In april 2002 wezen de Griekse autoriteiten door middel van een ministerieel besluit de Golf van Thessaloniki en het lager gelegen gedeelte van de Golf van Saronikós aan als kwetsbaar gebied. De Griekse autoriteiten kondigden ook aan dat de kwetsbare gebieden zouden worden herzien, maar hebben officieel nog geen andere wateren aangewezen.

Ondanks verdere besprekingen met de Griekse autoriteiten en de bijkomende informatie die Griekenland in februari 2002 verstrekte, is de Commissie nog steeds van mening dat de resterende 14 wateren als kwetsbaar gebied zouden moeten worden aangewezen.

11.4.2. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

Griekenland werkte de informatie over agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden bij in januari 2002 en verstrekte informatie over 16 agglomeraties.

Eerder had Griekenland 33 agglomeraties aangeduid die lozen in kwetsbare gebieden. Daarna herzag het zijn benadering in verband met agglomeraties en uiteindelijk bleven er slechts 17 agglomeraties over die lozen in kwetsbare gebieden en waarvoor bijgevolg ingrijpender zuivering vereist is. Voor 16 agglomeraties [27] die al werden beoordeeld in het tweede verslag van de Commissie, meldde Griekenland dat ze niet langer werden beschouwd als agglomeraties met een omvang van meer dan 10 000 i.e. Volgens recente informatie van Griekenland loost een van deze agglomeraties (Preveza) niet in kwetsbaar gebied.

[27] Aliartos, Amphiloxia, Axioupoli Polikastro, Doxato, Eleutheroupoli Kavalos, Emanouil Papas, Kalastra, Koufalia, Lagkadas, Nigrita, Orkomenos, Philippoi, Soufli, Aitoliko, Meliti en Paggaio Kovalos.

Deze wijziging in de benadering leidde tot een aanzienlijke verhoging van het aantal agglomeraties dat voldoet aan de richtlijn. De Commissie maakt zich echter zorgen over het feit dat lidstaten tijdens het proces van de tenuitvoerlegging hun benadering wijzigen en heeft al melding gemaakt van deze bezorgdheid in haar tweede verslag. De Griekse autoriteiten hebben hierover in 2001 en 2002 informatie verstrekt die door de Commissie werd beoordeeld.

De Commissie is vooral bezorgd over de duidelijke vermindering van de omvang van de agglomeraties, waardoor agglomeraties worden beschouwd als agglomeraties met minder dan 10.000 i.e., de drempel die ingrijpender zuivering vereist.

11.4.2.1. Zuiveringsniveau

Volgens de reorganisatie van de agglomeraties door Griekenland, werd de situatie van slechts 17 agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden beoordeeld op 1 januari 2002. Tien van de 17 agglomeraties beschikten over faciliteiten voor ingrijpender zuivering.

In het totaal voldeden negen agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden aan het begin van 2002 nog steeds niet aan de richtlijn:

  • Arta: beschikt over secundaire zuivering, gevolgd door verwijdering van stikstof, maar het verwijderen van fosfor ontbrak [28].

[28] Opmerking van de Griekse autoriteiten: de bevoegde autoriteit vroeg subsidies aan voor het verhogen van de capaciteit en het zuiveringsniveau van de installatie om fosfor te kunnen verwijderen.

  • Didimoteicho: beschikte in januari 2002 niet over een zuiveringsinstallatie. Volgens recente informatie van Griekenland werd er in het begin van 2002 een zuiveringsinstallatie opgestart voor 15 000 i.e. Volgens recente informatie van september 2003, verwijdert de installatie stikstof en fosfor.
  • Drama: beschikte in januari 2002 niet over een zuiveringsinstallatie. Volgens recente informatie van Griekenland startte een zuiveringsinstallatie, ontworpen voor 60 000 i.e., haar werking in juni 2002.
  • Elefsina Aspropyrgos: beschikte niet over een zuiveringsinstallatie [29].

[29] Opmerking van de Griekse autoriteiten: de waterzuiveringsinstallatie van Thriassio schreef een aanbesteding uit in augustus 2001 en de technische offertes worden nog beoordeeld.

  • Grevena: beschikte niet over een zuiveringsinstallatie [30].

[30] Opmerking van de Griekse autoriteiten: voor de zuiveringsinstallatie van Grevena werd een aanbesteding uitgeschreven omdat daarvoor onlangs financiering beschikbaar werd gesteld door het Cohesiefonds en nationale fondsen. Volgens de planning zal de installatie 18 maanden na het aanstellen van een aannemer operationeel zijn.

  • Kilkis: beschikte niet over een zuiveringsinstallatie [31].

[31] Opmerking van de Griekse autoriteiten: de waterzuiveringsinstallatie van Kilkis werd onlangs gesubsidieerd en de technische documenten worden voorbereid. De specificaties omvatten het verwijderen van stikstof en biologische en chemische verwijdering van fosfor.

  • Mesologgi: beschikte in januari 2002 alleen over secundaire zuivering. Volgens recente informatie werden stikstof en fosfor verwijderd vanaf het einde van 2002.
  • Serres: beschikt over secundaire zuivering, gevolgd door verwijdering van stikstof, maar het verwijderen van fosfor ontbrak
  • Theva: beschikte op 1 januari 2002 niet over een zuiveringsinstallatie [32]

[32] Opmerking van de Griekse autoriteiten: de waterzuiveringsinstallatie van Theva zal operationeel zijn in juni 2002. Er werden nieuwe milieunormen gepubliceerd die het lozen van afvalwater in Viotikos Kifissos verbieden. Het gezuiverde slib van de installatie zal hergebruikt worden in de landbouw.

Deze negen agglomeraties vertegenwoordigden 60,4 % van de totale nominale belasting van de betrokken agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden.

Tabel -16: Zuiveringsniveau van agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.4.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringresultaten) in kwetsbare gebieden

Voor 1999 rapporteerden de Griekse autoriteiten over de doeltreffendheid van de waterzuivering van 17 agglomeraties, elk met een nominale belasting van meer dan 10 000 i.e., die lozen in kwetsbare gebieden. Slechts zes agglomeraties beschikten over ingrijpender afvalwaterzuivering [33]. Alleen in de agglomeraties Komotini en Lefkada was de zuivering voldoende doeltreffend. 89,9 % van de afvalwaterbelasting die wordt geloosd in kwetsbare gebieden, werd niet op de vereiste manier gezuiverd.

[33] Arta, Komotini, Livadia, Ptolemaida, Levkada en Agrinio.

Tabel -17: Doeltreffendheid van de waterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.4.3. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in "normale gebieden" - situatie op 31 december 2000

Op 31 december 2000 loosden 91 Griekse agglomeraties met een nominale belasting van meer dan 15.000 i.e. in "normale gebieden". In mei 2003 zond Griekenland een rectificatie in het raam van een commentaar op het ontwerp van het verslag van de Commissie, dat gebaseerd was op een "zorgvuldige herziening van de inwonersgegevens". Deze rectificatie omvatte de volgende wijzigingen:

  • 18 agglomeraties werden beschouwd als agglomeraties met minder dan 15 000 i.e. Veel van deze agglomeraties werden eerder aangewezen als agglomeraties met een inwonerequivalent dat aanzienlijk hoger lag dan 15 000. Enkele van de betrokken agglomeraties hadden zelfs een i.e. van meer dan 30 000 tot 50 000. Deze 18 agglomeraties, waarvoor Griekenland vroeg om ze niet langer te beschouwen als onderworpen aan de richtlijn van 2000, hadden een totale afvalwaterbelasting van de ongeveer 495 500 i.e. Geen van deze 18 agglomeraties beschikte over een opvangsysteem dat voldeed aan de richtlijn, op 31 december 2000 beschikten slechts 4 van deze agglomeraties over secundaire zuivering.
  • De herziening van de Griekse autoriteiten uit 2003 omvatte vijf agglomeraties [34], die nu worden beschouwd als agglomeraties met een omvang van meer dan 15 000 i.e.

[34] Messarias Thiras (20 000 i.e., opvangsysteem en secundaire zuivering aanwezig), Argostoli (18 000 i.e., opvangsysteem en secundaire zuivering aanwezig), Chrysoupoli (16 000 i.e., geen opvangsysteem, geen zuivering die voldoet aan de richtlijn), Malia (15 000 i.e., geen opvangsysteem, geen zuivering die voldoet aan de richtlijn) en Porou-Galata (15 000 i.e., geen opvangsysteem, geen zuivering die voldoet aan de richtlijn).

  • Voor 36 bijkomende agglomeraties werden nieuwe cijfers opgegeven met betrekking tot de nominale belasting, in de meeste gevallen was de herziene nominale belasting van de agglomeraties lager dan voorheen.
  • De agglomeratie Agrinio werd beschouwd als een agglomeratie die loosde in een kwetsbaar gebied. Griekenland verstrekte echter geen informatie over de doeltreffendheid van de zuivering.
  • Voor de zuiveringsinstallatie van Megara meldde Griekenland dat ze niet aan de richtlijn voldeed op 31 december 2000

In hun commentaar geven de Griekse autoriteiten geen substantiële verklaring voor de aanzienlijke wijziging in het aantal en de omvang van hun agglomeraties die lozen in "normale gebieden" in hun herziening van 2003. Door deze herziening telt de afvalwaterbelasting die wordt geloosd in "normale gebieden" en die onderworpen is aan de termijn van 31 december 2000, nu 763.300 inwonerequivalenten minder dan de Griekse autoriteiten een jaar na het verstrijken van de termijn rapporteerden.

De hieronder opgegeven evaluatie is gebaseerd op de oorspronkelijke gegevens die Griekenland in 2001 verstrekte over de situatie in "normale gebieden" en op de herziening van Griekenland van 2003 [35].

[35] Evaluatie a): Deze evaluatie omvat de agglomeraties waarover Griekenland in 2001 rapporteerde met betrekking tot de termijn van 31.12.2000, behalve de agglomeratie Agrinio (beschouwd als een agglomeratie die loost op een kwetsbaar gebied - zie paragraaf 11.4.2). In deze evaluatie wordt geen rekening gehouden met de wijziging in nominale belasting in 2003. Ze erkent dat de UWWTP van Megara op 31.12.2000 niet aan de richtlijn voldeed. De resultaten werden opgenomen in Tabel 11-18.

Volgens de informatie van Griekenland uit 2001 bevonden 90 agglomeraties met een nominale belasting van meer dan 15 000 i.e. plus vijf bijkomende agglomeraties waarover later informatie werd verstrekt, zich in "normale gebieden" op 31 december 2000. 35 agglomeraties beschikten toen niet over secundaire zuivering en voldeden bijgevolg niet aan de richtlijn. Ze vertegenwoordigden 52,6 % van de betrokken belasting.

Volgens de Griekse herziening van 2003 loosden slechts 77 agglomeraties in "normale gebieden". Ze vertegenwoordigden 51 % van de betrokken belasting en 25 ervan voldeden niet aan de richtlijn.

Tabel -18: Zuiveringsniveau in agglomeraties die lozen in "normale gebieden" - Evaluatie a35

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel -19: Zuiveringsniveau in agglomeraties die lozen in "normale gebieden" -

Evaluatie b b op basis van een herziening door Griekenland in 200335

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.4.4. Opvangsystemen

11.4.4.1. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

Op 1 januari 2002 voldeed het zuiveringssysteem van drie agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden niet aan artikel 3 van de richtlijn. Een van de agglomeraties die niet beschikten over een waterzuiveringsinstallatie die voldoet aan de richtlijn, was Elefsina Aspropyrgos (nominale belasting: 120 000 i.e.).

Tabel -20: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.4.4.2. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

Op basis van de informatie die Griekenland verstrekte op verzoek van de Commissie in 2001, voldeden de opvangsystemen van 50 agglomeraties van de 90 agglomeraties die lozen in "normale gebieden" niet aan artikel 3 van de richtlijn op 31 december 2000. Twee van de agglomeraties die niet beschikken over een opvangsysteem dat voldoet aan de richtlijn, waren Iraklion (164 000 i.e.) en delen van Thessaloniki (toeristische zone met 130 000 i.e.).

Volgens de bovenvermelde herziening die werd uitgevoerd in 2003, zijn de Griekse autoriteiten van mening dat 49 van de 77 agglomeraties op 31 december 2000 beschikten over een waterzuiveringssysteem dat voldeed aan de richtlijn. De herziening die door de Griekse autoriteiten werd uitgevoerd, wijzigde de gegevens met betrekking tot de opvang van afvalwater voor agglomeraties zoals Aigio, Kallithea Chalidiki, Kalymnos, Korinthos-Loutraki, Nea Kalikrateia, Siteia-Crete en Tolo, waarvan voorheen niet werd geoordeeld dat ze aan de richtlijn voldeden.

Verder verklaarden de Griekse autoriteiten dat de opvang van afvalwater via septische tanks in Rhodos voldoet aan de richtlijn.

Tabel -21: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"-

Evaluatie a35

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Table -22: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"-

Evaluatie b op basis van een herziening door Griekenland in 200335

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.4.5. Zuivering in steden > 150 000 i.e.

Griekenland heeft vijf steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten: Athene, Thessaloniki, Iráklion, Metamorfosis en Pátras.

In het tweede verslag van de Commissie werd ook Elefsina Aspropyrgos opgenomen in de lijst van "grote steden", maar in 2002 meldden de Griekse autoriteiten dat de omvang van deze agglomeratie slechts 120 000 i.e. bedroeg. Aangezien Elefsina Aspropyrgos loost in kwetsbaar gebied, had het al op 31 december 1998 moeten beschikken over ingrijpender zuivering (secundaire zuivering, gevolgd door verwijdering van stikstof en fosfor). Hiervoor werd een inbreukprocedure ingeleid bij het Hof van Justitie.

Op 31 december 1998 beschikten Athene en Thessaloniki over primaire zuivering of slechts een gedeeltelijke secundaire zuivering. Patras en Elefsina Aspropyrgos beschikten niet over afvalwaterzuivering. Deze situatie was verbeterd in 2002.

Op 1 januari 2002 was de situatie van de grote steden als volgt:

  • Athene (3 500 000 i.e.) loost in een kwetsbaar gebied dat werd aangewezen in april 2002. Er wordt ingrijpender zuivering geïnstalleerd, die volgens de informatie van de Griekse autoriteiten einde 2003 klaar zal zijn. Met betrekking tot de situatie qua afvalwaterzuivering in Athene/Psittalia werd een inbreukprocedure ingeleid (vordering nog niet ingesteld bij het Hof).
  • Iraklion bevindt zich in een "normaal gebied" en beschikt over volledige secundaire zuivering, gevolgd door verwijdering van stikstof.
  • Thessaloniki loost in een kwetsbaar gebied dat werd aangewezen in april 2002 en beschikt over secundaire zuivering, gevolgd door verwijdering van stikstof.
  • Metamorphosis en Patras bevinden zich in een "normaal gebied" en beschikken over volledige secundaire zuivering, gevolgd door verwijdering van stikstof.

11.4.6. Industrieel afvalwater (artikel 13)

Betreffende artikel 13 rapporteerde Griekenland over 52 industriële installaties met een totale belasting van 3 482 492 i.e. Alle installaties voldeden aan de richtlijn op 31 december 2000.

Tabel -23: Industrieel afvalwater met betrekking tot artikel 13

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.4.7. Zuiveringsslib

De Griekse autoriteiten hebben de noodzakelijke gegevens over de totale hoeveelheid slib die wordt gegenereerd door de zuivering van stedelijk afvalwater, niet doorgegeven. In het situatieverslag in overeenstemming met artikel 16, meldt Griekenland alleen dat ongeveer 1,5 % van het zuiveringsslib wordt hergebruikt in de landbouw en dat 98,5 % wordt gestort op stortterreinen.

11.5. Spanje

11.5.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

Spanje wees kwetsbare gebieden aan in 1999 en 2000, maar veel van deze gebieden werden slechts aangewezen door regionale autoriteiten en werden niet officieel aan de Commissie meegedeeld door de nationale autoriteiten. In de loop van 2001 en 2002 werden er veel kwetsbare gebieden officieel meegedeeld. Sommige kwetsbare gebieden zijn echter nog steeds niet officieel meegedeeld. Het Europese Hof van Justitie velde een arrest hierover in mei 2003.

Naast de regionale aanwijzingen die de nationale autoriteiten nog niet officieel hebben gemeld, zijn er in Spanje talrijke bijkomende gebieden waarvan de Commissie meent dat ze zouden moeten worden aangewezen als kwetsbaar gebied. In het totaal zijn er 44 bijkomende wateren die de Commissie beschouwt als kandidaten voor aanwijzing. In vele gevallen gaat het om wateren die worden gevoed door grote opvanggebieden, zoals de rivieren de Ebro en de Taag.

11.5.2. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

Over een aantal agglomeraties waarover aan de Commissie werd gerapporteerd bij de opstelling van het tweede verslag, werd door de Spaanse autoriteiten geen informatie verstrekt voor dit verslag. Sommige agglomeraties bevinden zich nu blijkbaar onder de drempel van 10 000 i.e. en werden daarom niet langer in aanmerking genomen [36]. Sommige agglomeraties werden gefuseerd en sommige loosden, volgens de Spaanse autoriteiten, niet meer in kwetsbare gebieden. Dat is onder meer het geval voor Santa Pola (125 000 i.e.), dat zelfs niet over biologische zuivering beschikt.

[36] Muro (< 10 000 i.e.), Sant Bartelomeu del Grau (alleen industrieel afvalwater), Campo Criptana (gefuseerd met Alcázar de San Juan), Colindres en Laredo (beide gefuseerd met Santona, Cuenca Baja del río Asón).

Volgens recente informatie van de Spaanse autoriteiten uit 2003, omvat hun informatie 33 agglomeraties die hun afvalwater lozen in kwetsbare gebieden die nog niet officieel werden aangewezen.

11.5.2.1. Zuiveringsniveau

De Spaanse autoriteiten verstrekten bijgewerkte informatie over 113 agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die lozen in kwetsbare gebieden: 57 agglomeraties werden aangewezen als agglomeraties die beschikken over ingrijpender zuivering die 77 % van de totale belasting vertegenwoordigen. Toen dit verslag werd voltooid, had de Commissie echter nog een aantal onbeantwoorde vragen over de informatie die de Spaanse autoriteiten hadden verstrekt. Daarom heeft de Commissie zich voor haar beoordeling gebaseerd op cijfers die Spanje heeft doorgegeven in het raam van de vorige vraag om informatie. Deze cijfers geven aan dat slechts 34 agglomeraties beantwoordden aan de richtlijn en dat slechts 25 % van de belasting op een adequate manier werd gezuiverd. Ten minste negen agglomeraties beschikten totaal niet over afvalwaterzuivering: Alfarras-Almenar, Alginet, Almonte, Celra, Deltebre, Marines, Naut-Aran, Santoña (132 135 i.e.) en Sueca [37].

[37] In mei/september 2003 verstrekten de Spaanse autoriteiten bijgewerkte informatie in het raam van monitoringgegevens die in toekomstige beoordelingen in aanmerking zal worden genomen.

Tabel -24: Zuiveringsniveau van agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • n.a.: geen informatie beschikbaar

11.5.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringresultaten) in kwetsbare gebieden

Spanje verstrekte geen informatie over de doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringgegevens voor het jaar 1999) door zuiveringsinstallaties voor stedelijk afvalwater, zoals door de Commissie was gevraagd op basis van artikel 15 van de richtlijn in december 2000. Voor bepaalde agglomeraties werden onvolledige monitoringgegevens verstrekt in mei/september 2003, te laat om ze nog in aanmerking te nemen voor dit verslag.

11.5.3. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in "normale" gebieden - situatie op 31 december 2000

Op 31 december 2000 werden er 458 agglomeraties met een nominale belasting van meer dan 15 000 i.e. aangewezen die hun afvalwater lozen in "normale gebieden". 245 daarvan beschikten ten minste over secundaire zuivering. 213 agglomeraties beschikten niet over secundaire zuivering en voldeden bijgevolg niet aan de vereisten van artikel 4 van de richtlijn. Meer dan 20 miljoen inwonerequivalenten die 38,2 % vertegenwoordigen van de afvalwaterbelasting die wordt geloosd in "normale gebieden" werden niet behoorlijk gezuiverd. Onder de agglomeraties die niet over adequate zuivering beschikken, waren een aantal steden met meer dan 150 000 i.e. (details in paragraaf 11.5.5.).

Tabel -25: Zuiveringsniveau in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.5.4. Opvangsystemen

11.5.4.1. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

Van de 113 agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden waarvoor informatie werd verstrekt, beschikten er slechts 62 over een zuiveringsinstallatie die voldoet aan artikel 3 van Richtlijn 91/271/EEG.

Tabel -26: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.5.4.2. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

Op 31 december 2000 voldeden de opvangsystemen van 430 van de 458 agglomeraties die lozen in "normale gebieden" aan artikel 3 van de richtlijn (91,9 % van de nominale belasting van alle betrokken agglomeraties). Bij de agglomeraties die niet aan de richtlijn voldeden, waren er een aantal grote steden, zoals El Prat de Llobregat (1,7 miljoen. i.e.), La Coruña (580 000 i.e.), Tui (274 000 i.e.), Algeciras (174 000 i.e.) of Ferrol (161 000 i.e.).

Tabel -27: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.5.5. Zuivering in steden > 150 000 i.e.

De Spaanse autoriteiten rapporteerden over 75 steden met een nominale belasting van meer dan 150 000 i.e.

Zes steden (Alginet, Benidorm, Calvia, Castellón de la Plana, Colmenar Viejo en Palma de Mallorca) bevonden zich in kwetsbare gebieden en moesten bijgevolg beschikken over ingrijpender zuivering. Alleen Calvia (Santa Ponça) werd echter uitgerust met ingrijpender zuivering (verwijderen van stikstof en fosfor). De andere vier steden voldeden niet aan deze vereisten en voldeden dus niet aan de richtlijn [38]. Alginet (180 000 i.e.) beschikt over geen enkel zuiveringssysteem.

[38] Alginet (180 000 i.e.): geen zuivering (ingrijpender zuivering tegen 2005); Benidorm (347 041 i.e.): primaire zuivering (ingrijpender zuivering tegen 2004); Castellón de la Plana (156 000 i.e.): primaire zuivering (ingrijpender zuivering tegen 2004); Colmenar Viejo (151 996 i.e.): alleen secundaire zuivering; Palma de Mallorca II (481 450 i.e.): gedeeltelijke secundaire zuivering (volgens recente informatie wordt het afvalwater van Palma de Mallorca gezuiverd door twee installaties, waarvan één - Palma I (28 027 i.e.) - loost in een normaal gebied).

De overige 69 steden loosden in "normale" gebieden en zouden ten minste moeten beschikken over een secundaire zuivering. Einde december 2001 was de situatie qua waterzuivering in deze steden als volgt:

  • Negen hadden ingrijpender zuivering: Almeria, León, Oviedo, Roquetas de Mar, Sestao (=Bilbao) (1,25 miljoen i.e.), Talavera de la Reina, Vitoria-Gasteiz, Xirivella en Zaragoza (1,2 miljoen i.e.);
  • 36 hadden secundaire zuivering [39], waaronder Cordoba (505 000 i.e.), Madrid (6,0 miljoen i.e.), Malaga (978 400 i.e.), Murcia (833 000 i.e.) en Sevilla (1,28 miljoen i.e.), Vallaloid (715 300 i.e.)

[39] Albacete, Badajoz, Benalmadena, Burgos, Cordoba, Elche/Elx, Elda, Estepona, Gandia, Huelva, Jaen, Jerez de la Frontera, La Llagosta, Las Palmas de Gran Canaria, Logroño, Madrid, Malaga, Marbella, Mataro, Montcada i Reixac, Murcia, Ontinyent, Palencia, Palomares del Rio, Pamplona, Sabadell, Salou, San Fernando de Henares, Sant Feliu de Llobregat, Santa Cruz de Tenerife, Sevilla, Tarragona, Terrassa, Torrevieja, Valladolid, Viladecans.

  • 16 hadden primaire zuivering of slechts onvolledige secundaire zuivering: Mostoles (882 000 i.e.), Alcobendas, Algeciras, Alicante (744 709 i.e.), Cartagena, Fuengirola, Alcala de Henares, Guadalajara, Vigo, Muro del Alcoy, Pineda del Mar, Salamanca, San Roman, Santiago de Compostela, Valencia (1,5 miljoen i.e.), Granada (496 000 i.e.);

Acht steden zuiveren hun afvalwater nog steeds op geen enkele manier: A Coruña, Barcelona (3,4 miljoen i.e.), Cadiz, Donostia-San Sebastian, Ferrol, Gijon, Suances en Tui.

De Commissie is van oordeel dat veel van de Spaanse "normale gebieden" in feite te lijden hebben van eutrofiëring, of behoren tot het stroomgebied van kwetsbare gebieden. Dat betekent dat de steden en de agglomeraties die in deze gebieden lozen, zouden moeten beschikken over ingrijpender afvalwaterzuivering. Enkele van deze steden hebben een i.e. van meer dan een miljoen, zoals Barcelona, Madrid, Sevilla, en andere grote steden zoals Cordoba en Granada. Voor talrijke andere steden en agglomeraties beschikt de Commissie momenteel niet over gedetailleerde informatie over het feit of ze lozen in zogenaamde potentieel kwetsbare gebieden.

Twee steden die werden opgegeven voor het tweede verslag van de Commissie, werden niet meer vermeld, omdat hun afvalwaterbelasting naar verluidt was gedaald tot minder dan 150 000 i.e. [40].

[40] Lorca (298 000 i.e. - nu 57 000 i.e. door afkoppeling van een grote fabriek) en Velilla de San Antonio (163 378 i.e. - nu 145 400 i.e.).

11.5.6. Minder kwetsbare gebieden

Spanje heeft sinds 1997 in verschillende fasen minder kwetsbare gebieden aangewezen langs de kusten van de Middellandse Zee, de Atlantische Oceaan en de Canarische Eilanden. De hele kustlijn van de streek van Andalusië werd officieel aangewezen als minder kwetsbaar gebied door het decreet van maart 1999. In november 2000 meldden de Spaanse nationale autoriteiten aan de Commissie dat, na overleg met de regio's, alleen de Canarische Eilanden minder kwetsbare gebieden zullen hebben. Er werd echter nog niet aan de Commissie meegedeeld of artikel 3, lid 2, van het decreet dat door de regio Andalusië in maart 1999 werd uitgevaardigd, werd herroepen.

In februari 2002 kondigden de Spaanse autoriteiten in een mededeling aan de Commissie aan, dat de Canarische Eilanden zullen worden aangewezen als minder kwetsbaar gebied na de goedkeuring van het hydrologische plan van de Canarische Eilanden.

In juli 2001 wezen de Spaanse autoriteiten de volledige kustzone van de autonome gemeenschap van Cantabrië aan als minder kwetsbaar gebied, met uitzondering van de Baai van Santander, die door Spanje als "normaal" gebied wordt beschouwd. De Commissie is van oordeel dat de baai van Santander wordt getroffen door eutrofiëring en had moeten worden aangewezen als kwetsbaar gebied.

De Commissie betwist de minder kwetsbare gebieden die werden aangewezen in Andalusië, Cantabrië en de Canarische Eilanden omdat ze gelooft dat lozingen die alleen op primair niveau worden gezuiverd, de kwaliteit van talrijke zwemwateren in deze regio's kunnen beïnvloeden. De Commissie meent bovendien dat Andalusië er bij het aanwijzen van zijn minder kwetsbare gebieden geen rekening mee heeft gehouden dat de lozingen de nabijgelegen wateren die als kwetsbaar werden aangewezen in Andalusië zelf en in de Algarve in Portugal, nadelig kunnen beïnvloeden. In het algemeen is de Commissie van oordeel dat de wateren van de Middellandse Zee vanwege hun hydrodynamische kenmerken niet voldoen aan de criteria van de richtlijn voor minder kwetsbare gebieden.

Als de lidstaten minder strenge zuiveringsniveaus dan secundaire zuivering willen toelaten, moeten ze volgens de richtlijn een officieel derogatieverzoek indienen bij de Commissie. Spanje heeft geen derogatieverzoek ingediend. De Commissie is dan ook van oordeel dat alle Spaanse agglomeraties met een omvang van meer dan 15 000 i.e. ten minste moeten beschikken over secundaire zuivering vanaf 31 december 2000, ook de agglomeraties die hun afvalwater lozen in gebieden die door de Spaanse autoriteiten als minder kwetsbaar werden aangewezen.

11.5.7. Industrieel afvalwater (artikel 13)

In Spanje vallen 155 industriële installaties met een totale organische belasting van 9 915 785 i.e. onder artikel 13 van de richtlijn. 68 % van de organische belasting voldoet aan de richtlijn.

De twee sectoren die de meeste tekortkomingen vertonen zijn de visverwerkings- en de zuivelindustrie.

Spanje heeft aangekondigd dat de industriële installaties uit alle bedrijfstakken volledig aan de richtlijn zullen voldoen op 31 december 2005.

Tabel -28: Industrieel afvalwater met betrekking tot artikel 13

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.5.8. Zuiveringsslib

Er was geen informatie beschikbaar over zuiveringsslib. Zoals elders in dit verslag wordt vermeld, maakt de Commissie zich zorgen over het feit dat Spanje zuiveringsslib blijft storten in oppervlaktewateren.

11.6. Frankrijk

11.6.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

Frankrijk wees kwetsbare gebieden aan in 1994. Het land heeft de lijst in augustus 1999 herzien en voegde een aantal andere kwetsbare gebieden toe (zie tweede verslag van de Commissie). Uit de studie die in 1999 door de Commissie werd uitgevoerd, blijkt echter dat een aantal bijkomende kwetsbare gebieden hadden moeten aangewezen worden vanwege eutrofiëring. Frankrijk heeft deze gebieden, die onder meer de zoete wateren en kustwateren van het Artesisch-Picardisch bekken, de baai van de Seine en zijn benedenloop, rivieren en kustwateren in Bretagne, de rivier de Vistre en de lagune Étang de Thau omvatten, nog steeds niet aangewezen. De aanwijzing van deze gebieden heeft aanleiding gegeven tot het instellen van een inbreukprocedure bij het Hof van Justitie.

11.6.2. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

De informatie die door de Franse autoriteiten werd verstrekt, was onbevredigend. De informatie werd laattijdig ingediend, was onvolledig of ontbrak volledig. De Commissie wacht bijvoorbeeld nog steeds op een antwoord op een verzoek om monitoringgegevens voor installaties die lozen in kwetsbare gebieden van december 2000. Frankrijk heeft geen situatierapporten gepubliceerd, zoals wordt vereist door artikel 16 van de richtlijn. Voor deze problemen werd een inbreukprocedure ingesteld.

Na herhaalde verzoeken van de Commissie verstrekten de Franse autoriteiten op 5 september 2003 informatie over de zuiveringsvereisten voor afvalwater dat wordt geloosd in kwetsbare gebieden. De Commissie hield rekening met deze informatie bij de hieronder weergegeven beoordeling, maar heeft niet de gelegenheid gehad om deze gegevens volledig te controleren.

Frankrijk verstrekte bepaalde informatie over 348 agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden die in 1994 werden aangewezen, en over 50 agglomeraties die bijkomend als kwetsbaar werden aangewezen in 1999. Volgens artikel 5, lid 7, van de richtlijn moeten deze laatste agglomeraties ten laatste in 2006 beschikken over ingrijpender zuivering. Daarom werden ze momenteel beoordeeld als "normale gebieden". We moeten er echter op wijzen dat - volgens de mening van de Commissie - een aantal van deze 50 agglomeraties in 1994 hadden moeten aangewezen worden als kwetsbaar gebied en dus vanaf einde 1998 hadden moeten beschikken over tertiaire zuivering, namelijk Compiegne, Corbeil, Etampes, Evry, Beauvais.

11.6.2.1. Zuiveringsniveau

143 van deze 348 agglomeraties voldeden aan de richtlijn. Ze vertegenwoordigen 36,4 % van de belasting van de betrokken agglomeraties.

205 agglomeraties voldeden niet aan de richtlijn (63,6 % van de belasting), onder meer een aantal grote steden zoals Straatsbrug, Mulhouse (Sausheim) en Montpellier. 147 van deze agglomeraties beschikten over geen enkele vorm van ingrijpender zuivering, 50 beschikten over gedeeltelijke, maar onvoldoende faciliteiten voor ingrijpender zuivering.

De organische verwerkingscapaciteit van de zuiveringsinstallaties in 13 agglomeraties leek te klein om het afvalwater van de betrokken agglomeratie voldoende te zuiveren. De agglomeraties waar de verwerkingscapaciteit 80 % of minder bedroeg van de omvang van de volledige agglomeratie waren bijvoorbeeld Angoulême (in het totaal zeven zuiveringsinstallaties), Briey, Guenange, Louhans, Lunel, Malansac, Niedernai, Pleucadeuc, Rambouillet, Ribauville, Thonon, Trois Ponts, Vallee De L'orne.

Tabel -29: Zuiveringsniveau van agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden, aangewezen in 1994

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

*Inclusief onvolledige ingrijpender zuivering en onvoldoende zuiveringscapaciteit van de installaties, rekening houdend met de overlapping van beide tekortkomingen

11.6.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringresultaten) in kwetsbare gebieden

Frankrijk verstrekte geen informatie over de doeltreffendheid van de waterzuivering door installaties die lozen in kwetsbare gebieden (monitoringgegevens voor het jaar 1999), zoals door de Commissie was gevraagd op basis van artikel 15 van de richtlijn. Dat probleem gaf aanleiding tot het instellen van de bovenvermelde inbreukprocedure voor rapportage.

11.6.3. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in "normale gebieden" - situatie op 31 december 2000

Op het einde van 2000 had Frankrijk 486 agglomeraties met meer dan 15 000 i.e. die lozen in "normale gebieden". Momenteel omvatten ze ook de agglomeraties met meer dan 15 000 i.e., die lozen in gebieden die op het einde van 1999 werden aangewezen als kwetsbaar gebied en die momenteel nog niet aan de vereisten op het vlak van ingrijpender zuivering moeten voldoen.

De beoordeling omvat momenteel ook de agglomeraties die lozen in potentieel kwetsbare gebieden, gebieden die Frankrijk - volgens het oordeel van de Commissie - had moeten aanwijzen als kwetsbaar gebied in 1994, die over ingrijpender zuivering hadden moeten beschikken en waarvoor de bovenvermelde inbreukprocedure werd ingesteld. Een van deze agglomeraties is Parijs.

307 agglomeraties, die 68 % van de betrokken belasting van de 486 agglomeraties vertegenwoordigen, voldeden aan de richtlijn op 31 december 2000. 179 agglomeraties beschikten nog niet over secundaire zuivering.

Tabel -30: Zuiveringsniveau van agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.6.4. Opvangsystemen

11.6.4.1. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden, aangewezen in 1994

Volgens de beschikbare informatie was het opvangsysteem van ten minste 69 agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden niet volledig afgewerkt. Deze agglomeraties vertegenwoordigen 18,9 % van de belasting van de betrokken agglomeraties. Voor 77 agglomeraties (20,7 % van de belasting) werd niet meegedeeld of er op 1 januari 2002 een opvangsysteem aanwezig was dat voldoet aan de richtlijn.

Tabel -31: Opvangsystemen van agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden aangewezen in 1994

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.6.4.2. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

Ten minste 69 agglomeraties met een nominale belasting van meer dan 15 000 i.e. beschikten op 31 december 2000 niet over een opvangsysteem dat voldoet aan de richtlijn. Deze agglomeraties vertegenwoordigden 15,8 % van de betrokken belasting in "normale gebieden". Voor 249 bijkomende agglomeraties werd er onvoldoende informatie verstrekt om de conformiteit van de opvangsystemen te beoordelen.

Table -32: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.6.5. Zuivering in steden > 150 000 i.e.

Frankrijk verstrekte informatie over 60 steden met een omvang van meer dan 150 000 inwonerequivalenten:

  • 29 steden bevonden zich in kwetsbare gebieden en moesten dus beschikken over ingrijpender zuivering (secundaire zuivering, gevolgd door verwijdering van stikstof en/of fosfor en/of andere zuivering):
  • Elf steden beschikten over alle vereiste zuiveringsstappen: Aix en Provence, Angouleme, Besançon, Calais, Colmar, Lagny-sur-Marne, Metz, Orleans, Rennes, Thonon en Tours.
  • 17 steden beschikten over secundaire zuivering en/of alleen over onvolledige ingrijpender zuivering: Amiens, Boulogne sur Mer, Caen, Clermont-Ferrand, Dijon, Dunkerque, Evry, Le Havre, Melun, Montpellier, Mulhouse, Nancy, Reims, Rodez, St-Etienne, Straatsburg en Troyes.
  • Arcachon beschikte alleen over primaire zuivering.
  • 8 steden bevonden zich in potentieel kwetsbare gebieden en hadden bijgevolg, volgens de mening van de Commissie in 1998 moeten beschikken over ingrijpender zuivering:
  • Parijs, Zone Centrale: (10,0 miljoen. i.e.) beschikte over verwijdering van stikstof en fosfor voor een deel van zijn inwoners. Volgens het Réseau national de données sur l'eau (RNDE), en andere informatie die de Commissie in de afgelopen jaren verzamelde, omvatte Parijs in het totaal vier agglomeraties met een totaal inwonerequivalent van 13,7 miljoen. Op basis van de informatie die de Franse autoriteiten verstrekten, kon de Commissie niet begrijpen waarom Parijs 3,7 miljoen inwonerequivalenten minder had dan in het verleden en vond de Commissie geen indicatie dat deze afvalwaterbelasting bij andere agglomeraties was gevoegd [41].

[41] Op 5 september 2003 meldden de Franse autoriteiten dat de 13,5 miljoen i.e. gebaseerd waren op een fiscale beoordeling om de belastingen te berekenen en dat ze de werkelijkheid overschatten.

  • Rouen: beschikte over secundaire zuivering, gevolgd door verwijdering van stikstof en fosfor.
  • Lille: beschikte slechts voor een gedeelte van zijn inwoners over verwijdering van stikstof (de agglomeratie Wattrelos - 450 000 i.e. - beschikte alleen over primaire zuivering)
  • Cergy: beschikte over gedeeltelijke verwijdering van stikstof
  • Douai en Bonneuil-en-France: beschikten over secundaire zuivering, gevolgd door verwijdering van stikstof
  • Versailles en Nîmes beschikten over secundaire zuivering.
  • 23 steden bevonden zich in "normale gebieden" en moesten ten minste beschikken over secundaire zuivering:
  • Vier van deze steden beschikten over ingrijpender zuivering (verwijdering van stikstof en/of fosfor): Angers, Annecy, Limoges en Nantes
  • Negen steden beschikten over secundaire zuivering: Antibes, Brest, Chambery, Grenoble, La Rochelle, Nice, Royan, Toulon en Toulouse
  • Acht steden beschikten enkel over primaire zuivering: Bordeaux (conformiteit gepland tegen 2006), Cannes (conformiteit gepland tegen 2006), Frejus-St-Raphael (datum conformiteit onbekend), Lyon (conformiteit gepland tegen 2006), Marseille (conformiteit gepland tegen 2005), Pau (conformiteit gepland tegen 2003), Perpignan (conformiteit gepland tegen 2005), Valence (conformiteit gepland tegen 2002)
  • Twee steden beschikten niet over zuivering of slechts over voorlopige zuivering: Le Mans (volledige secundaire zuivering niet voor 2004) en Quimper (secundaire zuivering niet voor 2003)

11.6.6. Industrieel afvalwater (artikel 13)

Volgens de informatie van de Franse autoriteiten voldeden alle lozingen van bedrijfstakken die onder artikel 13 van de richtlijn vallen, aan de vereisten van de richtlijn. Er werd echter geen informatie verstrekt over de totale organische belasting van deze lozingen [42].

[42] Frankrijk verstrekte geen informatie omdat de richtlijn geen details geeft over de definitie van organische belasting.

Tabel -33: Industrieel afvalwater met betrekking tot artikel 13

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.6.7. Zuiveringsslib

Frankrijk verstrekte informatie over de productie en het hergebruik van slib in de landbouw. Er was geen informatie beschikbaar over ander hergebruik of de verwijdering van zuiveringsslib. In 2001 bedroeg de hoeveelheid geproduceerd zuiveringsslib 913 159 t droge stof (DS). 56 % werd hergebruikt in de landbouw.

Tabel -34: Hergebruik in de landbouw van in zuiveringsinstallaties geproduceerd slib

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.7. Ierland

11.7.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

In 1994 wees Ierland vier meren aan als kwetsbaar gebied in verband met eutrofiëring: Lough

Derg, Lough Leane, Lough Oughter en Lough Ree, evenals zes rivieren: Boyne, Camlin, Castlebar, Liffey, Nenagh en Tullamore.

In 2001 herzagen [43] de Ierse autoriteiten hun kwetsbare gebieden en wezen ze 26 bijkomende kwetsbare gebieden aan [44], waaronder Lough Muckno, Lough Monalty, Lough Ennel en rivieren zoals Proules, Brosna en andere. Ierland wees tevens een aantal estuaria aan. In deze herziening werden vele gebieden opgenomen waarvoor de Commissie had verzocht ze als kwetsbare gebieden aan te wijzen, vooral meren en rivieren. Gebieden zoals het havengebied van Cork, Boyne, Lady's Island en Garavogue/Sligo, die - volgens de mening van de Commissie - te lijden hebben van eutrofiëring, werden echter door de Ierse autoriteiten nog niet aangewezen. Voor het niet aanwijzen van deze gebieden werd een inbreukprocedure ingesteld. De aanwijzing van bepaalde rivieren en estuaria moet nog verder verduidelijkt worden.

[43] S.I. nr. 254 van 2001.

[44] River Blackwater (Monaghan), River Brosna (d/s Mullingar), River Cavan, River Proules, River Barrow, River Triogue, River Nore, River Hind, River Suir, Little Brosna River, River Blackwater (Munster), Lough Ennell (Westmeath), Lough Muckno (Monaghan), Lough Monalty (Monaghan), Broadmeadow Estuary (Inner), Liffey Estuary, Slaney Estuary, Barrow Estuary, Suir Estuary (Upper), Bandon Estuary, Lee Estuary Upper (Tralee), Feale Estuary Upper, Cashen/Feale Estuary, Killybegs Harbour, Castletown Estuary, Blackwater Estuary.

11.7.2. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

In 1994 heeft Ierland elf agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. aangewezen die lozen in kwetsbare gebieden [45].

[45] Athlone, Castlebar, Cavan, Killarney, Longford, Mullingar, Naas/Osberstown, Navan, Nenagh, Roscrea, Tullamore.

Bij de herziening van de kwetsbare gebieden in 2001 werden 16 bijkomende agglomeraties [46], elk met een omvang van meer dan 10 000 i.e., aangewezen als kwetsbaar gebied.

[46] Monaghan, Carrickmacross, Athy, Carlow, Portlaoise, Kilkenny, Clonmel, Thurles, Fermoy, Swords, Dublin (Ringsend), Leixlip, Wexford, Waterford, Tralee en Dundalk.

De Ierse autoriteiten zijn van mening dat ingrijpender zuivering volgens artikel 5, lid 7, van de richtlijn in agglomeraties die lozen in de nieuw aangewezen kwetsbare gebieden, niet verplicht is vóór 2008. De Commissie meent echter dat de agglomeraties in deze gebieden, die reeds eerder door de Commissie als eutroof werden beschouwd en waarvoor de Commissie in 2000 had gevraagd ze aan te wijzen als kwetsbaar gebied, al in 1998 hadden moeten beschikken over ingrijpender zuivering. Voor deze gebieden werd een inbreukprocedure ingesteld. De commentaren die Ierland onlangs overmaakte, worden momenteel bestudeerd.

11.7.2.1. Zuiveringsniveau

Aangezien Ierland bijkomende wateren en hun stroomgebieden als kwetsbaar aanwees in 2001, steeg het aantal agglomeraties met een omvang van meer dan 10 000 i.e. van 11 (1998) naar 28 (2001).

In 2002 werden tien van de elf agglomeraties in deze gebieden die werden aangewezen in 1994, uitgerust met de vereiste installaties voor het verwijderen van fosfor. Alleen Longford (16 000 i.e.) beschikte alleen over secundaire zuivering en moet nog steeds worden uitgerust voor de verwijdering van fosfor [47]. Ondanks de bestaande installaties voor het verwijderen van nutriënten, werd de agglomeratie Osberstown niet beschouwd als een agglomeratie die voldoet aan de richtlijn omdat de zuiveringscapaciteit (40 000 i.e.) te klein leek om het afvalwater voldoende te zuiveren, de totale nominale belasting van de agglomeratie in aanmerking genomen (97 651 i.e.). De Commissie is van mening dat de capaciteit van de zuiveringsinstallatie van Osberstown moet worden verhoogd [48].

[47] In een commentaar van 22 september 2003 meldde Ierland dat de informatie onjuist is en dat Longford sinds 2001 fosfor verwijdert en voldoet aan de richtlijn. Deze informatie kon niet meer in de beoordeling worden opgenomen, maar zal in de toekomst in aanmerking worden genomen.

[48] Volgens informatie van 22 september 2003 werd de zuiveringscapaciteit van Osberstown al verhoogd tot 80 000 i.e. in mei 2000 en beschikt het nu over verwijdering van fosfor en een situatie qua zuivering die aan de richtlijn voldoet.

De situatie in de agglomeraties in de kwetsbare gebieden die werden aangewezen in 2001, maar die - naar de mening van de Commissie - in 1994 hadden moeten aangewezen worden, was de volgende:

  • Vijf agglomeraties beschikten over ingrijpender zuivering van fosfor: Portlaoise, Monaghan, Leixlip, Carrickmacross and Clonmel. Voor de agglomeraties Portlaoise (loost in de rivier de Barrow) en Clonmel (loost in de rivier de Suir) is ook het verwijderen van stikstof vereist.
  • Vier agglomeraties beschikten over secundaire zuivering: Dundalk, Carlow, Kilkenny en Swords
  • Dublin - Howth Outfall (505 969 i.e.) [49] beschikte slechts over voorlopige zuivering

[49] Op de vergadering van het comité van 1 september 2003 meldden de Ierse autoriteiten dat Dublin Howth Outfall en Dublin Ringsend Discharge vanaf september 2002 zullen worden beschouwd als één agglomeratie. In een commentaar van 22 september 2003 meldden de Ierse autoriteiten dat het drainagesysteem van Dublin Howth Outfall zodanig werd ontworpen dat het niet loost in een kwetsbaar gebied.

  • Zeven agglomeraties beschikten over geen enkele vorm van afvalwaterzuivering: Dublin - Ringsend Discharge (1,8 miljoen i.e.), Athy (12 379 i.e.), Fermoy (12 960 i.e.), Tralee (41 680 i.e.), Wexford (17 000 i.e.), Waterford (154 000 i.e.) en Thurles (10 600 i.e.).

Hieruit blijkt dat 14 [50] van de 16 betrokken agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden, en die in 2001 werden aangewezen, maar die - volgens de mening van de Commissie - al op het einde van 1998 hadden moeten beschikken over ingrijpender zuivering voor stikstof en/of fosfor - nog steeds niet aan de richtlijn voldeden. Deze agglomeraties vertegenwoordigen een totale nominale belasting van ongeveer drie miljoen inwonerequivalenten.

[50] Portlaoise (geen verwijdering stikstof), Clonmel (geen verwijdering stikstof), Dundalk (secundaire zuivering), Carlow (secundaire zuivering), Kilkenny (secundaire zuivering), Swords (secundaire zuivering), Dublin-Howth Outfall (primaire zuivering), Dublin-Ringsend (geen zuivering), Athy (geen zuivering), Fermoy (geen zuivering), Tralee (geen zuivering), Wexford (geen zuivering), Waterford (geen zuivering), Thurles (geen zuivering). In het bovenvermelde commentaar van 22 september 2003 meldden de Ierse autoriteiten dat de agglomeraties Athey, Fermoy Tralee en Thurles voor het einde van 1998 over secundaire zuivering beschikten.

Tabel -35: Zuiveringsniveau van agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

*Inclusief de agglomeratie Osberstown, die slechts beschikte over een zuiveringscapaciteit voor 41 % van haar totale belasting.

11.7.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringresultaten) in kwetsbare gebieden

Zes van de elf agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die lozen in kwetsbare gebieden en die in 1999 bestonden, beschikten in dat jaar over een zuiveringscapaciteit die aan de richtlijn voldeed; zij vertegenwoordigden 41,8 % van de belasting. In het totaal voldeed de doeltreffendheid van de zuivering in vijf agglomeraties [51] (58,2 % van de afvalwaterbelasting), waaronder Solely Longford, dat alleen over secundaire zuivering beschikte, niet aan de bepalingen van de richtlijn.

[51] Osberstown, Longford, Navan, Roscrea, Castlebar (werden beschouwd als agglomeraties die niet aan de richtlijn voldeden omdat de totale fosforbelasting niet werd beoordeeld in 1999). Volgens een commentaar van 22 september 2003 werd de capaciteit van Osberstown tot 80 000 i.e. verhoogd in mei 2000 en beschikt het nu over verwijdering van fosfor en voldoet de situatie qua zuivering aan de richtlijn.

Tabel -36: Doeltreffendheid van de waterzuivering van agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden, aangewezen in 1994

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.7.3. Zuivering in agglomeraties die lozen in "normale gebieden" - situatie op 31 december 2000

Op het einde van het jaar 2000 had Ierland 28 agglomeraties met een omvang van meer dan 15 000 i.e. die loosden in "normale gebieden". Ierland had eerder een lijst van 35 agglomeraties met meer dan 15 000 i.e. ingestuurd, maar zeven agglomeraties [52] loosden in kwetsbare gebieden en werden bij de agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden gevoegd.

[52] Athlone, Castlebar, Killarney, Longford, Mullingar, Navan en Osberstown.

13 van de 28 agglomeraties beschikten ten minste over secundaire zuivering. 15 agglomeraties beschikten niet over secundaire zuivering (inclusief grote delen van Cork en Dublin). Ze vertegenwoordigden 81,9 % van de totale afvalwaterbelasting van agglomeraties met meer dan 15 000 i.e. in "normale gebieden".

Sommige agglomeraties, zoals Cork Harbour en Dublin, loosden in wateren die waren aangetast door eutrofiëring en die - volgens de mening van de Commissie - in 1994 hadden moeten aangewezen worden als kwetsbaar gebied en sinds 1998 hadden moeten beschikken over ingrijpender zuivering (zie hoger).

Tabel -37: Zuiveringsniveau van agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.7.4. Opvangsystemen

11.7.4.1. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

De meeste agglomeraties die door Ierland in 1994 en 2001 werden aangewezen, beschikten al over een opvangsysteem dat aan de richtlijn voldeed. Alleen de agglomeraties Athey, Tralee en Waterford voldeden niet aan de richtlijn [53].

[53] Volgens het Ierse commentaar van 22 september 2003 beschikten Athey, Tralee en Waterford over een opvangsysteem dat voldeed aan de richtlijn.

Tabel -38: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden, aangewezen in 1994 en 2001

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.7.4.2. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

Volgens bijkomende informatie die aan de Commissie werd overgemaakt in april 2003, voldeed het opvangsysteem van de 28 Ierse agglomeraties met een nominale belasting van meer dan 15 000 i.e. die lozen in "normale gebieden" op 31 december 2000 aan de richtlijn.

Tabel -39: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.7.5. Zuivering in steden > 150 000 i.e.

Ierland heeft vier steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten:

  • Dundalk (180 000 i.e.) voleindigde de secundaire zuivering in 2000. Het bevindt zich in een kwetsbaar gebied (Castletown estuarium) dat in 2001 werd aangewezen.
  • Dublin (2 300 000 i.e.) beschikte op 1 januari 2002 slechts over primaire zuivering voor een deel van zijn inwoners. Het bevindt zich eveneens in een kwetsbaar gebied dat werd aangewezen in 2001 (Liffey estuarium). Momenteel worden er installaties voor secundaire zuivering en het verwijderen van stikstof besteld.
  • Waterford (154 000 i.e.) loost in het estuarium van de Suir. Begin januari 2002 beschikte de stad niet over afvalwaterzuivering. De secundaire zuivering zal operationeel zijn op het einde van 2004.
  • Cork (328 000 i.e.) beschikte niet over afvalwaterzuivering in januari 2002. De secundaire zuivering is gepland voor het einde van 2003. Wegens de eutrofiëring van de kustwateren en de estuaria in dit gebied, meent de Commissie dat Ierland deze gebieden als kwetsbaar gebied had moeten aanwijzen en dat de stad Cork sinds 1998 over ingrijpender zuivering (stikstof en fosfor) had moeten beschikken.

De Commissie waardeert het feit dat Ierland in 2001 de drie bovenvermelde estuaria heeft aangewezen als kwetsbaar gebied. Volgens de vaststellingen van de Commissie in verband met de eutrofiëring in deze gebieden, inclusief het havengebied van Cork, hadden ze al bij de eerste aanwijzing in 1994 moeten aangewezen worden als kwetsbaar gebied. De steden Dundalk, Dublin en Waterford hadden volgens de mening van de Commissie dan ook al sinds 1998 moeten beschikken over ingrijpender zuivering (verwijdering van stikstof en fosfor). Dat geldt ook voor Cork, maar Ierland heeft het havengebied van Cork nog niet aangewezen als kwetsbaar gebied. Ierland meent dat de bovenvermelde drie steden onder artikel 5, lid 7, van de richtlijn vallen en niet over ingrijpender zuivering moeten beschikken voor 2008, aangezien ze in 2001 werden aangewezen. Volgens de interpretatie van Ierland moet het havengebied van Cork helemaal niet worden aangewezen als kwetsbaar gebied en vereist dus enkel biologische zuivering. Voor alle betrokken steden werd een inbreukprocedure ingesteld.

11.7.6. Industrieel afvalwater (artikel 13)

Ierland heeft 38 industriële installaties met een totale organische belasting van 2 784 317 i.e. Slechts 59 % van de belasting van de zuivelindustrie voldeed aan de richtlijn. Voor de installaties die de vereiste voorwaarden niet respecteren, werden vervolging en werkprogramma's ingesteld.

Tabel -40: Industrieel afvalwater met betrekking tot artikel 13 van de richtlijn

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.7.7. Zuiveringsslib

In 1999 bedroeg de geproduceerde hoeveelheid zuiveringsslib, afkomstig van zuiveringsinstallaties voor stedelijk afvalwater met meer dan 500 i.e. 37 595 t droge stof (DS). 23 % daarvan werd hergebruikt in de landbouw, 45 % werd gestort op stortterreinen, 1 % werd op andere manieren hergebruikt of verwijderd. Hoewel het storten van zuiveringsslib in een zee verboden is (artikel 14 van Richtlijn 91/271/EEG; Irish Sea Act, 1981), werd in 1999 nog steeds 31 % van het zuiveringsslib in zee gestort. Volgens de recente informatie van 2003, wordt al het zuiveringsslib dat vroeger in zee werd gestort, sinds 1999 gezuiverd en hergebruikt in de landbouw.

Tabel -41: Hergebruik en verwijdering van in zuiveringsinstallaties geproduceerd slib

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.8. Italië

11.8.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

In 1999 wees Italië kwetsbare gebieden aan, waaronder zeven meren en delen van de Adriatische kust. In 2001 stuurde Italië een herziene kaart in, waarop een aantal kwetsbare wateren was aangegeven, maar het heeft deze kwetsbare gebieden nog niet officieel aangewezen. De gebieden die - volgens de mening van de Commissie - hadden moeten worden aangewezen als kwetsbaar gebied vanwege de eutrofiëring (ERM-studie 1999), waren niet in de bijkomend aangewezen gebieden opgenomen.

In het vonnis van 25 april 2002 betreffende de afwezigheid van afvalwaterzuivering voor de stad Milaan, verklaarde het Europese Hof van Justitie dat rechtstreekse en onrechtstreekse lozingen in kwetsbaar gebied moeten onderworpen worden aan ingrijpender afvalwaterzuivering. De Commissie wil erop wijzen dat dit voor alle kwetsbare gebieden geldt. De Italiaanse autoriteiten hebben nog geen rekening gehouden met de afvalwaterlozingen in de stroomgebieden die afvloeien in kwetsbare gebieden. Hiervoor werd een inbreukprocedure ingesteld.

11.8.2. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

Voor 2002 verstrekte Italië geen bijgewerkte informatie over agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die lozen in kwetsbare gebieden. Er werd slechts recentere informatie verstrekt over de doeltreffendheid van de zuivering in 1999 en deze omvatte niet alle betrokken agglomeraties [54]. Voor de onderstaande beoordeling werden bijgevolg beide gegevensbronnen in aanmerking genomen. Italië gaf geen verklaring voor de inconsistentie in de gegevens voordat het verslag van de Commissie klaar was.

[54] Over agglomeraties zoals Ballabio, Bosisio Parini, Brenta, Cernobbio, Galbiate, Lipomo, Maslianico, Oggiono, Olginate en Tavernerio, die in het totaal 350 000 i.e. vertegenwoordigen, werd bijvoorbeeld geen informatie meer verstrekt.

11.8.2.1. Zuiveringsniveau

Op basis van de bovenvermelde criteria waren er begin 2002 in Italië 49 [55] agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die lozen in kwetsbare gebieden. 28 agglomeraties die 71,6 % van de belasting vertegenwoordigen, voldeden aan de richtlijn. In 11 [56] agglomeraties die over ingrijpender zuivering beschikten, ontbrak ten minste een van de vereiste zuiveringsstappen (verwijdering stikstof en/of fosfor en/of andere zuivering). Voor vijf agglomeraties was geen nauwkeurige informatie beschikbaar over het type ingrijpender zuivering.

[55] Italië verstrekte informatie over 39 agglomeraties met betrekking tot de monitoringinformatie van 1999; voor tien agglomeraties werd de relevante informatie overgenomen uit eerdere gegevensbronnen uit 1998.

[56] Arcisate, Bellaria-Igea Marina, Cattolica, Coriano, Lido di Classe, Marina di Ravenna, Misano Adriatico, Orbetello-Orbetello Scalo, Rosolina Mare, Rosolina-Donada-Contarina en Savignano sul Rubicone.

Een aantal agglomeraties leken aanzienlijk overbelast en zouden, naar de mening van de Commissie, hun zuiveringscapaciteit moeten verhogen. Dat was bijvoorbeeld het geval voor Arcisate, Colico, Laveno Monbello, Lovere - Costa Volpino, Luino en Travedona Monate.

Tabel -42: Zuiveringsniveau van agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • Including incomplete more stringent treatment and insufficient treatment capacity of plants, taking into account possible overlaps of both shortcomings (e.g. Arcisate)

11.8.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringresultaten) in kwetsbare gebieden

Italië verstrekte informatie over de doeltreffendheid van de waterzuivering in 1999 voor 39 agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die zich in kwetsbare gebieden bevinden. Volgens de interpretatie van de Commissie voldeed de doeltreffendheid van de zuivering in 18 agglomeraties aan de richtlijn; 21 agglomeraties, die 54,4 % van de gerapporteerde belasting vertegenwoordigen, voldeden niet aan de bepalingen van de richtlijn.

Table -43: Doeltreffendheid van de waterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • De afwijkingen in de beoordelingen zijn te wijten aan de verschillen in interpretatie tussen Italië en de Commissie over de nutriëntenparameters die moeten verwijderd worden om de Adriatische Zee te beschermen. Bepaalde Italiaanse regio's menen dat het verwijderen van stikstof niet noodzakelijk is.

11.8.3. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in "normale gebieden" - situatie op 31 december 2000

Italië verstrekte informatie over 632 agglomeraties met meer dan 15 000 i.e. die lozen in "normale gebieden". Volgens de Commissie lozen Como en Venetië echter in kwetsbare gebieden. Deze twee agglomeraties werden bijgevolg ingedeeld bij de kwetsbare gebieden en niet in aanmerking genomen voor de volgende beoordeling.

Volgens de beoordeling van de Commissie [57], voldeden 312 van de 630 agglomeraties aan de richtlijn op 31 december 2000. 318 agglomeraties, die 47,8 % van de gerapporteerde belasting vertegenwoordigen en die loosden in "normale" gebieden, voldeden niet aan de richtlijn.

[57] Italië beoordeelde of zijn agglomeraties aan de richtlijn voldoen door een intern systeem toe te passen, met de categorieën 'conforme', 'parzialmente conforme', 'conforme con riserva' 'non conforme'. Volgens de criteria van de Commissie werd alleen de categorie 'conforme' beschouwd als een categorie die voldoet aan de bepalingen van de richtlijn.

De Commissie wijst erop dat een groot aantal agglomeraties hun afvalwater loosden in potentieel kwetsbare gebieden, gebieden die - volgens de vaststellingen van de Commissie - niet alleen over secundaire, maar over ingrijpender zuivering zouden moeten beschikken wegens de eutrofiëring van de beïnvloede ontvangende wateren. Verder hebben de Italiaanse autoriteiten blijkbaar niet over alle relevante agglomeraties gerapporteerd, aangezien over Cagliari (Sardinië) bijvoorbeeld niet werd gerapporteerd.

Tabel -44: Zuiveringsniveau in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.8.4. Opvangsystemen

11.8.4.1. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

Van de 49 agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. in kwetsbare gebieden, voldeden er in 1998 16 aan artikel 3 van de richtlijn. Volgens de interpretatie van de Commissie leken 33 agglomeraties niet uitgerust met een opvangsysteem dat voldoet aan de richtlijn.

Tabel -45: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.8.4.2. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

Volgens de mening van de Commissie [58], beschikten 359 van de 632 agglomeraties met meer dan 15 000 i.e. in "normale gebieden" op 31 december 2000 niet over een opvangsysteem dat voldeed aan de richtlijn. Dat geldt onder meer voor enkele grote steden, zoals Rome (3 166 445 i.e.), Milaan (2 545 000 i.e.), Turijn (1 153 000 i.e.), Valle del Chiampo (952 000 i.e.), Bari (936 480 i.e.) of Napels (800 000). Voor 30 agglomeraties waren er geen gegevens beschikbaar om de conformiteit te beoordelen.

[58] Italië beoordeelde de conformiteit van de opvangsystemen door verschillende categorieën te onderscheiden: "Conforme": 90 % of meer van de agglomeratie beschikt over een opvangsysteem; "Parzialmente conforme": minder dan 90 % van de agglomeratie beschikt over een opvangsysteem; "Conforme con riserva": de agglomeratie beschikt over een opvangsysteem, maar het percentage inwonerequivalenten dat wordt bediend, is onbekend; "Non conforme": de agglomeratie beschikt niet over een opvangsysteem; "Data non disponibile": geen informatie beschikbaar. Volgens de criteria van de Commissie kan alleen de categorie "conforme" worden beschouwd als een categorie die voldoet aan de bepalingen van de richtlijn.

Tabel -46: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.8.5. Zuivering in steden > 150 000 i.e.

Aangezien Italië geen bijgewerkte informatie verstrekte over de doeltreffendheid van de waterzuivering in grote steden met meer dan 150 000 i.e. op 31 januari 2002, gebruikte de Commissie de relevante informatie van vorige jaren en veronderstelde ze dat er in 2002 geen belangrijke wijzigingen waren aangebracht. Naar verluidt had Italië ook agglomeraties in de zin van de richtlijn opgenomen bij de grote steden.

Op die basis kan de doeltreffendheid van de waterzuivering van 92 steden als volgt worden voorgesteld:

  • Zeven steden bevonden zich in een kwetsbaar gebied en moesten beschikken over ingrijpender zuivering: Cagliari, Como, Venetië, Rimini, Rimini-S.Giustina, Ravenna en Rosolina-Donada-Contarina. Volgens de beschikbare informatie beschikten alleen Como, Ravenna, Rimini en Rimini-S.Giustina over ingrijpender zuivering. Venetië verwijderde stikstof en fosfor voor slechts een deel van zijn inwoners en Cagliari [59] beschikte alleen over secundaire zuivering. De situatie van Rosolina-Donada-Contarina was onduidelijk [60].

[59] De stad Cagliari beschikte naar verluidt al in 1998 over secundaire zuivering, maar werd in de latere informatie niet meer vernoemd.

[60] Volgens het tweede verslag van de Commissie bedroeg het aantal inwonerequivalenten voor de stad Rosolina-Donada-Contarina 400 000; volgens de monitoringgegevens van 1999 vertegenwoordigde de stad slechts 27 000 i.e.

  • 48 steden bevonden zich in potentieel kwetsbaar gebied en moesten bijgevolg, volgens de mening van de Commissie, over ingrijpender zuivering beschikken. Dat was echter alleen het geval voor de steden Bergamo, Bolzano, Brescia, Parma, Peschiera, Pescia, San Miniato en Verona. Caronno Pertusella, Ranica en Santa Corce sull'Arno beschikten in 1998 eveneens al over ingrijpender zuivering, maar Italië verstrekte hierover geen informatie meer na deze datum.

*

  • De situatie voor de overige steden in potentieel kwetsbare gebieden was de volgende:
  • Milaan (2 545 000 i.e.) beschikte nog steeds niet over afvalwaterzuivering. Italië werd hiervoor veroordeeld door het Europese Hof van Justitie op 26 april 2002. De Italiaanse autoriteiten kondigden aan dat er drie zuiveringsinstallaties worden gebouwd, die ten laatste tegen het einde van 2004 klaar zullen zijn.
  • 29 steden beschikten over secundaire zuivering of gedeeltelijke ingrijpender zuivering [61].

[61] Merano, Trento, Udine, Cervignano del Friuli, Cartigliano, Chiampo, Lignano, Montebello Vicentino, Padua, Monza, Cinisello, Varese, Magenta, Pavia, Turijn, Reggio Emilia, Modena, Ferrara, Bologna, Lugo, Pescia, Prato en Andria. Voor het tweede verslag van de Commissie beschikten ook Bassa Friulana, Capannori Porcari, Milano Niguarda, Milano/Peschiera/Borromeo, Pero-Milano, Robecco en San Colombano al lambro naar verluidt in 1998 over secundaire zuivering, maar daarna werd er geen informatie meer over verstrekt.

  • Vier steden beschikten over primaire of gedeeltelijke secundaire zuivering: Trieste, Busto Arsizio, Rho en Florence.
  • Voor drie steden was de situatie onduidelijk: Carpi Correggio, Fuceccio en Tolomezzo [62].

[62] Voor het tweede verslag van de Commissie werd gemeld dat Carpi Correggio en Fuceccio al over ingrijpender zuivering beschikten in 1998, maar in latere informatie werd het zuiveringsniveau niet bevestigd en was de gerapporteerde belasting aanzienlijk kleiner. Tolmezzo zal niet voor 2004 beschikken over secundaire zuivering en de bestaande afvalwaterzuivering (zo die er was) werd niet nader omschreven.

  • 37 steden met een omvang van meer dan 150 000 i.e. bevonden zich in "normale gebieden" en zouden bijgevolg ten minste moeten beschikken over secundaire zuivering.
  • 17 steden voldeden aan deze vereiste: Livorno en Palermo beschikten zelfs over ingrijpender zuivering, Porto Torres, San Benedetto del Tronto, Pescara, Caserta, Melito di Napoli, Orta di Atella, Scalea, Catanzaro, Reggio di Calabria en Sassari beschikten over secundaire zuivering. Volgens de informatie die eerder werd verstrekt, beschikten ook Acerra, Area Casertana, Area Nolana, Foce Regi lagni en Frosinone over secundaire zuivering, maar in de meer recente informatie werden ze niet meer vermeld.
  • Elf steden in "normale gebieden" beschikten over primaire zuivering of alleen over gedeeltelijke secundaire zuivering: Genua, Massa, Lucca, Rome, Latina, Taranto, Maglie, Rende, Lamezia Terme, Messina, Catania [63]

[63] Volgens eerdere informatie beschikte Catalina in 1998 over 1 000 000 i.e. en secundaire zuivering, volgens recente informatie (2000) had het 350 000 i.e. en beschikte het slechts gedeeltelijk over secundaire zuivering.

  • Vier steden beschikten evenmin over volledige secundaire zuivering, en het niveau van de zuivering (indien er zuivering was), was niet duidelijk: L'Aquila (geen secundaire zuivering voor 2004), Foggia (geen secundaire zuivering voor 2003), Bari (geen secundaire zuivering voor 2003) en Lecce (geen secundaire zuivering voor 2003).
  • De situatie van Napels was niet duidelijk [64].

[64] Volgens eerdere informatie vertegenwoordigde Napels 4 488 068 i.e. en beschikte het over secundaire zuivering, volgens meer recente informatie (2000) bedroeg de belasting 800 000 i.e. en werd de secundaire zuivering niet volledig toegepast in 2000.

  • Foce Sarno, Imperia Foce Imperia, Medio Sarno en Misterbianco beschikken nog steeds niet over waterzuivering.

De Italiaanse autoriteiten gaven geen toelichting over de bovenvermelde afwijkingen in hun gegevens voor het verslag klaar was.

11.8.6. Industrieel afvalwater (artikel 13)

In Italië voldeden alle 151 industriële installaties die onder artikel 13 van de richtlijn vallen en een totale organische belasting van 19 497 700 i.e. vertegenwoordigen, al aan de richtlijn voor 31 december 2000.

Tabel -47: Industrieel afvalwater met betrekking tot artikel 13 van de richtlijn

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.8.7. Zuiveringsslib

De informatie die beschikbaar was over zuiveringsslib, was onvolledig (situatieverslag volgens artikel 16 van de richtlijn).

11.9. Luxemburg

11.9.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

Luxemburg heeft besloten overeenkomstig artikel 5, lid 8, van de richtlijn op zijn gehele grondgebied grondige zuivering toe te passen. Luxemburg behoeft derhalve geen kwetsbare gebieden aan te wijzen. Luxemburg past deze optie toe voor de verwijdering van stikstof en fosfor.

11.9.2. Agglomeraties met meer van 10 000 i.e.

11.9.2.1. Zuiveringsniveau

Luxemburg heeft besloten het alternatief zoals bepaald in artikel 5, lid 4, van de richtlijn toe te passen en het percentage van de vermindering van de belasting voor alle zuiveringsinstallaties in aanmerking te nemen. Het percentage van de vermindering moet in totaal ten minste 75 % voor totaal stikstof en ten minste 75 % voor totaal fosfor bedragen. Tot artikel 5, lid 4, volledig is toegepast, controleert Luxemburg echter de conformiteit voor elke agglomeratie/installatie apart.

Luxemburg heeft elf agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. Op 31 december 1998, de termijn van de richtlijn voor kwetsbare gebieden, voldeden slechts drie van deze agglomeraties aan de richtlijn. Deze situatie is nog niet veranderd.

In 2002 voldeden acht van de elf agglomeraties nog steeds niet aan de bepalingen van de richtlijn omdat er stappen ontbraken in de tertiaire zuivering:

Bettembourg, Diekirch, Luxemburg-Beggen, Luxemburg-Bonnevoie en Schifflange beschikten over secundaire zuivering, gevolgd door verwijdering van fosfor. Differdange, Echternach, Mersch beschikten alleen over secundaire zuivering. Deze agglomeraties vertegenwoordigen 86,5 % van de afvalwaterbelasting van de Luxemburgse agglomeraties.

Luxemburg heeft aangekondigd dat het ten laatste tegen 2005 wil zorgen dat deze agglomeraties voldoen aan de richtlijn.

Tabel -48: Zuiveringsniveau van agglomeraties >10 000 i.e.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.9.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringresultaten)

De vereiste minimale vermindering van 75 % voor stikstof en fosfor werd de laatste jaren niet bereikt. De monitoringgegevens van 1999 toonden aan dat het percentage fosforvermindering 74 % bedroeg, maar dat het percentage vermindering stikstof slechts 30 % bedroeg.

11.9.3. Opvangsystemen

Het opvangsysteem van elk van de 11 agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. voldeed aan artikel 3 van de richtlijn in 1998.

Tabel -49: Opvangsystemen in agglomeraties > 10 000 i.e.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.9.4. Zuivering in steden > 150 000 i.e.

De enige stad in het groothertogdom Luxemburg met meer dan 150 000 i.e., is Luxemburg (360 000 i.e.). De twee waterzuiveringsinstallaties verwijderen alleen fosfor. De vereiste verwijdering van stikstof is gepland voor 2005.

11.9.5. Industrieel afvalwater (artikel 13)

Luxemburg heeft geen lozingen van industrieel afvalwater die onder artikel 13 van de richtlijn vallen.

11.9.6. Zuiveringsslib

In 1999 bedroeg de geproduceerde hoeveelheid zuiveringsslib in Luxemburg 6 800 t droge stof (DS). 83,8 % daarvan werd opnieuw gebruikt in de landbouw, 4,6 % werd gestort op stortterreinen, 11,6 % werd op andere manieren hergebruikt of verwijderd.

Tabel -50: Hergebruik en verwijdering van in afvalwaterzuiveringsinstallaties geproduceerd slib

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.10. Nederland

11.10.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

Nederland besloot ingrijpender zuivering (verwijdering van stikstof en fosfor) toe te passen op zijn hele grondgebied in overeenstemming met artikel 5, lid 8, van de richtlijn. Bijgevolg hoeft Nederland in het raam van de richtlijn geen kwetsbare gebieden aan te wijzen.

11.10.2. Agglomeraties

11.10.2.1. Zuiveringsniveau

Nederland heeft besloten artikel 5, lid 4, van de richtlijn toe te passen. De eis van de richtlijn dat elke zuiveringsinstallatie van meer dan 10 000 i.e. voorzien moet zijn van tertiaire zuivering, is derhalve niet van toepassing op Nederland. De Nederlandse autoriteiten moeten echter aantonen dat het minimumpercentage van de vermindering van de totale vracht voor alle zuiveringsinstallaties in het land ten minste 75 % voor totaal fosfor en ten minste 75 % voor totaal stikstof bedraagt (zie hoofdstuk 11.10.2.2).

De vereiste 75 % vermindering van fosfor werd al bereikt in 1998. Aan de Commissie rapporteerde Nederland dat in 1999 zelfs 77,4 % vermindering van fosfor was bereikt, en 78,6 % in 2000. Het vereiste percentage vermindering van stikstof werd echter nog niet bereikt. In 1999 bedroeg de vermindering van stikstof 63,6 % en in 2000, 65,8 %.

De Nederlandse autoriteiten verklaarden dat zeven bevoegde "waterschappen", die verantwoordelijk zijn voor 61 zuiveringsinstallaties, een vermindering van stikstof realiseerden van ten minste 75 %. De nominale belasting van deze waterschappen vertegenwoordigde 17 % van de totale nominale belasting. Daarnaast realiseerden 116 zuiveringsinstallaties voor stedelijk afvalwater, die 36 % van de totale nominale belasting van de gerapporteerde agglomeraties vertegenwoordigen, de vereiste 75 % stikstofverwijdering.

Tijdens de beoordeling stelde de Commissie vast dat de organische verwerkingscapaciteit van minstens 26 agglomeraties volgens de verstrekte gegevens te klein leek om voldoende afvalwaterzuivering te garanderen. Dat was het geval voor de agglomeraties Woerden (nominale belasting 72 000 i.e., organische verwerkingscapaciteit 56 970 i.e.) en Noordoostpolder (nominale belasting 72 000 i.e., organische verwerkingscapaciteit 57 600 i.e.). De Nederlandse autoriteiten verklaarden dat de capaciteit van deze installaties en hun opvangsystemen zou worden verhoogd.

11.10.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringresultaten)

Om de conformiteit met artikel 5, lid 4, van de richtlijn aan te tonen, verstrekten de Nederlandse autoriteiten monitoringgegevens van 1999 over 394 agglomeraties met een totale nominale belasting van 15 906 991 i.e. Volgens deze informatie realiseerden alle agglomeraties een percentage fosforvermindering van ten minste 75 % (77,4 % van de totale nominale belasting). Het percentage stikstofvermindering bedroeg toen 63,6 %.

Het was voor de Commissie echter niet duidelijk of de totale nominale belasting van 15 906 991 i.e. de belasting van het hele land vertegenwoordigde. De totale nominale belasting van de agglomeraties die in het tweede verslag van de Commissie werd gepubliceerd, dat door de Nederlandse autoriteiten werd goedgekeurd, bedroeg immers 17 218 000 i.e. In 2003 verklaarde Nederland dat de eerder opgegeven informatie niet juist was, omdat ze ook de belasting door industrieel afvalwater bevatte dat rechtstreeks in oppervlaktewateren wordt geloosd.

11.10.3. Opvangsystemen

Alle Nederlandse agglomeraties met een totale nominale belasting van meer dan 10 000 i.e. beschikten op 31 december 1998 al over een opvangsysteem dat aan de richtlijn voldoet. Dat gold ook voor de vijf agglomeraties waarover in 1999 voor het eerst werd gerapporteerd (zie paragraaf 11.10.2.1).

Tabel -51: Opvangsystemen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De Nederlandse autoriteiten verklaarden dat in 2000 slechts 1,8 % van alle gezinnen in Nederland niet op een opvangsysteem was aangesloten. Alle bestaande opvangsystemen waren aangesloten op zuiveringsinstallaties die ten minste secundaire zuivering toepassen.

11.10.4. Zuivering in steden > 150 000 i.e.

Nederland heeft 21 steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten. Alleen de stad Haarlem beschikte over verwijdering van stikstof en fosfor. Een van de twee zuiveringsinstallaties voor stedelijk afvalwater [65] voor de stad Arnhem en twee van de vijf installaties [66] voor de stad Rotterdam verwijderden eveneens fosfor en stikstof. De overige steden beschikten over secundaire zuivering gevolgd door verwijdering van fosfor.

[65] Arnhem: Nieuwgraaf: verwijdering van stikstof en fosfor, organische verwerkingscapaciteit 270 000 i.e. (vertegenwoordigt 71 % van de totale organische verwerkingscapaciteit).

[66] Capelle aan den IJssel - Groenedijk: verwijdering van stikstof en fosfor, organische verwerkings capaciteit 63 000 i.e.; Capelle aan den IJssel - Kralingsveer: verwijdering van stikstof en fosfor, organische verwerkingscapaciteit 324 000 i.e. (vertegenwoordigen samen 41 % van de totale organische verwerkingscapaciteit).

11.10.5. Industrieel afvalwater (artikel 13)

In Nederland vallen 17 industriële installaties, die een totale organische belasting van 2 096 400 i.e. vertegenwoordigen, onder artikel 13. 100 % van de totale organische belasting voldeed al voor 31 december 2000 aan de vereisten van artikel 13.

Tabel -52: Industrieel afvalwater met betrekking tot artikel 13 van de richtlijn

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.10.6. Zuiveringsslib

In 2000 bedroeg de geproduceerde hoeveelheid zuiveringsslib 336 000 t droge stof (DS). Er werd geen slib hergebruikt in de landbouw, 19 % werd gestort op stortterreinen, 58 % werd verbrand en 23 % werd hergebruikt of op andere manieren verwijderd.

Tabel -53: Hergebruik en verwijdering van in zuiveringsinstallaties geproduceerd slib

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.11. Oostenrijk

11.11.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

In 1996 oordeelde Oostenrijk dat geen enkel water op zijn grondgebied beantwoordde aan de criteria voor aanwijzing als kwetsbaar gebied. Het land bevestigde dit standpunt in zijn herziening van kwetsbare gebieden in 1998. Volgens de controlestudie van de Commissie in 1999 hadden twee rivieren echter moeten worden aangewezen als kwetsbaar gebied vanwege het risico van eutrofiëring. De Oostenrijkse autoriteiten toonden aan dat in deze gebieden reeds alle maatregelen voor de zuivering van afvalwater waren genomen, zelfs in een mate die de vereisten van de richtlijn overtrof. Op het einde van 2002 besloot Oostenrijk artikel 5, lid 8, van de richtlijn toe te passen en officieel ingrijpender zuivering toe te passen op zijn volledige grondgebied. Oostenrijk hoeft dus geen kwetsbare gebieden aan te wijzen voor de richtlijn.

11.11.2. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

11.11.2.1. Zuiveringsniveau

Hoewel Oostenrijk geen kwetsbare gebieden aanwees, rapporteerden de Oostenrijkse autoriteiten in het raam van artikel 5, lid 5, van de richtlijn over de zuivering van afvalwater in de stroomgebieden van de rivieren Rijn en Elbe en de Beierse meren, die door Duitsland waren aangewezen als kwetsbare gebieden.

In Oostenrijk loosden in het totaal 25 agglomeraties met een omvang van meer dan 10 000 i.e. in kwetsbare gebieden of in de stroomgebieden van de bovenvermelde kwetsbare gebieden. 13 van deze agglomeraties loosden in het stroomgebied van de rivier de Rijn (via het Bodenmeer), een agglomeratie loosde in het stroomgebied van de Elbe en elf agglomeraties loosden in zijrivieren van de kwetsbare gebieden van de Beierse meren. In deze 25 agglomeraties zal ingrijpender zuivering worden toegepast in overeenstemming met artikel 5, lid 5, van de richtlijn.

Op 1 januari 2002 beschikte elk van deze agglomeraties over ingrijpender zuivering (verwijdering van stikstof en fosfor). Bijgevolg voldeden alle agglomeraties aan de bepalingen van de richtlijn.

Tabel -54: Zuiveringsniveau van agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden of hun stroomgebieden die werden aangewezen door andere lidstaten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.11.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringresultaten)

De Oostenrijkse autoriteiten verstrekten monitoringgegevens voor de bovenvermelde 25 agglomeraties voor het jaar 2000. Volgens de mening van de Commissie is ten minste verwijdering van stikstof vereist voor de afvalwaterlozingen in het stroomgebied van de Noordzee. Voor afvalwaterlozingen in de Beierse meren is ten minste verwijdering van fosfor voorzien.

Door onvoldoende zuiveringscapaciteit in het jaar 2000 voldeden vijf agglomeraties niet aan de hierboven beschreven vereisten. Ze vertegenwoordigen 20,7 % van de totale belasting van de betrokken agglomeraties. De Oostenrijkse autoriteiten maakten de volgende opmerkingen met betrekking tot deze vijf agglomeraties:

  • Going (verwijdering van fosfor vereist) voldeed niet aan de richtlijn in 2000 door technische problemen in de eerste helft van dat jaar. Dat probleem werd opgelost. In 2001 bedroeg de verwijdering van fosfor 86 % (0,78 mg/l).
  • Hohenems (verwijdering van stikstof vereist): Door de verouderde technologie was het niet mogelijk om aan de vereisten van de richtlijn te voldoen. De installatie wordt uitgerust met nieuwere technologieën.
  • Bregenz (verwijdering van stikstof vereist) voldeed in 2000 niet aan de vereisten voor verwijdering van stikstof. Momenteel worden er installaties gebouwd voor de verwijdering van stikstof.
  • Montafon (verwijdering van stikstof vereist) beschikt sinds 2000 over installaties om stikstof te verwijderen. De installatie werd beschadigd tijdens de overstromingen van augustus 2000 en daarom kon niet worden voldaan aan de vereisten van de richtlijn.
  • Walgau (verwijdering van stikstof vereist) werd in de loop van 2000 geoptimaliseerd en daarom kon in dat jaar niet aan de vereisten van de richtlijn worden voldaan.

Tabel -55: Doeltreffendheid van de waterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden of hun stroomgebieden die werden aangewezen door andere lidstaten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.11.3. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in "normale gebieden" - situatie op 31 december 2000

In Oostenrijk loosden 181 agglomeraties met een omvang van meer dan 15 000 inwonerequivalenten in "normale gebieden". Al deze agglomeraties beschikten ten minste over secundaire zuivering en voldeden bijgevolg aan artikel 4 van de richtlijn.

Tabel -56: Zuiveringsniveau in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.11.4. Opvangsystemen

11.11.4.1. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden of hun stroomgebieden die werden aangewezen door andere lidstaten

Elke Oostenrijkse agglomeratie met meer dan 10 000 i.e. die loost in een kwetsbaar gebied van een andere lidstaat of het stroomgebied ervan, beschikte op 31 december 1998 al over een opvangsysteem dat voldeed aan de richtlijn.

Tabel -57: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden of hun stroomgebieden die werden aangewezen door andere lidstaten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.11.4.2. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

Elke Oostenrijkse agglomeratie met meer dan 15 000 i.e. die loost in een "normaal" gebied, beschikte op 31 december 2000 al over een opvangsysteem dat voldeed aan de richtlijn en voldoet bijgevolg aan artikel 3 van de richtlijn.

Tabel -58: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.11.5. Zuivering in steden > 150 000 i.e.

Oostenrijk verstrekte informatie over 21 "steden" met een omvang van meer dan 150 000 i.e. Volgens recente commentaren van Oostenrijk in 2003, zijn er echter slechts drie steden met een omvang van meer dan 150 000 i.e. [67] (evaluaties van de Oostenrijkse Centrale Dienst voor Statistiek). De Oostenrijkse autoriteiten meldden dat de bovenvermelde 21 "steden" eigenlijk agglomeraties waren, die in bepaalde gevallen op grote schaal industrieel afvalwater en op kleinere schaal stedelijk afvalwater zuiverden. Sommige van deze agglomeraties bedienden verschillende gemeenten en werden daarom beschouwd als één agglomeratie/stad. In de context van dit verslag omvat de term "stad" alle bovenvermelde gevallen.

[67] Wenen, Graz en Linz.

De situatie in Oostenrijkse agglomeraties met een omvang van meer dan 150 000 i.e. was als volgt:

  • Drie steden (Hard/Hofsteig, Dornbirn en Feldkirch) bevonden zich in het opvanggebied van het kwetsbare gebied van de Noordzee. In januari 2002 beschikten deze drie agglomeraties over ingrijpender zuivering voor stikstof en fosfor.
  • 17 van de overige 18 steden die loosden in een 'normaal gebied' beschikten eveneens over ingrijpender zuivering (verwijdering van stikstof en/of fosfor). Alleen Graz beschikte enkel over secundaire zuivering, maar er is ingrijpender zuivering gepland voor het jaar 2004.

11.11.6. Industrieel afvalwater (artikel 13)

Oostenrijk rapporteerde over 18 industriële installaties die onder artikel 13 van de richtlijn vallen. De totale organische belasting van deze installaties bedroeg 1 788 900 i.e. Alle installaties voldeden voor 2000 aan de richtlijn.

Tabel -59: Industrieel afvalwater met betrekking tot artikel 13 van de richtlijn

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.11.7. Zuiveringsslib

In 2000 bedroeg de geproduceerde hoeveelheid zuiveringsslib in Oostenrijk 314 806 t droge stof (DS). 12 % daarvan werd opnieuw gebruikt in de landbouw, 13 % werd gestort op stortterreinen, 48 % werd verbrand en 27 % werd op andere manieren hergebruikt of verwijderd.

Tabel -60: Hergebruik en verwijdering van in zuiveringsinstallaties geproduceerd slib

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.12. Portugal

11.12.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

In juni 1997 wees Portugal officieel 41 wateren als kwetsbaar gebied aan. De toegepaste criteria waren het bestrijden van eutrofiëring en de noodzaak tot het verminderen van de microbiologische verontreiniging voor de bescherming van zwem- en drinkwater.

De studie die in 1999-2000 door de Commissie werd uitgevoerd over de aangewezen kwetsbare gebieden, toonde aan dat vier additionele wateren als kwetsbaar gebied hadden moeten worden aangewezen. Portugal betwist de resultaten van de studie van de Commissie en legde gedetailleerde wetenschappelijke studies voor die momenteel door de Commissie worden onderzocht. Momenteel is de Commissie nog steeds van mening dat deze gebieden als kwetsbaar hadden moeten worden aangewezen. Portugal heeft ook aangekondigd dat het bijkomende kwetsbare gebieden zal aanwijzen, maar tot op heden heeft de Commissie nog geen officieel bericht van Portugal ontvangen.

11.12.2. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

11.12.2.1. Zuiveringsniveau

Op 1 januari 2002 had Portugal 27 agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die lozen in kwetsbare gebieden.

Slechts 6 van deze agglomeraties beschikten over het vereiste ingrijpender zuiveringsniveau (secundaire zuivering, gevolgd door verwijdering van stikstof en/of fosfor en/of microbiologische zuivering). 21 agglomeraties voldeden niet aan de richtlijn omdat ze over onvoldoende afvalwaterzuivering beschikten. Bovendien leken de zuiveringsinstallaties van Faro ernstig overbelast. De totale verwerkingscapaciteit bedroeg 99 000 i.e., maar de nominale belasting van de agglomeraties bedroeg 155 000 i.e. De agglomeraties van Faro werden bijgevolg niet beschouwd als agglomeraties die voldoen aan de richtlijn. De Portugese autoriteiten rapporteerden dat de zuiveringsinstallatie Faro-Noroeste zou worden uitgebreid. In het totaal voldeden 22 agglomeraties, die 89,2 % van de totale nominale belasting vertegenwoordigen, niet aan de richtlijn.

Van de agglomeraties die niet aan de richtlijn voldoen, beschikten de volgende agglomeraties in januari 2002 nog niet over enige vorm van waterzuivering: Curia e Tamengos (20 000 i.e.), S. Pedro do Sul/Vouzela (15 000 i.e.), Bacia da Rib. de Caster (18 000 i.e.), Bacia da Rib. de Lage (17 000 i.e.), Barreiro/Moita/Palhais (239 000 i.e.), Moita (48 100 i.e.), Seixal (80 000 i.e.) en Lamego (15 000 i.e.).

Tabel -61: Zuiveringsniveau van agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.12.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringresultaten) in kwetsbare gebieden

Slechts drie van de 27 aangewezen agglomeraties voldeden volledig aan de bepalingen van de richtlijn [68]. De 24 agglomeraties die niet aan de richtlijn voldeden (of die over geen enkele vorm van afvalwaterzuivering beschikten) vertegenwoordigden 96,1 % van de belasting van de betrokken agglomeraties.

[68] Olhão Nascente, Quinta do Lago en Amarante.

Tabel -62: Doeltreffendheid van de waterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.12.3. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in "normale gebieden" - situatie op 31 december 2000

Op 31 december 2000 loosden 94 agglomeraties met een omvang van meer dan 15 000 i.e. hun afvalwater in "normale gebieden", inclusief minder kwetsbare gebieden. Slechts 45 beschikten ten minste over secundaire zuivering. 62,8 % van de totale nominale belasting van de betrokken agglomeraties voldeed niet aan artikel 4 van de richtlijn.

Tabel -63: Zuiveringsniveau in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.12.4. Opvangsystemen

11.12.4.1. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

Op basis van de beschikbare gegevens beschikten vijf agglomeraties nog steeds niet over een opvangsysteem dat voldoet aan de richtlijn. Bijgevolg werden ze beschouwd als agglomeraties die niet voldoen aan artikel 3 van de richtlijn. De vijf agglomeraties waren: Fuzeta (geen informatie beschikbaar), Feira-Bacia da Rib. de Caster, Feira-Bacia da Rib. de Lage, Quinta do Conde en Armação de Pera/Albufeira.

Tabel -64: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.12.4.2. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

Op 31 december 2000 voldeden 25 van de 94 agglomeraties met meer dan 15 000 i.e. die lozen in "normale gebieden" niet aan artikel 3 van de richtlijn. De lijst van agglomeraties die beschikken over een opvangsysteem dat voldoet aan de richtlijn, omvat grote agglomeraties zoals Cova da Beira (160 000 i.e.) of Costa de Aveiro (315 000 i.e.).

Tabel -65: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.12.5. Zuivering in steden >150 000 i.e.

Portugal heeft 13 steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten. Op 1 januari 2002 was de situatie qua afvalwaterzuivering als volgt:

  • Drie steden bevonden zich in kwetsbare gebieden:
  • Faro, dat over ingrijpender zuivering beschikt (microbiologische zuivering). Aveiro (315 000 i.e.) beschikte alleen over primaire zuivering [69] en Barreiro (239 800 i.e.) beschikte over geen enkele vorm van zuivering.

[69] Portugal is van mening dat Aveiro moet worden beschouwd als een stad die loost in een minder kwetsbaar gebied (Atlantische kust).

  • De steden Loures, Cova da Beira (Covilhã/Fundão) en Alcanena loosden in potentieel kwetsbare gebieden en zouden dus, volgens de mening van de Commissie, ook over ingrijpender zuivering moeten beschikken (secundaire zuivering, gevolgd door verwijdering van stikstof en/of een andere vorm van zuivering):
  • Van deze twee steden beschikte alleen Alcanena over volledige en ingrijpender zuivering, Loures beschikte slechts over ingrijpender zuivering voor delen van zijn bevolking.
  • Cova da Beira (160 000 i.e.) beschikte over geen enkele vorm van zuivering.
  • De overige steden bevonden zich in "normale gebieden":
  • Sommige beschikten echter over tertiaire zuivering. Setúbal en Vilamoura (Quarteira). Lissabon en Porto beschikten gedeeltelijk over ingrijpender zuivering.
  • Twee steden/agglomeraties beschikten enkel over voorlopige of primaire zuivering: Costa do Estoril (720 000 i.e.) en Matosinhos (287 000 i.e.). Voor de kust van Estoril, die zich in een minder kwetsbaar gebied bevindt, werd door de Commissie een afwijking toegekend in 2001. Voor Matosinhos bestaat er geen derogatie.
  • Vila Nova de Gaia (200 000 i.e.) beschikte niet over afvalwaterzuivering.

11.12.6. Minder kwetsbare gebieden

In 1997 wezen de nationale autoriteiten van Portugal alle Portugese kustwateren, met uitzondering van de wateren van de Algarve, als minder kwetsbaar gebied aan. De regionale autoriteiten van de Azoren en Madeira beschouwen al hun kustwateren als minder kwetsbaar.

In 2001 werd er een afwijking verleend in overeenstemming met artikel 8, lid 5, van de richtlijn voor de agglomeratie Costa do Estoril (720 000 i.e.) bij Lissabon. Deze afwijking laat minder ingrijpende afvalwaterzuivering dan biologische zuivering toe vanwege de specifieke hydrodynamische condities van dit kustgebied en voorziet in een nieuwe evaluatie door de Commissie in 2006 [70]. De agglomeratie Costa de Estoril voldoet nog niet aan de bepalingen van de beschikking van de Commissie waarbij de afwijking werd verleend.

[70] Beschikking 2001/720/EG van de Commissie van 8 oktober 2001, waarbij aan Portugal een afwijking wordt verleend met betrekking tot afvalwaterzuivering voor de agglomeratie Costa do Estoril. PB L 269 van 10.10.2001, blz. 14.

Wat de andere Portugese kustwateren betreft, heeft Portugal aangekondigd dat het zijn minder kwetsbare gebieden zal herroepen, behalve de kustwateren van de Azoren en Madeira, maar dit is niet officieel uitgevoerd.

De Commissie is het niet eens met de huidige aanwijzing van minder kwetsbare gebieden door Portugal omdat zij van oordeel is dat sommige gebieden niet voldoen aan de criteria die in de richtlijn werden bepaald met het oog op besmetting van een groot aantal zwem- en schelpdierwateren. De Commissie is van oordeel dat alle Portugese agglomeraties van meer dan 15 000 i.e., behalve Costa de Estoril, op 31 december 2000 ten minste hadden moeten beschikken over secundaire zuivering, ook de agglomeraties die lozen in de door de Portugese autoriteiten aangewezen minder kwetsbare gebieden.

11.12.7. Industrieel afvalwater (artikel 13)

In Portugal vallen 92 industriële installaties met een totale organische belasting van 3 479 201 inwonerequivalenten onder artikel 13 van de richtlijn. 94 % van de totale organische belasting voldeed al aan de richtlijn. Portugal heeft aangekondigd dat het op 31 december 2005 volledig zal voldoen aan artikel 13 van de richtlijn.

Tabel -66: Industrieel afvalwater met betrekking tot artikel 13 van de richtlijn

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.12.8. Zuiveringsslib

In 2000 bedroeg de geproduceerde hoeveelheid zuiveringsslib in Portugal 177 456 t droge stof (DS). Er was geen informatie beschikbaar over de verwijdering of het hergebruik.

11.13. Finland

11.13.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

Finland heeft overeenkomstig artikel 5, lid 8, van de richtlijn besloten grondige (tertiaire) zuivering op zijn gehele grondgebied toe te passen. Het is derhalve niet verplicht kwetsbare gebieden in de zin van de richtlijn aan te wijzen.

Volgens het tweede verslag van de Commissie voorzien de Finse autoriteiten de verwijdering van fosfor voor alle agglomeraties met meer dan 10 000 i.e., maar geen verwijdering van stikstof. Aangezien fosfor en stikstof echter eutrofiëring in de Oostzee veroorzaken, is de Commissie nog steeds van oordeel dat tertiaire zuivering van fosfor en stikstof noodzakelijk is in agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die lozen in het stroomgebied van de Oostzee. De informatie die door de Finse autoriteiten werd verstrekt, wordt momenteel door de Commissie bestudeerd.

11.13.2. Agglomeraties met meer dan 10 000 i.e.

11.13.2.1. Zuiveringsniveau

In 2002 beschikten de 87 door Finland aangewezen agglomeraties over ingrijpender zuivering, maar in de meeste gevallen alleen wat verwijdering van fosfor betreft. Op basis van de bovenvermelde noodzaak om fosfor en stikstof te verwijderen in alle agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die lozen in het stroomgebied van de Oostzee, werden slechts elf agglomeraties beschouwd als agglomeraties die voldoen aan de bepalingen van de richtlijn.

Bovendien leek de organische verwerkingscapaciteit van ten minste 39 agglomeraties [71] te klein om voldoende afvalwaterzuivering te garanderen. Dat was ook het geval voor enkele grote agglomeraties, zoals Pori Luotsinmäki (nominale belasting: 222 000 i.e., organische verwerkingscapaciteit: 167 000 i.e.), Helsinki (nominale belasting: 1 131 000 i.e., organische verwerkingscapaciteit: 738 000 i.e.), en Tampere - Viinikanlahsi (nominale belasting: 463 000 i.e., organische verwerkingscapaciteit: 242 000 i.e.).

[71] Äänekoski, Alavus - kp, Espoo, Haapavesi, Helsinki, Jyväskylä, Kaarina, Karis - Pinjainen, Kemi, Kemijärvi - Kp, Kempele, Kokkola, Kotka - Sunila, Kouvola, Kuusamo, Lahti, Laihia, Lapinlahti, Lempäälä, Lieksa, Mäntsälä, Oulu, Paimio, Pargas, Pieksämäi, Pori Luotsinmäki, Porvoo - Hermansö, Riihimäki, Rovaniemi, Sahalahti, Siilinjärvi, Suonenjoki, Tampere - Rahola, Tampere - Viinikanlahsi, Ulvila, Uusikaupunki, Valkeakoski, Varkaus, Ylistaro. Volgens recente informatie van de Finse autoriteiten van juli en september 2003 is de informatie over de verwerkingscapaciteit die aan de Commissie werd gerapporteerd, gebaseerd op oude gegevens en is ze niet betrouwbaar.

Bovendien was de informatie over de Finse agglomeraties en zuiveringsinstallaties niet volledig consistent met de informatie die aan de Commissie werd verstrekt naar aanleiding van vroegere verzoeken [72].

[72] De Finse autoriteiten verstrekten geen toelichting over de aanzienlijke wijzigingen in de agglomeraties tussen 1998 en 2002 voor het verslag klaar was: aan de ene kant werd een aantal agglomeraties (13) waarover in 1998 werd gerapporteerd, niet langer vermeld in 2002; aangezien de belasting van de agglomeraties niet helemaal vergelijkbaar was, leek dit niet alleen een kwestie van benaming. Aan de andere kant werden er 15 bijkomende agglomeraties vermeld. In het commentaar van juli en september 2003 verklaarden de Finse autoriteiten de meeste verschillen in de gegevens en verklaarden dat deze te wijten waren aan een wijziging in de berekening van de nominale belasting en aan wijzigingen in de industriële belasting. Dit commentaar werd echter verschillende maanden te laat ontvangen om nog in aanmerking te worden genomen voor de beoordeling.

Tabel -67: Treatment level of agglomerations > 10 000 p.e.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • Inclusief onvolledige ingrijpender zuivering en onvoldoende zuiveringscapaciteit van installaties, rekening houdend met mogelijke overlappingen in beide tekortkomingen (relevant voor 35 gevallen)

11.13.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringresultaten)

Finland verstrekte informatie over monitoringresultaten van 1999 voor 85 agglomeraties. Deze informatie bevatte geen gegevens over verwijdering van stikstof omdat de Finse autoriteiten van oordeel zijn dat hun afvalwaterlozingen geen verwijdering van stikstof vereisen. Volgens de mening van de Commissie is verwijdering van fosfor en stikstof noodzakelijk voor het afvalwater van agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die lozen in het stroomgebied van de Oostzee. Volgens de mening van de Commissie voldeden 74 agglomeraties bijgevolg niet aan de vereisten qua zuivering (verwijdering van fosfor en/of stikstof) en werden ze beschouwd als agglomeraties die niet voldoen aan de richtlijn.

De gegevens van 1999 vertoonden een aantal verschillen met de gegevens voor 2002 [73].

[73] De gegevens die de Finse autoriteiten verstrekten voor het jaar 1999 (monitoringgegevens) en 2002 (bijgewerkte informatie over zuiveringsniveaus) vertoonden bijvoorbeeld de volgende verschillen: De belasting van een groot aantal andere agglomeraties was in 2002 kleiner dan in 1999. De totale nominale belasting die in 2002 werd gerapporteerd, was 404 400 i.e. kleiner dan in 1999 (zie ook punt 1.1.2.1). De volgende negen agglomeraties waarover in het jaar 1999 werd gerapporteerd, kwamen niet meer voor in de gegevens van 2002: Kristiina, Kyrö, Mariehamn, Parainen, Pieksämäi, Pietarsaari, Säkylä, Tam-misaari en Ylivieska. Aan de andere kant werd over de volgende 12 agglomeraties die op de lijst stonden voor 2002, niet gerapporteerd in 1999: Alavus kp, Ekenäs Skeppsholmen, Hanko I ke-skuspuhdistamo, Ilmajoki kk, Karis Pinjainen, Kemijärvi Kp, Nurmijärvi Klaukkala, Ou-tokumpu kp, Paimio, Pargas, Pieksämäi en Pietarsaari. 2 agglomeraties werden tussen 1999 en 2002 gefuseerd: in november 2001 werd de UWWTP van Porvoo (Kokonniemi) gesloten en sindsdien wordt het afvalwater gezuiverd in Porvoo (Hermansö). De totale belasting van Porvoo (Hermansö) ligt echter aanzienlijk lager dan de som van de beide vroegere agglomeraties. De meeste afwijkingen in de gegevens werden door de Finse autoriteiten opgehelderd in het commentaar van juli 2003; zie bovenstaande voetnoot.

Tabel -68: Doeltreffendheid van de waterzuivering in agglomeraties > 10 000 i.e

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.13.3. Opvangsystemen

In 2002 rapporteerden de Finse autoriteiten dat 73 opvangsystemen voldeden aan de richtlijn. Voor de volgende 14 agglomeraties werd in 2002 geen informatie verstrekt over het feit of het opvangsysteem aan de richtlijn voldeed, ook al voldeden alle opvangsystemen van alle gerapporteerde agglomeraties volgens de Finse autoriteiten al in 1998 aan de richtlijn: Alavus, Ekenäs - Skeppsholmen, Haapavesi, Hanko, Ilmajoki, Karis - Pinjainen, Kemijärvi, Lempäälä, Lieksa, Mäntsälä, Nurmijärvi - Klaukkala, Outokumpu, Pargas en Toholampi.

Tabel -69: Opvangsystemen in agglomeraties > 10 000 i.e.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.13.4. Zuivering in steden > 150 000 i.e.

Op 1 januari 2002 had Finland acht steden met een omvang van meer dan 150 000 i.e. Al deze steden beschikten over ingrijpender zuivering op het gebied van verwijdering van fosfor: Espoo, Helsinki, Jyväskylä, Lahti, Pori, Rovaniemi, Tampere, Turku. De Commissie is van mening dat verwijdering van stikstof nog ontbreekt in deze steden omdat ze zich bevinden in het stroomgebied van de Oostzee.

Bovendien was de verwerkingscapaciteit van de zuiveringsinstallaties in alle steden behalve Turku, volgens de mening van de Commissie te klein om al het stedelijke afvalwater voldoende te zuiveren.

11.13.5. Industrieel afvalwater (artikel 13)

Wat de industriële lozingen betreft die onder artikel 13 vallen, rapporteerde Finland over elf industriële installaties met een totale belasting van 409 930 i.e. De elf installaties voldeden aan de richtlijn voor 31 december 2000.

Tabel -70: Industrieel afvalwater met betrekking tot artikel 13 van de richtlijn

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.13.6. Zuiveringsslib

Voor Finland was geen informatie beschikbaar over zuiveringsslib (bron: situatieverslag artikel 16).

11.14. Zweden

11.14.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

In 1994 wees Zweden al zijn wateren als kwetsbaar gebied aan. In juni 1998 bevestigde Zweden deze aanwijzing aan de Commissie en gaf het aan dat eutrofiëring het toegepaste criterium was en dat de vereiste soort tertiaire zuivering afhankelijk is van de betrokken wateren. Zweden verklaarde dat verwijdering van fosfor noodzakelijk was in al zijn agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. om de eutrofiëring en het risico op eutrofiëring van zoete wateren, estuaria en kustwateren te bestrijden. Zweden is echter van oordeel dat de Noordzee en de Oostzee van de Noorse grens tot de gemeente Norrtälje, inclusief de kustwateren van het eiland Öland en rond het eiland Gottland kwetsbaar waren voor stikstof. De Commissie meent dat tertiaire zuivering voor fosfor en stikstof volgens de richtlijn essentieel is in alle agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die zich bevinden in de stroomgebieden die uitmonden in de Oostzee. De Commissie is bovendien van oordeel dat lozingen van agglomeraties die zich in het zuiden en het midden van het land bevinden, eveneens bijdragen tot de verontreiniging van deze kwetsbare gebieden (zie het tweede verslag van de Commissie voor meer details). De Commissie volgt dit probleem actief op en bestudeert de informatie die Zweden hierover heeft verstrekt.

11.14.2. Agglomeraties met meer dan 10 000 i.e.

11.14.2.1. Zuiveringsniveau

Zweden heeft 134 agglomeraties met een omvang van meer dan 10 000 i.e. Aangezien het afvalwater van verschillende agglomeraties [74] wordt gezuiverd in twee of meer zuiveringsinstallaties, verschilt het aantal installaties (143) van het aantal agglomeraties (134).

[74] Karlskrona, Ludvika, Malmö, Örnsköldsvik, Stockholm en Sundswall.

Alle 134 agglomeraties beschikken over ingrijpender zuivering voor fosfor; slechts 74 agglomeraties beschikten over verwijdering van stikstof. Voor veel agglomeraties en/of zuiveringsinstallaties werden er verschillende belastingen gerapporteerd voor de jaren 1998 en 1999. Dat was het geval in grote steden zoals Falkenberg, Göteborg, Helsingborg, Kristianstadt, Malmö, maar ook in vele andere agglomeraties. De Zweedse autoriteiten verklaarden dat dit gedeeltelijk te wijten was aan het aan- of afkoppelen van industriële lozingen en gedeeltelijk aan een wijziging in de berekening van de belasting van de agglomeraties [75].

[75] De gegevens over de nominale belasting van agglomeraties die voor dit verslag werden verstrekt, waren gebaseerd op metingen van inkomende BOD-belastingen, die vaak worden herberekend.

Aangezien de Commissie van mening is dat lozingen van stikstof en fosfor verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van mariene eutrofiëring en de lozingen in kustwateren worden meegevoerd naar aangrenzende kustwateren, hadden alle Zweedse agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. op 31 december moeten beschikken over verwijdering van stikstof. Daarom werden 60 agglomeraties beschouwd als agglomeraties die niet aan de richtlijn voldoen.

Tabel -71: Zuiveringsniveau van agglomeraties > 10 000 i.e.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.14.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering (monitoringresultaten)

In 1999 voldeden de monitoringgegevens van de zuiveringsinstallaties voor stedelijk afvalwater van 57 agglomeraties aan de bepalingen van de richtlijn. De overige 77 agglomeraties, die 36,2 % van de totale nominale belasting van de betrokken agglomeraties vertegenwoordigen, voldeden niet aan de richtlijn omdat ze niet over verwijdering van stikstof beschikken of in 1999 slechte resultaten vertoonden.

Tabel -72: Doeltreffendheid van de waterzuivering van agglomeraties > 10 000 i.e.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.14.3. Opvangsystemen

Alle Zweedse agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. beschikten op 31 december 1998 al over een opvangsysteem dat voldoet aan de richtlijn en voldoen bijgevolg aan artikel 3 van de richtlijn.

Tabel -73: Opvangsystemen van agglomeraties > 10 000 i.e.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.14.4. Zuivering in steden > 150 000 i.e.

Zweden heeft acht steden met meer dan 150 000 i.e., waarvan er zes - Göteborg, Helsingborg, Lidingö, Malmö, Stockholm and Uppsala - over ingrijpender zuivering met verwijdering van stikstof en fosfor beschikten. Linköping en Örebro beschikten alleen over verwijdering van fosfor.

11.14.5. Industrieel afvalwater (artikel 13)

Zweden verstrekte informatie over zeven industriële installaties met een totale organische belasting van 1 855 000 i.e. die voor 31 december 2000 voldeden aan de richtlijn.

Tabel -74: Industrieel afvalwater met betrekking tot artikel 13 van de richtlijn

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.14.6. Zuiveringsslib

Volgens het situatieverslag in overeenstemming met artikel 16 van de richtlijn, bedroeg de geproduceerde hoeveelheid zuiveringsslib in 2000 222 420 t droge stof (DS). 21 % daarvan werd opnieuw gebruikt in de landbouw, 32 % werd gebruikt voor landschapsarchitectuur (inclusief afdekking van stortterreinen), 34 % werd gestort op stortterreinen en ongeveer 8 % werd op andere manieren hergebruikt of tijdelijk opgeslagen. Er werd geen zuiveringsslib verbrand.

Tabel -75: Hergebruik en verwijdering van in zuiveringsinstallaties geproduceerd slib

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.15. Verenigd Koninkrijk

11.15.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden

Het Verenigd Koninkrijk voerde een eerste op eutrofiëring gebaseerde aanwijzing van kwetsbare gebieden uit in 1994 en 1995. Hierbij werden 33 zoete wateren in Engeland en Wales, drie in Schotland en twee in Noord-Ierland aangewezen. In 1997, 1998 en 2000 werden er nog 51 bijkomende wateren aangewezen in Engeland, Wales en Schotland, en werd de geografische oppervlakte van drie van de kwetsbare wateren uitgebreid. Deze wateren werden als kwetsbaar gebied aangewezen op basis van eutrofiëring, maar gedeeltelijk ook met het oog op de bescherming tegen nitraten in voor drinkwaterwinning bestemde wateren. In de recente herzieningen van 2001 en 2002 werden nog meer kwetsbare gebieden aangewezen:

  • In Engeland: 32 bijkomende wateren op basis van eutrofiëring, vijf met betrekking tot bescherming tegen nitraten en 180 voor de bescherming van zwemwateren. In het totaal werden er in Engeland 300 kwetsbare gebieden aangewezen.
  • In Wales: 24 bijkomende wateren voor de bescherming van zwemwateren, vijf op basis van eutrofiëring. In het totaal werden er in Wales 29 kwetsbare gebieden aangewezen.
  • In Schotland: negen bijkomende wateren voor de bescherming van zwemwateren. In het totaal werden er in Schotland 13 kwetsbare gebieden aangewezen.
  • In Noord-Ierland: drie bijkomende wateren op basis van eutrofiëring. In het totaal werden er in Noord-Ierland vijf kwetsbare gebieden aangewezen.

Het Verenigd Koninkrijk heeft 347 kwetsbare gebieden aangewezen. De Britse autoriteiten zijn van mening dat ze, zoals de richtlijn vereist, alle wateren als kwetsbaar hebben aangewezen waar lozingen van afvalwaterzuiveringsinstallaties door agglomeraties met een omvang van meer dan 10 000 i.e. eutrofiëring hebben veroorzaakt of kunnen veroorzaken, of waar, in het geval van zoet oppervlaktewater dat wordt gebruikt voor drinkwaterwinning, de concentratie nitraten hoger ligt dan het toegelaten niveau. De Britse autoriteiten verklaarden dat, zodra de wateren zijn aangewezen, er ingrijpender zuivering wordt toegepast op de directe en indirecte lozingen van relevante installaties in het stroomgebied van deze gebieden, die bijdragen tot de verontreiniging ervan. Verder meldden de Britse autoriteiten dat ze kwetsbare gebieden hebben aangewezen die volgens de zwemwaterrichtlijn een meer dan secundaire zuivering vereisten.

De Britse autoriteiten wezen er echter op dat, volgens hun mening, het hydrologische stroomgebied niet van betekenis is, aangezien alleen de impact van de relevante lozingen van zuiveringsinstallaties wordt behandeld in de richtlijn. De stroomgebieden van kwetsbare wateren werden bijgevolg niet beschouwd als kwetsbaar gebied.

De Commissie interpreteert stroomgebieden van kwetsbare gebieden in principe niet als kwetsbaar of eutroof en het is niet nodig de stroomgebieden officieel aan te wijzen. Overeenkomstig artikel 5, lid 5, van de richtlijn, zijn lozingen van stedelijke waterzuiverings installaties die in de relevante stroomgebieden van kwetsbare gebieden gelegen zijn en een bijdrage leveren tot de verontreiniging van die gebieden, echter onderworpen aan de bepalingen van de leden 2, 3 en 4. Het standpunt van de Commissie is dat ten minste alle agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die lozen in een stroomgebied van een kwetsbaar gebied bijgevolg over ingrijpender zuivering moeten beschikken.

Op basis van de informatie die door de Britse autoriteiten werd verstrekt, is het voor de Commissie niet duidelijk of alle, of slechts sommige agglomeraties die lozen in het stroomgebied stroomopwaarts van een kwetsbaar gebied ingrijpender zuivering moeten toepassen.

De Commissie is van mening dat een aantal wateren in het UK, die door de Britse autoriteiten nog niet werden aangewezen, als kwetsbaar zouden moeten worden aangewezen op basis van eutrofiëring of het risico dat ze eutroof worden. Het gaat onder meer om de estuaria van de Theems, de Wash, de Humber, de Deben en de Colne, de wateren rond Southampton, de kustwateren van Noord-Wales, het noordwesten van Engeland en het zuidwesten van Schotland. Voor het niet aanwijzen van deze gebieden werd een inbreukprocedure ingesteld. Verder is de Commissie van oordeel dat wetenschappelijk bewezen is dat het estuarium van de Bann, Carlingford Lough, het Outer Belfast Lough en Lough Foyle in Noord-Ierland eutroof zijn en als kwetsbaar hadden moeten worden aangewezen, wat het Verenigd Koninkrijk nog niet heeft gedaan.

11.15.2. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

De autoriteiten van het VK verstrekten informatie over 90 agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die lozen in kwetsbare gebieden. Dit zijn alleen de agglomeraties die kwetsbare gebieden beïnvloeden die werden aangewezen in 1994 en volgens de informatie waarover de Commissie momenteel beschikt, vertegenwoordigen ze ongeveer 52 % van de belasting van agglomeraties (>10 000 i.e.) die lozen in kwetsbare gebieden en die werden aangewezen in 1994 en 1998. De autoriteiten van het VK verstrekten geen gegevens voor agglomeraties die kwetsbare gebieden beïnvloeden die werden aangewezen in 1997, 1998 en 2002, aangezien deze gebieden, volgens de richtlijn, niet hoefden te voldoen aan de vereisten voor ingrijpender zuivering tot zeven jaar na de aanwijzing.

11.15.2.1. Zuiveringsniveau

Volgens de mening van de Commissie beschikten slechts 26 van de bovenvermelde 90 agglomeraties over alle vereiste zuiveringsstappen (verwijdering van stikstof en/of fosfor) [76]. De organische verwerkingscapaciteit van ten minste acht zuiveringsinstallaties leek te klein om het afvalwater van de agglomeratie die erop aangesloten was, voldoende te zuiveren. Volgens de mening van de Commissie zou de capaciteit van deze zuiveringsinstallaties moeten worden verhoogd. In 2003 meldden de autoriteiten van het VK dat de capaciteit van acht van deze agglomeraties momenteel wordt verhoogd of zal worden verhoogd [77].

[76] De beoordeling van de Commissie houdt rekening met lozingen in stroomgebieden van potentieel kwetsbare gebieden, die in sommige gevallen naast verwijdering van fosfor ook verwijdering van stikstof vereisen. Wat de agglomeratie Cleland in Schotland (15 000 i.e.) betreft, werd er een fout in de evaluatie ontdekt die voor dit verslag niet meer kon worden gecorrigeerd. Ze zal echter in aanmerking genomen worden voor de beoordelingen in de toekomst.

[77] Ballymena, Banbridge, Bullays Hill, Moygasal, Seagoe, Tandragree en Tullagharley.

De autoriteiten van het VK zelf zijn van mening dat 88 van de 90 afvalwaterzuiverings installaties die lozen in kwetsbare gebieden en die in 1994 werden aangewezen, in 2002 voldeden aan het vereiste zuiveringsniveau (98 %), afhankelijk van de plaatselijke situatie, namelijk verwijdering van fosfor en/of stikstof. De Commissie deelt deze mening echter niet.

Tabel -76: Zuiveringsniveau van agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden, aangewezen in 1994

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • Including incomplete more stringent treatment and * Inclusief onvolledige ingrijpender zuivering en onvoldoende zuiveringscapaciteit van de installaties, rekening houdend met mogelijke overlappingen van beide tekortkomingen (in het geval van het VK vertoonden zeven installaties beide tekortkomingen). Cleland (nominale belasting: 15 000 i.e.), dat alleen over verwijdering van fosfor moet beschikken en voldoet aan de vereisten inzake zuiveringsniveau, werd bij vergissing in de beoordeling opgenomen. Deze vergissing zal in toekomstige beoordelingen worden gecorrigeerd.

11.15.2.2. Doeltreffendheid van de waterzuivering in kwetsbare gebieden (monitoringresultaten)

In 1999 beschikten slechts 68 van de 90 gerapporteerde agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die lozen in kwetsbare gebieden, over ingrijpender zuivering [78]. 22 van deze agglomeraties beschikten over een voldoende zuiveringsniveau voor alle relevante parameters. 68 agglomeraties voldeden - volgens de interpretatie van de Commissie - in 1999 niet aan de richtlijn wat de doeltreffendheid van de zuivering betreft.

[78] 20 agglomeraties werden tussen 1999 en 2002 uitgerust met ingrijpender zuivering wat de verwijdering van fosfor, maar nog niet van stikstof betreft: Arborfield, Bicester, Bracknell, Camberley, Chertsey, Cholsey, Fleet, Hartley Wintney, High Wycombe, Maidenhead, Pangbourne, Princes Risborough, Ross on Wye, Sandhurst, Silchester, Slough, Thame, Weybridge, Windsor en Wokingham.

Tabel -77: Doeltreffendheid van de waterzuivering in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden, aangewezen in 1994

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • Het verschil tussen de interpretatie van de lidstaten en de Commissie in verband met de conformiteit, is te wijten aan de verschillende interpretatie van de nutriënt die moet worden verwijderd. (alleen fosfor of ook stikstof). De beoordeling van de Commissie omvat ook de stroomgebieden van potentieel kwetsbare gebieden.

11.15.3. Afvalwaterzuivering in agglomeraties die lozen in "normale gebieden" - situatie op 31 december 2000

Het Verenigd Koninkrijk zond een lijst in van 685 agglomeraties met meer dan 15 000 i.e. Het maakte geen onderscheid tussen agglomeraties in kwetsbare gebieden en agglomeraties in "normale gebieden". Voor de onderstaande beoordeling van de "normale gebieden" werden de 67 agglomeraties die ook het voorwerp uitmaakten van rapportage als "kwetsbare gebieden" (geïdentificeerd in 1994 - zie paragraaf 11.15.2) uit de lijst verwijderd. De 685 agglomeraties omvatten ook de agglomeraties die zich in zogenaamde potentieel kwetsbare gebieden bevinden. - Gebieden die, volgens de mening van de Commissie, als kwetsbaar hadden moeten aangewezen worden en waarvoor de Commissie procedures heeft ingesteld.

Op 31 december 2000 beschikte het Verenigd Koninkrijk over 618 (685 min 67: zie bovenstaande paragraaf) agglomeraties met meer dan 15 000 i.e. die lozen in "normale gebieden" 67 van deze agglomeraties beschikten niet over secundaire zuivering en voldeden bijgevolg niet aan artikel 4. 89,2 % van de totale belasting voldeed echter aan de richtlijn. In 2003 meldden de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk dat tegen het einde van 2002 bijna 98 % aan de richtlijn voldeed, maar ze verstrekten geen gegevens om deze bewering te staven.

Tabel -78: Zuiveringsniveau van agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.15.4. Opvangsystemen

11.15.4.1. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden

Op 1 januari 2002 voldeden de opvangsystemen van de 90 agglomeraties waarvoor gegevens werden verstrekt (zie paragraaf 11.15.2) aan artikel 3 van de richtlijn.

Tabel -79: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden, aangewezen in 1994

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.15.4.2. Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden" - situatie op 31 december 2000

Voor de onderstaande beoordeling van opvangsystemen in "normale gebieden" werden de 67 van de 685 agglomeraties waarover ook bij de "kwetsbare gebieden" werd gerapporteerd, buiten beschouwing gelaten. Verenigd Koninkrijk

Op 31 december 2000 beschikten alle agglomeraties met meer dan 15 000 i.e. over een opvangsysteem dat voldeed aan de richtlijn en voldeden ze bijgevolg aan artikel 3 van de richtlijn.

Tabel -80: Opvangsystemen in agglomeraties die lozen in "normale gebieden"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.15.5. Zuivering in steden > 150 000 i.e.

Op 1 januari 2002 had het Verenigd Koninkrijk 89 steden met een omvang van meer dan 150 000 i.e.:

  • Tien van deze steden bevonden zich in kwetsbare gebieden en hadden bijgevolg moeten beschikken over ingrijpender zuivering: Coventry, Milton Keynes, Bedford, Corby, Oxford, Reading, Swindon, Wellingborough, Northampton en Rickmansworth. Alleen Coventry en Milton Keynes beschikten echter over voldoende zuivering. De overige steden in kwetsbare gebieden voldeden niet aan de richtlijn omdat ze niet beschikten over verwijdering van stikstof.
  • 68 steden waarover werd gerapporteerd onder "normale gebieden" beschikten over secundaire zuivering. Het gaat onder meer om Londen (10 miljoen i.e.), Birmingham (2 miljoen i.e.) en Glasgow (1,6 miljoen i.e.). De Commissie is echter van mening dat vele van deze steden, zoals Londen, zouden moeten beschikken over tertiaire zuivering omdat ze lozen in een gebied dat, volgens de mening van Commissie, had moeten worden aangewezen als kwetsbaar gebied.
  • Zes steden beschikten slechts over primaire of secundaire zuivering voor een gedeelte van de agglomeratie: Cardiff (84 % van de belasting ongezuiverd, 16 % secundaire zuivering), Dundee (34 % ongezuiverd, secundaire zuivering voor ongeveer 66 % van de belasting die wordt gezuiverd door de agglomeratie Tay), Eastburne (alleen primaire zuivering), Dover/Folkestone (alleen primaire zuivering), Worthing (alleen primaire zuivering) and Sandown (alleen primaire zuivering).
  • Vijf steden beschikten niet over waterzuivering [79]: Brighton, Hastings, Kilmarnock/Irvine, Levenmouth en Torbay.

[79] In recente informatie van september 2003 verklaarden de Britse autoriteiten dat er in sommige agglomeraties die begin 2002 over geen enkele vorm van zuivering beschikten, ondertussen verbeteringen werden aangebracht: primaire zuivering voor de lozingen van Brighton, secundaire zuivering sinds maart 2003 voor Hastings/Bexhill; secundaire zuivering voor 51 % van Torbay (met Brixham, Paignton) sinds augustus 2002, voor 49 % (Torquay) is secundaire zuivering gepland vanaf maart 2004.

De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk meldden dat de volgende steden in 2002 werden uitgerust met secundaire zuivering: Cardiff, Eastburne, Dover/Folkstone, Kilmarnock/Irvine, Levenmouth, Sandown en Worthing.

11.15.6. Minder kwetsbare gebieden

In 1994 en 1995 wees het Verenigd Koninkrijk 49 kustwateren en estuaria in Engeland aan als minder kwetsbaar, negen in Wales, 24 in Schotland en drie in Noord-Ierland, voor het lozen van stedelijk afvalwater met minder dan secundaire zuivering. Het Verenigd Koninkrijk herriep de aanwijzing van zijn minder kwetsbare gebieden stap voor stap. Sinds juli 2002 heeft het Verenigd Koninkrijk geen " minder kwetsbare gebieden" meer.

11.15.7. Industrieel afvalwater (artikel 13)

Het Verenigd Koninkrijk rapporteerde over 99 industriële installaties met een totale organische belasting van 6 273 037 i.e. 86 % van de totale organische belasting voldeed aan artikel 13 van de richtlijn in 2000. Het Verenigd Koninkrijk heeft aangekondigd dat het op 31 december 2003 volledig zal voldoen aan artikel 13 van de richtlijn.

Tabel -81: Industrieel afvalwater met betrekking tot artikel 13 van de richtlijn

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11.15.8. Zuiveringsslib

In 2000 bedroeg de hoeveelheid zuiveringsslib die werd geproduceerd 1 130 066 t droge stof. 52 % daarvan werd opnieuw gebruikt in de landbouw, 17 % werd gestort op stortterreinen, 21 % verbrand en 10 % werd op een andere manier hergebruikt of verwijderd.

Tabel -82: Hergebruik en verwijdering van slib dat werd geproduceerd in zuiveringsinstallaties

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • 12. 
    INBREUKPROCEDURES

Overeenkomstig artikel 226 van de geconsolideerde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap kan de Commissie een inbreukprocedure starten tegen lidstaten die hun verplichtingen krachtens de richtlijn niet nagekomen zijn.

Sinds 1994 heeft de Commissie 34 met redenen omklede adviezen verstuurd in het raam van inbreukprocedures overeenkomstig artikel 226 van het Verdrag waarbij de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater betrokken was, samen met nog enkele andere richtlijnen. 15 zaken (waaronder de bij het Europees Hof van Justitie aanhangige zaken C-236/99 - België/Brussel, C-161/95 - Griekenland, C-297/95 - Duitsland, en C-302/95 - Italië) waren reeds afgesloten dankzij de verbeterde tenuitvoerlegging van de richtlijn in de betrokken landen.

Op 17 juli 2003 werden er 16 inbreukprocedures tegen lidstaten ingesteld, uitsluitend op grond van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater. Drie andere inbreukprocedures werden ingesteld op grond van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater en andere richtlijnen, zoals de zwemwaterrichtlijn, de schelpdierwaterrichtlijn, en andere.

Twee van de 16 zaken hebben geleid tot een veroordeling van Italië/Milaan (25 april 2002) en Spanje (15 mei 2003) door het Europese Hof van Justitie.

Op 17 juli 2003 waren er vier zaken in behandeling bij het Hof, namelijk de zaak tegen België voor de stad Brussel, Frankrijk, Griekenland en Spanje.

Voor een zaak, tegen Griekenland/Athene, werd besloten een verzoek in te dienen bij het Hof, maar dat is nog niet gebeurd. Negen gevallen bevonden zich in het stadium van een met redenen omkleed advies (E, EL, F, IRL, I, NL, P, VK (2)).

18 andere zaken bevonden zich nog niet in het stadium van een met redenen omkleed advies.

Wij wijzen erop dat de situatie betreffende de inbreukprocedures zich erg snel wijzigt en dat de toestand in verband met gerechtelijke procedures zoals hierboven wordt beschreven, slechts een momentopname is op een bepaalde datum (17 juli 2003).

Figuur 12-1: Kennisgeving van met redenen omklede adviezen die door de Europese Commissie werden verzonden in de periode 1994-2001

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

De Commissie stelde inbreukprocedures in, hetzij op basis van klachten van Europese burgers, hetzij op eigen initiatief. De gevallen op basis van "eigen initiatief" betreffen hoofdzakelijk aanzienlijke tekortkomingen in de tenuitvoerlegging in grote steden, de aanwijzing van kwetsbare gebieden en lozingen in deze gebieden, evenals rapportageverplichtingen. Momenteel worden er inbreukprocedures voorbereid in verband met de termijn van 31 december 2000 voor agglomeraties in "normale gebieden".

De twee onderstaande tabellen geven een overzicht van de situatie voor elke lidstaat betreffende het tenuitvoerleggingsproces en de inbreukprocedures bij het Hof in verband met de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater in juli 2003.

Tabel 12-1: Stand van de inbreukprocedures met betrekking tot Richtlijn 91/271/EEG van de Raad inzake de behandeling van stedelijk afvalwater. A-Zaken voor het Hof, stand 17 juli 2003

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel -2: Belangrijkste verplichtingen krachtens Richtlijn 91/271/EEG inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, en tenuitvoerlegging door de lidstaten op 17 juli 2003

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • 13. 
    TOEKOMSTIGE TAKEN VOOR DE COMMISSIE

De Commissie is gestart met de controle van de prestaties van de zuiveringsinstallaties van agglomeraties die aan de richtlijn moesten voldoen op 31 december 2000. Ze zal de resultaten voorstellen in het volgende verslag betreffende de tenuitvoerlegging van de richtlijn.

In de toekomst zal de Commissie ook bijwerkingen vragen van de informatie die in het verleden werd verzameld voor de termijnen van 1998 en 2000, om de voortgang en de verbetering van de tenuitvoerlegging van de richtlijn in de lidstaten op te volgen. Na 2005 zal de Commissie controleren of kleine en middelgrote agglomeraties met een omvang van meer dan 2 000 i.e. die onder de termijn van 31 december 2005 vallen, aan de richtlijn voldoen. De Commissie zal tevens de tenuitvoerlegging van de richtlijn in de nieuwe lidstaten controleren.

De Commissie heeft, in samenwerking met de lidstaten, een databank opgesteld betreffende afvalwaterzuivering met alle gegevens over de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater. Deze databank zal de rapportage voor de lidstaten en de Commissie in de toekomst vereenvoudigen en bijdragen tot het vormen van een duidelijk beeld over de behandeling van afvalwater in de Europese Unie. De Commissie zal de databank zo nodig bijwerken en uitbreiden.

Bovendien zullen de rapportageverplichtingen in verband met de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, voor zover mogelijk, geïntegreerd worden in de rapportagevereisten van de kaderrichtlijn water als onderdeel van een initiatief om een geconsolideerd informatie- en rapportagesysteem te ontwikkelen voor alle wetgeving in verband met water.

Inbreukprocedures, voorwaarden, verbonden aan de uitbetaling van regionale fondsen van de EU en het uitoefenen van druk op beleidsvormers door middel van het vergroten van de publieke bewustwording, zijn de middelen waarmee de Commissie de voortgang bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn zal blijven stimuleren:

  • De situatie wordt gecontroleerd en inbreukprocedures worden gestart bij niet-naleving van de eisen van de richtlijn. Deze stappen worden genomen wanneer de lidstaten de Commissie niet de gegevens doen toekomen die ze nodig heeft om naleving van de termijn te controleren.
  • De goedkeuring en betaling van communautaire steun uit de structuurfondsen en het Cohesiefonds zijn afhankelijk van strikte naleving van de eisen van de richtlijn, met name met betrekking tot het niveau van behandeling van afvalwater en de exploitatie van installaties wanneer de bouw ervan voltooid is. In deze context hebben de diensten van de Commissie een richtsnoer opgesteld voor de toepassing van Richtlijn 91/271/EEG inzake de behandeling van stedelijk afvalwater en de financiering uit de structuurfondsen, die meer bepaald verwijst naar de toepassing in de context van inbreukprocedures. Dit richtsnoer werd in de zomer van 2003 naar de lidstaten gestuurd.
  • Meer aandacht moet worden besteed aan beleidsvormers en aan plaatselijke en regionale autoriteiten en organisaties teneinde de bewustwording te vergroten en ze te stimuleren om op een manier te werk te gaan die naleving van de richtlijn op hun niveau waarborgt. Dit kan worden gedaan door het vergroten van de publieke bewustwording, door deel te nemen aan de communicatienetwerken tussen beleidsvormers in de steden en door middel van bilaterale vergaderingen van de lidstaten en de Commissie waarvoor regionale en plaatselijke vertegenwoordigers worden uitgenodigd.

Het is ook van essentieel belang dat technische hulp wordt verleend aan kleine en middelgrote agglomeraties teneinde te waarborgen dat ze bij het verstrijken van de termijn van 2005 voldoen aan de eisen van de richtlijn. De betrokken gemeenten en de plaatselijke autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de benodigde investeringen, zijn vaak minder goed gestructureerd, georganiseerd en uitgerust dan de steden voor wat betreft het kiezen van de waterzuiveringsinstallatie die aan hun eisen voldoet, en voor wat betreft het bouwen ervan. De Commissie wenst de steun te vergroten die ze geeft voor de ontwikkeling van zuiveringstechnologie die geschikt is voor kleine en middelgrote agglomeraties. Dit proces werd al gestart door middel van workshops en door de publicatie van een themagids over dit onderwerp, en zal worden voortgezet door middel van gelijkaardige activiteiten. De Commissie zal proef- en demonstratieprojecten, gericht op de ontwikkeling van nieuwe technologieën voor de behandeling van afvalwater blijven ondersteunen via het LIFE-programma.

De Commissie is zich bewust van de aanzienlijke uitdaging die het naleven van de richtlijn voor de kandidaat-lidstaten betekent. Alle kandidaat-landen hebben om een overgangsperiode voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn gevraagd. In de komende jaren zal de Commissie technische hulpprogramma's blijven ondersteunen, met name gezamenlijke programma's van lidstaten en kandidaat-landen, teneinde hun de technische en administratieve steun te verlenen die ze nodig hebben om de communautaire voorschriften toe te passen. Communautaire steun, met name uit ISPA (pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid) en in de toekomst via de Structuur- en Cohesiefondsen, zal ook worden verleend voor de benodigde investeringen.

  • 14. 
    SAMENVATTING EN CONCLUSIE:

Afvalwaterzuivering en waterkwaliteit van de Europese wateren

De Noordzee, de Oostzee en belangrijke delen van de Middellandse Zee kampen met ernstige eutrofiëringsproblemen, de Europese rivieren en meren vertonen symptomen van eutrofiëring tot 40 %. Naast verspreide verontreiniging die afkomstig is van de landbouw, vormen lozingen van stedelijk afvalwater de tweede belangrijkste bron van verontreiniging in de zin van eutrofiëring van wateren. De totale hoeveelheid stikstof die afkomstig is van stedelijk afvalwater kan tot 50 % van de totale impact bedragen (EMA-rapport nr. 4, "Nutrients in European ecosystems", 1999).

Verschillende onderdelen van de milieuwetgeving van de EU, zoals de zee- en rivierverdragen, trachten het probleem van de eutrofiëring van de Europese wateren aan te pakken.

Sedert de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater van kracht werd, nu meer dan tien jaar geleden, werden er al belangrijke inspanningen geleverd om de verontreiniging te beperken. De inspanningen op het vlak van afvalwaterzuivering hebben geleid tot een aanzienlijke verbetering van de kwaliteit van zoete wateren. Zo daalde het niveau BOD5 in de Europese rivieren sinds de jaren '90 met 20-30 %, de fosforconcentraties daalden met 30-40 % en de ammoniakconcentraties werden met ongeveer 40 % verminderd. Ondanks de inspanningen om de hoeveelheid stikstof, afkomstig van stedelijk afvalwater, te verminderen, bleven de stikstofconcentraties in de Europese rivieren hoog. Dat is te wijten aan de impact van de landbouw, maar ook aan het feit dat de afvalwaterzuiveringsinstallaties nog steeds niet voldoende stikstof verwijderen (EMA, "Fact Sheet E8 - Urban Waste Water Treatment" en EMA, "Milieusignalen", 2002).

De eutrofiëring van mariene en kustwateren blijft dan ook een ernstig probleem. In de afgelopen 15 jaar, tot 2000, werd er geen positieve trend in de zomerconcentraties van chlorofyl a, een indicator voor eutrofiëring, vastgesteld (EMA, "Milieusignalen", 2002).

Verbeteringen en uitdagingen in verband met de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater

Sinds de eerste belangrijke termijn verstreek in 1998, hebben de lidstaten aanzienlijke inspanningen geleverd en realiseerden talrijke landen verbeteringen in de sector van de afvalwaterzuivering.

  • Vooral op het vlak van de aanwijzing van kwetsbare gebieden, gebieden die specifieke bescherming van de wateren vereisen, onder meer door de eutrofiëring, maar ook zwemwateren, enz., werden belangrijke verbeteringen aangebracht. Talrijke lidstaten waren minder restrictief bij het aanwijzen van kwetsbare gebieden dan in het verleden. Dat zal de waterkwaliteit in de Europese Unie in de toekomst verbeteren. Momenteel zijn de lidstaten van mening dat ongeveer 38 % van de geproduceerde afvalwaterbelasting die onder de richtlijn valt, wordt geloosd in kwetsbare gebieden. Een groot aantal gebieden die volgens de Commissie zijn aangetast door eutrofiëring, werden echter nog niet door de lidstaten aangewezen. Bovendien negeren sommige lidstaten nog steeds het feit dat afvalwater dat niet behoorlijk werd gezuiverd, via het rivierbekken wordt verspreid en verontreiniging veroorzaakt in de stroomafwaarts gelegen delen van de rivieren of de mariene wateren. Ze hebben bijgevolg niet de nodige maatregelen getroffen om het probleem van de waterverontreiniging in een groot aantal agglomeraties aan te pakken. De lidstaten onderschatten ook de zuivering die noodzakelijk is voor grote steden zoals Parijs, Londen, Madrid, Milaan en andere steden.
  • In veel lidstaten werd ook de afvalwaterinfrastructuur in kwetsbare gebieden en hun stroomgebieden verbeterd. Denemarken, Duitsland en Oostenrijk voldoen als sinds 1998 geheel of gedeeltelijk aan de richtlijn. Hoewel Duitsland en Nederland, die artikel 5, lid 4, toepassen, in 2002 al in hoge mate aan de richtlijn voldeden, beschikt nog steeds slechts ongeveer 42 % van de agglomeraties die lozen in kwetsbare gebieden over de vereiste ingrijpender waterzuivering; 58 % van hun afvalwaterbelasting werd zonder voldoende zuivering geloosd.
  • De monitoringgegevens over de behandeling door de zuiveringsinstallaties in 1999 toonde aan dat de reële behandeling door de installaties in meer dan 50 % van de beoordeelde agglomeraties niet aan de richtlijn voldeden in de lidstaten die artikel 5, lid 4, niet toepassen.
  • Als we rekening houden met de infrastructuur voor afvalwaterzuivering en de onvoldoende doeltreffendheid van de installaties, mogen we ervan uitgaan dat in heel de Europese Unie nog steeds meer dan 50 % van het afvalwater dat wordt geloosd in kwetsbare gebieden, waarschijnlijk onvoldoende wordt gezuiverd.
  • De beoordeling met betrekking tot de termijn van 2000 voor grotere agglomeraties in "normale gebieden" vertoonde een aanzienlijk beter beeld voor talrijke lidstaten. Aangezien "normale" gebieden geen specifieke bescherming vereisen, is er alleen secundaire zuivering vereist voor afvalwater dat in deze gebieden wordt geloosd. Op het einde van 2000 waren er installaties voor secundaire zuivering aanwezig voor ongeveer 69 % van de afvalwaterbelasting die werd geproduceerd in normale gebieden. Griekenland, Ierland en Italië pasten slechts secundaire zuivering toe voor minder dan 50 % van de afvalwaterbelasting die onder de richtlijn valt.
  • Wat de afvalwaterzuivering in de grote steden van de EU betreft, toonde de controle door de Commissie aan dat de situatie sinds 1998 aanzienlijk verbeterd was en dat 387 van de 556 steden met een omvang van meer dan 150 000 i.e. over voldoende afvalwaterzuivering beschikten om aan de richtlijn te voldoen. Het aantal steden dat niet over waterzuivering beschikt, daalde van 37 naar 25, maar telt nog steeds grote steden zoals Donostia-San Sebastian, Cadiz, Cork, Milaan, Barreiro, Brighton en andere.
  • Voor de opvang van afvalwater in de Europese Unie is de huidige situatie als volgt: de lidstaten rapporteerden dat respectievelijk 91 % en 77 % van de betrokken agglomeraties in kwetsbare en "normale" gebieden over de vereiste opvangsystemen beschikten. Bijna de helft van de lidstaten meldde dat 100 % van de agglomeraties in kwetsbare gebieden voldoen aan de richtlijn wat opvang van afvalwater betreft. In België, Spanje en Italië werd minder dan 50 % van de afvalwaterbelasting in kwetsbare gebieden in voldoende mate opgevangen. In "normale gebieden" voldeed alleen Italië voor minder dan 50 % aan de richtlijn. De Commissie vertrouwt momenteel op de informatie die door de lidstaten werd verstrekt en heeft deze informatie nog niet zelf gecontroleerd.
  • Gezien de onvoldoende zuivering van afvalwater door de zuiveringsinstallaties en het feit dat een belangrijk percentage van het afvalwater niet eens wordt opgevangen, blijft de situatie qua afvalwaterzuivering in Europa nog steeds erg onbevredigend.
  • Afvalwaterlozingen van bedrijven uit de voedselverwerkende industrie die onder de richtlijn vallen, vertegenwoordigen een afvalwaterbelasting van ongeveer 59 miljoen inwonerequivalenten. De lidstaten rapporteerden dat 68 %, en in vele gevallen 100 % van de industriële lozingen voldeden aan de richtlijn. Momenteel dient te Commissie haar bevindingen te baseren op de informatie van de lidstaten omdat de situatie in verband met industriële lozingen nog niet onafhankelijk werd gecontroleerd.
  • Aangezien de afvalwaterzuivering toeneemt, stijgt ook de productie van zuiveringsslib en bijgevolg het probleem van de verwijdering van dat slib. De Commissie wilde dan ook een beeld krijgen van de evolutie van de productie van zuiveringsslib en de verwijdering ervan. In 2000 bedroeg de totale productie van zuiveringsslib zeven miljoen ton droge stof. Er werd geen belangrijke verandering vastgesteld in het hergebruik van zuiveringsslib, maar de verbranding van zuiveringsslib was sinds 1992 bijna verdubbeld. Aangezien 20 % van de verwijderingstrajecten van zuiveringsslib door de lidstaten niet kon worden gespecificeerd, was het onmogelijk een gedetailleerde analyse te maken van de gegevens.
  • Het huidige bodembeleid van de EU beschouwt bodem in de brede zin. Het probleem van het verspreiden van slib op het land en, meer bepaald, de herziening van het voorstel tot reglementering van zuiveringsslib, werd bijgevolg geïntegreerd en zal verder worden behandeld in de Bodemstrategie van de Commissie.
  • De samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie op het vlak van het doorgeven van gegevens is aanzienlijk verbeterd. Toch worden bepaalde termijnen nog steeds niet nageleefd, zijn de gegevens soms onvolledig en zijn ze vaak van bedroevende kwaliteit. Sommige lidstaten hebben de gevraagde informatie gewoon niet verstrekt. De Commissie zal met de lidstaten blijven samenwerken om te trachten het doorgeven en rapporteren van gegevens te verbeteren.

Investeringen

Door de strenge eisen die ze stelt inzake het installeren van een afvalwaterinfrastructuur voor stedelijke gebieden, is de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater de meest kostenintensieve wetgeving in de milieusector. Aangezien de lidstaten niet verplicht zijn informatie te verstrekken over hun investeringen, beschikte de Commissie niet over voldoende gegevens om ze hier voor te stellen. De studie van de Europese Commissie over "Investment and Employment related to EU Policy on Air, Water and Waste" (2000) schat echter dat er ongeveer 152 miljard euro werd geïnvesteerd in infrastructuren voor afvalwaterzuivering in de periode 1990-2010. De Europese Commissie verleent de lidstaten en de kandidaat-lidstaten voor ongeveer 5 miljard euro per jaar steun voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater.

Conclusie

Uit de bovenvermelde resultaten blijkt dat de meeste lidstaten, ondanks de verbeteringen die werden aangebracht, nog steeds achterstand vertonen in de tenuitvoerlegging van de richtlijn. De Commissie maakt zich zorgen over de situatie van de tenuitvoerlegging zoals ze in dit verslag wordt beschreven en wil de lidstaten aansporen om hun inspanningen te verhogen en de nodige investeringen uit te voeren die hen in staat zullen stellen aan de richtlijn te voldoen.

Sommige lidstaten, namelijk Denemarken, Duitsland, Oostenrijk en, met enkele beperkingen, ook Nederland, hebben aangetoond dat het mogelijk is de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater met succes ten uitvoer te leggen, wat leidt tot een aanzienlijke verbetering van de kwaliteit van de wateren.

De Commissie zal blijven controleren of de lidstaten aan de verplichtingen van de richtlijn voldoen, en zal meer bepaald de termijn van 31 december 2005 controleren, evenals de tenuitvoerlegging van de richtlijn in de nieuwe lidstaten in de toekomst.

Aangezien stedelijk afvalwater een van de belangrijkste vervuilende factoren is voor het watermilieu, zal de succesvolle tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater de tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn water en de waterkwaliteit in de toekomst in alle lidstaten van de EU in belangrijke mate beïnvloeden.

De richtlijn betekent een belangrijke uitdaging voor de kandidaat-lidstaten en vele lidstaten dienen nog aanzienlijke verbeteringen aan te brengen. De tenuitvoerlegging van de richtlijn blijft dan ook een belangrijke uitdaging voor de meeste Europese landen. Verder zullen de afvalwaterzuivering en het hergebruik van afvalwater om de gezondheid van de mensen te garanderen en het milieu te beschermen nog belangrijker worden door de toenemende overstromingen en droogtes als gevolg van de klimaatswijzigingen.

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.