Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Deelneming van de Europese Gemeenschap aan Regionale Visserijorganisaties (RVO's)

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

51999DC0613

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Deelneming van de Europese Gemeenschap aan Regionale Visserijorganisaties (RVO's) /* COM/99/0613 def. */

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT - Deelneming van de Europese Gemeenschap aan Regionale Visserijorganisaties (RVO's)

INHOUD

  • 1. 
    Inleiding
  • 2. 
    Sleutelrol van de RVO's bij het beheer van de visbestanden in de wereld

2.1. Beheer van de visbestanden : een noodzaak

2.2. De opkomst van de RVO's

2.2.1. Oorsprong en taken

2.2.2. De bestaande RVO's

2.2.3. Structuur en bevoegdheden

2.3. De RVO's, smeltkroes van rechtsregels voor het beheer van de visbestanden

2.3.1. Maatregelen die gelden voor de aangesloten partijen

2.3.2. Maatregelen die aan niet-aangesloten partijen kunnen worden

tegengeworpen

  • 3. 
    Noodzakelijke grotere aanwezigheid van de Gemeenschap in de RVO's

3.1. De Gemeenschap en de RVO's

3.2. Uit deelneming aan de RVO's voortvloeiende verplichtingen

3.2.1. De belangen van de Gemeenschap behartigen

3.2.2. Bijdragen aan de begroting

3.2.3. Deelneming aan de werkzaamheden

3.2.4. Omzetting van de aanbevelingen

3.2.5. Toepassing van de instandhoudings- en beheersmaatregelen

  • 4. 
    Complementariteit tussen de Commissie en de lidstaten bij de verdeling van de taken

4.1. Heroriëntering van de Commissie op haar primaire taken

4.1.1. Vertegenwoordiging van de Gemeenschap

4.1.2. Wetgevende taken

4.2. Verdeling van de taken inzake het verzamelen en beheren van gegevens

4.2.1. Verstrekking van gegevens

4.2.2. Deelneming aan de technische en wetenschappelijke comités

4.3. Inspectie- en controleregelingen

  • 5. 
    Slotopmerkingen
  • 1. 
    Inleiding

De Gemeenschap heeft bij herhaling de wens uitgesproken zich op het internationale toneel duidelijker te profileren en haar vermogen te vergroten om als collectief naar buiten te treden. In het bijzonder op visserijgebied is hieraan dringend behoefte.

De zorgwekkende toestand van de meeste visbestanden in de wereld, gekoppeld aan een overcapaciteit van de belangrijkste vloten, vereisen immers nauwere internationale samenwerking inzake het beheer van die bestanden.

Deze samenwerking moet zowel betrekking hebben op het beheer van de bestanden die kunnen worden bevist in de zones die onder de soevereiniteit van verschillende kuststaten vallen, als op het beheer van die welke zich geheel of gedeeltelijk buiten deze zones bevinden, enerzijds om te garanderen dat de voor de volle zee getroffen maatregelen verenigbaar zijn met die welke betrekking hebben op de exlcusieve economische zones en anderzijds om te voorkomen dat het recht te vissen op de volle zee, waaraan de Gemeenschap zeer gehecht is, ontaardt in volslagen anarchie.

Het is dus van essentieel belang dat de Gemeenschap, de vierde visserijmogendheid in de wereld, in overeenstemming met de aangegane internationale verbintenissen, intensiever meewerkt aan de totstandbrenging van een regeling voor de visbestanden om de economische belangen van haar verre zeevisserijvloten en de uitvoering van een verantwoord visserijbeleid op duurzame wijze veilig te stellen.

Deze internationale samenwerking zal vooral moeten plaatsvinden via de regionale visserijorganisaties (RVO's). Deze organisaties, die zijn opgericht bij internationale verdragen, zijn een forum waar vertegenwoordigers van de staten samenkomen om, op basis van de best beschikbare wetenschappelijk gegevens, de voorwaarden voor het beheer van de visbestanden vast te stellen. Zij vormen wegens het regionale karakter dus een bijzonder geschikt instrument, dat het mogelijk maakt om binnen een juridisch kader rekening te houden met de bijzonderheden en kenmerken van het verdragsgebied.

De laatste jaren zijn het aantal en het belang van deze RVO's aanzienlijk toegenomen, alsook hun actieterrein. Hun rol, die er oorspronkelijk vooral in bestond adviezen in verband met de instandhouding en het beheer van de visbestanden uit te brengen, is uitgebreid met bevoegdheden inzake het beheer van en de regelgeving betreffende de exploitatie van deze bestanden.

De in dit verband getroffen maatregelen gaan gepaard met het uitwerken en vastleggen van begrippen en beginselen die geleidelijk een internationaal juridisch kader vormen voor een op het Zeerechtverdrag gebaseerd beheer van de visbestanden, dat in de eerste plaats geldt voor de aangesloten partijen, maar dat steeds vaker ook maatregelen tegenover niet-aangesloten partijen omvat.

In overeenstemming met haar exclusieve bevoegdheid op visserijgebied, voert de Gemeenschap een actief beleid van behartiging van haar belangen in de RVO's. Zij is momenteel lid van tien RVO's, heeft toetreding tot een elfde RVO aangevraagd en neemt actief deel aan de oprichting van twee nieuwe RVO's.

Voorafgaand aan deze deelneming moet worden bekeken of er coherentie is inzake interne en externe aspecten van het GVB. De Gemeenschap heeft weliswaar tot taak invloed uit te oefenen op het verloop van de werkzaamheden in verband met het beheer van de visbestanden die op internationaal niveau plaatsvinden, maar deze werkzaamheden zullen ontegensprekelijk ook de interne beheersregels van dit beleid beïnvloeden. Deelneming aan RVO's brengt zware verplichtingen met zich inzake vertegenwoordiging, aanwezigheid op vergaderingen, verzameling en mededeling van gegevens en uitvoering van vastgestelde maatregelen, met name wat betreft de controle op de visserijactiviteit.

Zonder vooruit te lopen op de bezinning die zal moeten plaatsvinden omtrent de beginselen en ideeën die de Gemeenschap in de RVO's moet verdedigen, waarop in een later stadium verder zal worden ingegaan, zal deze mededeling zich toespitsen op de rol van de Gemeenschap in de RVO's en op de verdeling van de uit de deelneming voortvloeiende taken tussen de Gemeenschap en de lidstaten.

  • 2. 
    Sleutelrol van de RVO's bij het beheer van de visbestanden in de wereld

Verscheidene gebeurtenissen hebben geleid tot het inzicht dat instandhouding en beheer, niet alleen van de bestanden van de volle zee, maar ook van die onder de jurisdictie van de kuststaten, absoluut noodzakelijk is, en tot de ontwikkeling van de RVO's als geprivilegieerde instrumenten om dit te bewerkstelligen.

2.1. Beheer van de visbestanden : een noodzaak

Door toe te treden tot het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982 hebben de Europese Gemeenschap en de andere verdragssluitende staten zich ertoe verbonden om, onder meer, een evenwicht tot stand brengen tussen de rechten en de verplichtingen van de kuststaten en die van de landen die visserijactiviteiten op de volle zee uitoefenen. Hoofddoel van dit evenwicht is een duurzame exploitatie van de visbestanden mogelijk te maken.

Na de uitbreiding van de exclusieve economische zones tot 200 mijl in de jaren zeventig, zagen de verre zeevisserijvloten zich genoodzaakt hun activiteiten te verleggen en voerden zij zo hun druk op de bestanden op, hetgeen, mede als gevolg van de technische vooruitgang, heeft geleid tot een zorgwekkende overbevissing van de meeste bestanden.

Stabilisatie van de internationale juridische betrekkingen en doeltreffende samenwerking vormen de belangrijkste troeven voor de toekomst van de communautaire verre zeevisserij. De Gemeenschap heeft om deze redenen actief deelgenomen aan de opstelling van drie nieuwe instrumenten ter aanvulling en precisering van de in het kader van het Zeerechtverdrag vastgestelde bepalingen, namelijk:

  • de Overeenkomst om te bevorderen dat vissersvaartuigen op de volle zee de internationale maatregelen voor instandhouding en beheer van de visbestanden naleven, die in 1993 is aangenomen in de FAO,
  • de Gedragscode voor een verantwoorde visserij, die is aangenomen door de Algemene Vergadering van de FAO in november 1995 en waarmee gevolg wordt gegeven aan de verklaring van Cancun van 1992,
  • de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de visbestanden die zich zowel binnen als buiten de exclusieve economische zones verplaatsen (grensoverschrijdende visbestanden) en de over grote afstanden trekkende visbestanden, de zogenoemde "Overeenkomst van New York", die in 1995 is goedgekeurd.

De Gemeenschap is reeds partij bij de eerste twee instrumenten en met het oog op versteviging en stabilisering van de internationale rechtsorde is het van belang dat zij zo spoedig mogelijk de akten ter bekrachtiging van het derde instrument tegelijk met de lidstaten kan neerleggen.

Deze instrumenten bevestigen de fundamentele rol van de RVO's in de totstandbrenging van internationale samenwerking. Hun rol is met name aanzienlijk uitgebreid bij de voornoemde Overeenkomst van New York, overeenkomstig dewelke :

  • de werking van de bestaande organisaties moet worden versterkt en zo nodig nieuwe organisaties moeten worden opgericht,
  • de staten die nog geen lid zijn en die in de betrokken zones visserijbelangen hebben, moeten toetreden of ermee instemmen de regels van de organisatie na te leven,
  • de maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de bestanden van de volle zee en de EEZ onderling verenigbaar moeten zijn,
  • adequate controleregelingen moeten worden ingesteld in het kader van deze organisaties, om de daadwerkelijke uitvoering van de door deze organisaties getroffen besluiten te garanderen,
  • verplichte procedures voor een vreedzame regeling van geschillen moeten worden ingesteld.

2.2. De opkomst van de RVO's

2.2.1. Oorsprong en taken

Hoewel de eerste RVO's dateren van het begin van de eeuw, zijn de meeste ervan slechts opgericht in de laatste 40 jaar.

De ontwikkeling van hun rol hangt nauw samen met het doordringen van het besef dat duurzaam beheer van de visbestanden een noodzaak is. De RVO's hebben inderdaad lang een overwegend adviserende rol gespeeld inzake de instandhouding van visbestanden. Het is pas in het begin van de jaren '70 dat zij met eigenlijke beheersactiviteiten zijn begonnen. Naarmate de toestand van de bestanden ernstiger werd, kwamen hier ook instandhoudingsmaatregelen voor deze bestanden en later ook vangstbeperkingen bij, en recentelijk zelfs ontradende maatregelen ten aanzien van niet-aangesloten partijen. Deze ontwikkeling naar een meer actieve rol van de RVO's is sedert de Conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling, die van 3 tot 14 juni 1992 in Rio de Janeiro is gehouden, aanzienlijk versneld.

De RVO's hebben tot taak belangenconflicten tussen de naties bij de exploitatie van de levende rijkdommen van de zee te voorkomen en een duurzaam evenwicht tussen de exploitatie van deze rijkdommen en de instandhouding ervan tot stand te brengen.

2.2.2. De bestaande RVO's

Er bestaat een zeer grote verscheidenheid van RVO's. Sommige zijn opgericht in het kader van de FAO, terwijl andere los van deze organisatie staan. Van de eerstgenoemde hebben sommige een zuiver adviserend karakter, zonder eigen administratieve organisatie (b.v. CECAF [1]), terwijl andere beheersbevoegdheden, een autonome structuur en een eigen begroting hebben (b.v. IOTC [2]). De meeste van deze organisaties hebben een bevoegdheid op het gebied van de instandhouding en het beheer van de visbestanden.

[1] Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan.

[2] Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan.

Sommige organisaties houden zich bezig met alle biologische rijkdommen in het gebied waarvoor zij bevoegd zijn (b.v. NAFO [3]), andere met slechts één bestand of groep van bestanden (b.v. ICCAT [4]). Hun geografisch bevoegdheidsgebied kan beperkt zijn tot de volle zee of de volle zee én de exclusieve economische zones (EEZ) van de kuststaten omvatten, omdat de bestanden biologisch gezien een eenheid vormen. Bepaalde organisaties bestrijken daarentegen alleen zones die onder de jurisdictie van kuststaten vallen, zoals de IBSFC [5].

[3] Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan.

[4] Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan.

[5] Internationale Visserijcommissie voor de Oostzee.

De meeste zones van de volle zee waar visserijactiviteiten worden uitgeoefend vallen momenteel onder de bevoegdheid van een RVO. Volgens een recente telling zijn er 35 RVO's, waarvan er 32 beheersactiviteiten uitoefenen die zich uitstrekken over het merendeel van de zeeën en oceanen.

Over enkele jaren zullen er RVO's zijn voor vrijwel alle gebieden van de volle zee. Momenteel staan er drie nieuwe RVO's op stapel, namelijk een voor de Zuidoostelijke Atlantische Oceaan (SEAFO), een voor de Zuidwestelijke Atlantische Oceaan en een voor de Centraalwestelijke Stille Oceaan.

2.2.3. Structuur en bevoegdheden

Er is bij de RVO's een duidelijke wil waarneembaar om hun structuur en hun besluitvormingautonomie te versterken. Dit is met name het geval in het kader van het NEAFC-Verdrag [6], waar momenteel aan een herziening van de structuren wordt gewerkt en een onafhankelijk secretariaat is ingesteld, en van de GFCM, die weldra over een zelfstandige begroting zal beschikken. Bij de CECAF is een studie met betrekking tot een soortgelijke ontwikkeling aan de gang.

[6] Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan.

Een typische RVO-structuur bestaat uit de volgende organen :

  • een uitvoerend orgaan (commissie), dat onder meer is belast met de vaststelling van maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de bestanden,
  • een wetenschappelijk orgaan, dat is belast met het verstrekken van wetenschappelijke adviezen en aanbevelingen met het oog op de uitwerking en vaststelling van instandhoudingsmaatregelen [7],

[7] Met uitzondering van de NEAFCen de IBSFC, die een beroep doen op een onafhankelijke organisatie, de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES).

  • een secretariaat, dat de administratie van de organisatie verzorgt,
  • een aantal ondersteunende organen, dat de werkzaamheden voorbereidt (comité financiën, uitvoeringscomité, comité voor de statistiek .....).

Deze organen bestaan uit vertegenwoordigers van de aangesloten partijen, die zich door deskundingen en adviseurs kunnen laten bijstaan. Zij komen ten minste eenmaal per jaar in voltallige vergadering bijeen. Voorafgaand daaraan is er meestal een vergadering van het wetenschappelijk orgaan. Deze gewone vergaderingen kunnen worden aangevuld met buitengewone vergaderingen, wanneer de RVO met specifieke problemen wordt geconfronteerd. Daarnaast zijn er ook nog technische of wetenschappelijke werkgroepen, die met name tussen de plenaire zittingen actief zijn en waarvan het aantal nog steeds toeneemt.

2.3. De RVO's, smeltkroes van rechtsregels voor het beheer van de visbestanden

De RVO's zijn de hoeksteen van een steeds belangrijker wordende regelgeving voor de visbestanden.

2.3.1. Maatregelen die gelden voor de aangesloten partijen

De RVO's stellen hoofdzakelijk op basis van wetenschappelijke adviezen maatregelen voor de instandhouding en het beheer vast volgens een besluitvormingsprocedure die kan variëren (consensus, gewone meerderheid, gekwalificeerde meerderheid). Deze maatregelen omvatten, naast technische maatregelen (betreffende o.a. maaswijdte of minimummaten), geregeld ook de vaststelling van totaal toegestane vangsten en regels voor de verdeling tussen de aangesloten partijen. Voorbeelden hiervan zijn de regelingen voor blauwvintonijn in het kader van de ICCAT, zwarte heilbot in het kader van de NAFO, blauwe wijting in het kader van de NEAFC of Antarctische ijsvis in het kader van de CCAMLR.

Het belangrijkste aspect van deze maatregelen is hun dwingende karakter, waardoor zij na goedkeuring bindend worden voor de aangesloten partijen die geen gebruik hebben gemaakt van de bezwaarmogelijkheid waarin de statuten van de RVO's meestal voorzien.

De RVO's beschikken over beheersinstrumenten (toezicht op de vangsten, statistische programa's, controle op de handelsstromen) die hen in staat stellen de tenuitvoerlegging van de instandhoudingsmaatregelen door de partijen te volgen.

Daarnaast zetten zij inspectie-, controle- en toezichtregelingen op om de naleving van de maatregelen door de partijen in het algemeen te verifiëren. Deze regelingen omvatten procedures voor het aanhouden en inspecteren van schepen, die de samenwerking tussen de aangesloten partijen versterken.

Afgezien van hun bevoegdheden inzake het eigenlijke beheer van de visbestanden, zien de RVO's zich ook soms geplaatst voor de taak een interpretatie te geven van de algemene beginselen of juridische begrippen die voortvloeien uit de Gedragscode van de FAO en het Verdrag van New York, deze te preciseren en in praktijk te brengen. Hierbij kan worden gedacht aan het begrip "staten met een reëel belang bij de betrokken visserij", de voorzorgsaanpak, het doorzichtigheidsbeginsel, de verplichtingen van de vlaggenstaat of de vreedzame regeling van geschillen.

2.3.2. Maatregelen die aan niet-aangesloten partijen kunnen worden tegengeworpen

In dit verband moet bijzondere aandacht worden besteed aan maatregelen van de RVO's om vaartuigen van niet-aangesloten (niet-samenwerkende) partijen ervan te weerhouden de verwezenlijking van de in het kader van het beheer van de visbestanden gestelde doeleinden in gevaar te brengen.

Deze aandacht is des te noodzakelijker omdat het steeds dwingender karakter van de door RVO's genomen beheersmaatregelen tot het ongewenste effect kan leiden dat bepaalde reders hun vaartuigen omvlaggen naar een derde land dat geen lid van de RVO is.

Dit zogeheten verschijnsel van de "goedkope vlag" heeft belangrijke implicaties voor de visserijsector, niet alleen omdat het de mededingingsvoorwaarden vervalst, maar ook omdat het de inspanningen inzake het beheer van de visbestanden die door de bij de RVO's aangesloten staten worden geleverd, teniet dreigt te doen.

Hoewel het internationale recht berust op het principe dat internationale overeenkomsten of verdragen geen verplichtingen kunnen scheppen voor niet-aangesloten partijen, erkent het toch de verplichting tot samenwerking. De georganiseerde internationale gemeenschap moet zich dus overeenkomstig dit internationale recht voorzien van middelen om de activiteiten te ontmoedigen van de vaartuigen die de vlag voeren van staten die geen lid (van een RVO) zijn of er niet aan deelnemen, welke de doeltreffendheid van de door deze organisaties genomen instandhoudings- en beheersmaatregelen in gevaar brengen. (FAO-Gedragscode, punt 7.7.5).

Voor de RVO's is bijgevolg een zeer belangrijke rol weggelegd wat betreft het nemen van maatregelen die door de staten ten uitvoer kunnen worden gelegd, en dit om unilaterale acties op de volle zee te voorkomen. Zij leveren aldus een bijdrag tot de totstandkoming en de tenuivoerlegging van internationale rechtsregels op zeer uiteenlopende gebieden. De ICCAT bijvoorbeeld, heeft onlangs aanbevelingen voor de internationale handel in blauwvintonijn aangenomen die rechtstreeks gericht zijn tot niet-aangesloten partijen.

Actuele vraagstukken die in de RVO's aan de orde zijn, betreffen de toegang tot de havens en het verbod op de aanvoer van onwettige vangsten, de toegang tot de markt, en daarmee samenhangende de mogelijkheid om handelssancties toe te passen tegen staten die weigeren hun medewerking te verlenen en de problematiek van maatregelen waarmee nationale jurisdictieaspecten gemoeid zijn. Ook de inspectie- en controlemaatregelen die voortvloeien uit de bepalingen van de Overeenkomst van New York, die aan niet bij de RVO's aangesloten partijen die de overeenkomst hebben bekrachtigd, zullen kunnen worden tegengeworpen wanneer deze overeenkomst in werking treedt, mogen niet uit het oog worden verloren.

  • 3. 
    Noodzakelijke grotere aanwezigheid van de Gemeenschap in de RVO's

Wegens de eeuwenoude verre-visserijactiviteiten van de vloot van bepaalde lidstaten, het belang van het geheel van deze vloten, die samen de vierde visserijmogendheid op wereldvlak vormen, de afhankelijkheid van deze vloten van de visserij op grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden, en de aangegane internationale verbintenissen, heeft de Gemeenschap in de RVO's een zeer belangrijk rol te spelen. Ook moet erop worden gewezen dat de Gemeenschap niet alleen zelf visserijactiviteiten ontplooit maar ook naast de Verenigde Staten en Japan, één van de drie grote afzetmarkten voor de wereldproductie is en daarom de plicht heeft aan de totstandkoming van een verantwoord visserijbeleid deel te nemen.

3.1. De Gemeenschap en de RVO's

De Gemeenschap is partij bij tien regionale visserijorganisaties en waarnemer bij twee andere (zie bijlage). Een derde van deze toetredingen heeft in de laatste vier jaar plaatsgevonden. Zij is bovendien zeer nauw betrokken bij de totstandkoming en de oprichting van de SEAFO en bij de regeling voor het zuidwestelijk deel van de Atlantische Oceaan. Zij heeft ten slotte te kennen gegeven een actieve rol te willen spelen bij de oprichting van de Organisatie voor het centraal-westelijk deel van de Stille Oceaan en heeft om toetreding tot de IATTC [8] verzocht.

[8] Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijnachtigen.

Aan deze uitbreiding van de deelneming aan RVO's ligt de wil ten grondslag om een actieve rol te spelen bij de opstelling van de maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de bestanden die door de reders uit de Gemeenschap worden bevist, ten einde te garanderen, enerzijds, dat evenveel rekening wordt gehouden met de belangen van de verre-zeevisserijlanden als met die van de kuststaten en, anderzijds, dat de in de diverse RVO's gehanteerde beginselen en begrippen coherent zijn, maar de specifieke kenmerken van elke RVO toch tot hun recht laten komen.

De deelneming aan RVO's biedt de Gemeenschap tevens de mogelijkheid de samenhang en de synergie te verzekeren met het beleid dat zij in het kader van haar bilaterale visserijbetrekkingen met derde landen voert. Zij garandeert ten aanzien van deze landen de inzet van de Gemeenschap voor een duurzaam beheer van de bestanden. In dit verband zij eveneens vermeld dat de Gemeenschap, overeenkomstig de verplichtingen die voor haar uit de Overeenkomst van New York voortvloeien, in het kader van de visserijovereenkomsten die zij met de ontwikkelingslanden heeft gesloten, financiële steun verleent om de deelneming van deze landen aan de betrokken RVO's aan te moedigen.

3.2. Uit deelneming aan de RVO's voortvloeiende verplichtingen

Deelneming aan de RVO's brengt vijf soorten verplichtingen met zich:

  • de belangen van de Gemeenschap behartigen;
  • financieel bijdragen aan de begroting en aan de werkzaamheden van de RVO's;
  • aan de werkzaamheden deelnemen;
  • de aanbevelingen omzetten;
  • de aangenomen instandhoudings- en beheersmaatregelen ten uitvoer leggen.

3.2.1. De belangen van de Gemeenschap behartigen

Krachtens artikel 300 van het Verdrag wordt de Gemeenschap vertegenwoordigd door de Commissie. Wanneer de Gemeenschap deelneemt aan de oprichting van nieuwe regionale visserijorganisaties of tot een bestaande RVO toetreedt, worden de onderhandelingen daartoe door de Commissie namens de Gemeenschap gevoerd op basis van onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad en in overleg met een door de Raad aangewezen speciaal comité.

Na de oprichting van een organisatie of na de toetreding van de Gemeenschap tot een bestaande organisatie behartigt de Commissie de belangen van de Gemeenschap in de organisatie; zij is ten aanzien van de organisaties en van de andere aangesloten partijen verantwoordelijk voor de eventuele verbintenissen die de Gemeenschap in het kader daarvan heeft aangegaan. De Commissie verdedigt daarbij de samenhang van het beleid dat zij op verschillende terreinen voert.

3.2.2. Bijdragen aan de begroting

De meeste RVO's beschikken over een eigen begroting, gefinancierd uit bijdragen van de aangesloten partijen, die worden berekend aan de hand van diverse criteria (vangsten, economische situatie van een staat). De begrotingen van bepaalde RVO's vertonen momenteel een stijgende tendens ter dekking van de administratiekosten en de kosten van de programma's voor wetenschappelijk onderzoek die de ontwikkeling van hun rol op internationaal vlak volgen. Voor de gevestigde organisaties daarentegen, wordt een zekere stabilisatie van de begrotingen waargenomen. Het lidmaatschap van een RVO brengt ook uitgaven met zich in verband met deelneming aan bijzondere werkgroepen.

Wat de Gemeenschap betreft, komt de financiële bijdrage aan de RVO's voor rekening van de Gemeenschapsbegroting. Momenteel is hiervoor 3,7 miljoen ecu uitgetrokken. Dit bedrag zal moeten worden aangepast naarmate de behoeften toenemen en de bevoegdheden van sommige RVO's worden uitgebreid.

Voor dit aspect van de deelneming van de Gemeenschap moeten dezelfde regels van exclusieve bevoegdheid gelden als voor de andere activiteiten van de RVO's, en dit niet alleen voor de vaststelling van gemeenschappelijke standpunten inzake de ontwikkeling van de begroting van elke organisatie, maar ook voor de uitoefening van het stemrecht.

De Commissie moet er bovendien op toezien dat de aan de RVO's toegekende begrotingsmiddelen correct worden gebruikt, inzonderheid in de gevallen van financiering of cofinanciering van particuliere projecten, waarvoor accountantscontroles moeten worden voorgeschreven.

3.2.3. Deelneming aan de werkzaamheden

Wanneer de Gemeenschap als aangesloten partij deelneemt aan de voltallige vergaderingen van de RVO's, is het de Commissie die namens de Gemeenschap onderhandelt, het woord voert en stemt, op basis van "gemeenschappelijke standpunten" die door de Raad op basis van voorstellen van de Commissie zijn vastgesteld. Om de samenhang van de communautaire aanpak in de verschillende RVO's te garanderen, stelt de Commissie namelijk voorstellen voor gemeenschappelijke standpunten over elk van de behandelde thema's op, met inachtneming van de verbintenissen die de Gemeenschap in andere internationale organisaties heeft aangegaan.

De Commissie wordt ter gelegenheid van de vergaderingen vergezeld van deskundigen van de lidstaten en blijft via coördinatievergaderingen ter plaatse voortdurend met hen in contact, om de standpunten bij te schaven en ze zo nodig aan te passen indien zich onvoorziene ontwikkelingen voordoen.

Behalve aan de voltallige vergaderingen van de RVO's, neemt de Commissie ook deel aan de werkzaamheden van de ondersteunende organen en aan de werkgroepen. Zij moet ten slotte zorgen voor vertegenwoordiging op de vergaderingen van de wetenschappelijke raden, hetzij met eigen personeel, hetzij met bijstand van wetenschappers van de lidstaten.

3.2.4. Omzetting van de aanbevelingen

Wanneer er geen bezwaar tegen wordt aangetekend, worden maatregelen (aanbevelingen) van een RVO waaraan de Gemeenschap deelneemt, voor haar bindend zodra ze krachtens de regels van deze RVO verbindend zijn.

Om uitvoerbaar te zijn, moeten deze maatregelen in de communautaire regelgeving worden opgenomen.

3.2.5. Toepassing van de instandhoudings- en beheersmaatregelen

De Commissie ziet toe op de gelijkvormige en doeltreffende uitvoering van de aanbevelingen door de lidstaten.

Overeenkomstig de communautaire regelgeving valt de toepassing van de door de RVO's aangenomen instandhoudings- en beheersmaatregelen onder de bevoegdheid van de lidstaten, die deze maatregelen, omgezet in Gemeenschapsrecht, op dezelfde wijze moeten toepassen als de voor het beheer van de interne bestanden vastgestelde maatregelen. Zo gelden, bijvoorbeeld, voor het beheer van de quota, dezelfde regelingen als voor het beheer van de quota in de wateren van de Gemeenschap (verzameling van vangstgegevens, sluiting van de visserij, enz......). Ook wat betreft de controle op de visserijactiviteit van de communautaire vaartuigen op de volle zee is dit zo.

  • 4. 
    Complementariteit tussen de Commissie en de lidstaten bij de verdeling van de taken

Daar de bevoegdheden van de RVO's steeds talrijker worden en zij steeds meer taken krijgen, zullen ook de vertegenwoordigingscapaciteit van de Gemeenschap, het aantal om te zetten aanbevelingen en de verplichtingen, met name inzake de mededeling van gegevens, inspectie en controle, toenemen.

Om deze internationale verplichtingen te verzoenen met de beperkingen van de financiële en personele middelen waarmee de communautaire instellingen geconfronteerd worden, is een nauwkeuriger afbakening noodzakelijk van de respectieve taken van de Commissie en de lidstaten, op basis van een heroriëntering van de Commissie op haar primaire taken en zonder te raken aan de verantwoordelijkheden van de Gemeenschap op internationaal vlak.

Deze verdeling doet niets af aan het feit dat de Gemeenschap in de RVO's de enige verantwoordelijke gesprekspartner blijft voor de bescherming en het beheer van de bestanden.

4.1. Heroriëntering van de Commissie op haar primaire taken

4.1.1. Vertegenwoordiging van de Gemeenschap

De Commissie vertegenwoordigt de Gemeenschap in de vergaderingen van de RVO's en moet aanwezig blijven in de vergaderingen waar besluiten worden genomen om met één stem het communautaire standpunt te vertolken. Deze taak kan zij niet aan de lidstaten overdragen. Zij zal dus ook in de toekomst een adequate vertegenwoordiging moeten aanhouden in de twaalf RVO's waarvan zij lid zal zijn.

Deze vertegenwoordigende functie omvat niet alleen het aanwezig zijn op alle vergaderingen, maar vergt ook een aanzienlijke hoeveelheid voorbereidend werk, zowel van redactionele aard (voorbereiding van het gemeenschappelijk standpunt over de agendapunten en ontwerp-aanbevelingen) als van relationele aard (coördinatie met de lidstaten, informele contacten met de andere aangesloten partijen).

4.1.2. Wetgevende taken

De omzetting van de aanbevelingen in communautaire wetgeving is om twee redenen noodzakelijk; enerzijds om duidelijke en nauwkeurige verplichtingen vast te stellen voor de vissers uit de Gemeenschap en, anderzijds, om op communautair niveau de rol van de lidstaten en de Commissie in de toepassing van deze aanbevelingen te verduidelijken.

De omzetting gebeurt in de vorm van verordeningen van de Raad die worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordeningen hebben vooral betrekking op de vaststelling van TAC's en quota, technische maatregelen en controlemaatregelen.

De omvang van deze regelgeving neemt jaar na jaar toe als gevolg van het groeiende aantal aanbevelingen dat door deze organisaties worden aangenomen en het aantal RVO's waarvan de Gemeenschap lid is.

Naast het kwantitatieve aspect, is er ook nog het aspect van de tijdsdruk. De Gemeenschap moet namelijk om aan haar verplichtingen te voldoen en de rechtszekerheid van haar vissers te garanderen, de aanbevelingen uitvoeren zodra ze in werking zijn getreden, hetgeen de kwestie van de termijnen voor de procedure tot goedkeuring van de verordeningen van de Raad aan de orde stelt.

Daarom is het noodzakelijk dat de communautaire instanties zich grondig beraden over de manier waarop de omzetting van deze aanbevelingen in de communautaire regelgeving kan worden vereenvoudigd en gerationaliseerd.

Een van de mogelijkheden die kunnen worden bestudeerd, bestaat erin dat de Raad de Commissie de bevoegdheid verleent om verordeningen vast te stellen ter uitvoering van definitieve besluiten van RVO's waarbij de Gemeenschap is aangesloten. De Commissie zou pas kunnen optreden als een dergelijk besluit voor de Gemeenschap verbindend is geworden, met andere woorden wanneer de Gemeenschap binnen de in de statuten van de organisatie bepaalde termijn geen bezwaar heeft aangetekend.

De Commissie zou de aanbevelingen vooraf moeten melden aan de Raad, hetgeen nu reeds gebeurt, en aan het Europees Parlement, wat de transparantie van haar optreden zou waarborgen en de Gemeenschap in staat zou stellen om, zo nodig, haar recht van bezwaar uit te oefenen.

4.2. Verdeling van de taken inzake het verzamelen en beheren van gegevens

4.2.1. Verstrekking van gegevens

Elke aangesloten partij moet een aantal gegevens betreffende de activiteiten van haar vloot meedelen aan de RVO's, opdat deze de vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen kunnen beheren. Deze gegevens zijn van verschillende aard: gegevens betreffende de vangsten en de geleverde visserij-inspanning, lijst van de vaartuigen die mogen vissen, statistische gegevens en bemonsteringsgegevens.

In de praktijk is het zo dat de lidstaten deze gegevens bij de vaartuigen verzamelen en ze naar de Commissie zenden, die ze op haar beurt aan de RVO's soorzendt. De Commissie is met andere woorden het tussenstation tussen de RVO's en de lidstaten, op grond van het feit dat zij de Gemeenschap vertegenwoordigt en als enige voor de uitvoering van haar verplichtingen verantwoordelijk is. Het aantal gegevensverstrekkingen vertoont een stijgende tendens en in bepaalde gevallen is de Commissie niet meer dan een "brievenbus", hoewel zij daarvoor toch aanzienlijke personele middelen moet inzetten.

Daarom zou kunnen worden overwogen een onderscheid te maken tussen twee soorten gegevens:

  • administratieve gegevens en
  • gegevens voor statistische en voor wetenschappelijke doeleinden.

De Commissie is van oordeel dat elke lidstaat de gegevens voor statistische doeleinden die op hem betrekking hebben en die in het kader van de verplichtingen van de Gemeenschap moeten worden meegedeeld, rechtstreeks zou moeten kunnen verstrekken. De Commissie zou er een kopie van krijgen. Ze zou alleen optreden indien zich moeilijkheden voordoen bij het doorzenden van de gegevens of indien de gegevens op communautair niveau moeten worden gebundeld. Voorts zou het doorzenden van deze gegevens kunnen worden vergemakkelijkt en versneld door gebruik te maken van passende automatiseringsinstrumenten.

De Gemeenschap moet er echter voor zorgen dat de te verzamelen gegevens zowel kwalitatief als kwantitatief homogeen zijn, teneinde de compatibiliteit ervan te garanderen en het beginsel van gelijke behandeling van de lidstaten in acht te nemen.

4.2.2. Deelneming aan de technische en wetenschappelijke comités

De Commissie beschikt niet over voldoende wetenschappelijk en technisch personeel om aan alle comités van de RVO's deel te nemen. Rekening houdende met de verdeling van de bevoegdheden inzake onderzoek, zou zij zich op deze vergaderingen dus kunnen laten vertegenwoordigen door technische of wetenschappelijke deskundigen van de lidstaten, die de taak op zich zouden nemen het standpunt van de Gemeenschap te coördineren. Dat gebeurt nu reeds bij de vergaderingen van de wetenschappelijke raden van de NAFO en de ICCAT. De Commissie bepaalt dan achteraf het politieke standpunt van de Gemeenschap op basis van de resultaten van deze werkzaamheden. Een dergelijke regeling met de lidstaten zou een oplossing kunnen zijn voor het tekort aan wetenschappelijk personeel van de Commissie.

Om de deelneming van nationale wetenschappelijke onderzoekers doorzichtig te maken, zouden de voorwaarden ervan, alsook die van de informatieverspreiding na afloop, in onderling overleg door de Commissie en de Raad moeten worden vastgesteld.

4.3. Inspectie- en controleregelingen

Een logisch gevolg van een verantwoord en duurzaam beheer van de visbestanden is de controle op de visserijactiviteit. De ontwikkeling van de rol van de RVO's is gepaard gegaan met een toename van de controleproblemen die van dit aspect een zeer prangende kwestie heeft gemaakt. Zonder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap voor visserij - en dus de rol van de Commissie - ter discussie te stellen, zij erop gewezen dat de toepassing van de controlemaatregelen, en met name van de inspectie- en controleregeling in het kader van hun rechtshandhavingsbevoegdheden als vlaggestaat, in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de lidstaten is.

Deze taakverdeling, die officieel is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 2847/93, is opnieuw bevestigd en nader omschreven in het kader van de in december 1998 door de Raad aangenomen wijziging van de verordening waarbij de visserijcontroleregeling is aangescherpt en waarin het principe van de verantwoordelijkheid van de vlaggestaat ten aanzien van zijn vaartuigen die in de wateren van derde landen of in internationale wateren vissen, nog eens is herhaald.

Zo geldt met name in de NAFO een inspectie- en controleregeling voor de uitvoering waarvan een taakverdeling tussen de Commissie en de lidstaten is vastgesteld [9]. De Commissie beheert eveneens de experimentele waarnemersregeling van de Europese Gemeenschap voor vissersvaartuigen van de Gemeenschap die in de NAFO-zone vissen. Tenslotte huurt de Commissie, met het oog op de versterking van de samenwerking op controlegebied tussen de Gemeenschap en Canada, sedert enkele jaren ook een inspectievaartuig. De laatste jaren hebben sommige lidstaten de communautaire actie ondersteund door voor de inspectieregeling personele en materiële middelen ter beschikking te stellen.

[9] Verordening (EEG) nr. 1956/88 van de Raad van 9 juni 1988 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van de door de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vastgestelde Regeling inzake gemeenschappelijke internationale inspectie.

De deelneming van de Commissie aan de tenuitvoerlegging van de NAFO-inspectieregeling en van de waarnemersregeling vereist de aanwezigheid van twee voltijdse communautaire inspecteurs in het betrokken inspectiegebied en de permanente inzet van personeel in Brussel voor de operationele ondersteuning.

Dergelijke investering, die gerechtvaardigd was wegens de voortrekkersfunctie van de NAFO zowel als door de bijzonder ernstige situatie van de bestanden in deze zone en van de betrekkingen tussen de Gemeenschap en Canada in het begin van de jaren 90, kan echter niet worden aangehouden voor de inspectie- en waarnemingsregelingen die andere RVO's zoals de NEAFC, in november 1998, vroeg of laat zullen invoeren.

Volgens de door de Commissie vastgestelde algemene beleidslijnen is het namelijk noodzakelijk dat de Commissie zich op dit gebied heroriënteert op haar voornaamste taken, namelijk toezicht op en coördinatie van de toepassing van de inspectie- en waarnemersregelingen door de lidstaten, en de taken op het gebied van directe controle, d.w.z. de uitvoering van deze regelingen, tracht af te stoten.

De lidstaten zullen dan, in overeenstemming met hun verantwoordelijkheden inzake controle, moeten toezien op de aanwending van de materiële middelen (inspectie- of surveillancevaartuigen), personele middelen (inspecteurs, waarnemers) en financiële middelen die nodig zijn voor de invoering van deze nieuwe inspectie- en controleregelingen en waarnemersregeling. Het betreft hier directe uitgaven van de lidstaten, die geen bijdrage aan de begrotingen van de RVO's vormen.

De Commissie zou vervolgens geval per geval tijdelijke maatregelen kunnen vaststellen om de invoering van nieuw beleid of nieuwe inspectie-, controle- en waarnemersregelingen te vergemakkelijken, gekoppeld aan de voorwaarde dat deze taken geleidelijk door de lidstaten worden overgenomen. De Commissie zou daarnaast kunnen interveniëren om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld door een inspectievaartuig te huren.

  • 5. 
    Slotopmerkingen

De wil van de Gemeenschap om haar rol op internationaal vlak te versterken bevestigt, voor de visserijsector en inzonderheid voor het beheer van de visbestanden van de volle zee, de verbintenissen die de Gemeenschap heeft aangegaan door het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties en de andere internationale akten ter aanvulling van dit verdrag te ratificeren. De middelen om dit voornemen te concretiseren, zijn :

  • een sterke en onmisbare aanwezigheid in en een actieve deelneming van de Gemeenschap aan de regionale visserijorganisaties, in overeenstemming met haar exclusieve bevoegdheid voor buitenlandse betrekkingen op visserijgebied;
  • het ter beschikking stellen door de Commissie en door de lidstaten van de nodige personele en materiële middelen voor een effectieve deelneming aan de werkzaamheden van de RVO's;
  • vaststelling van voorwaarden voor de omzetting van de aanbevelingen van de RVO's die zowel de doeltreffendheid als de doorzichtigheid van de procedure garanderen;
  • totstandbrenging van een nauwe, heldere samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten op basis van een heroriëntering van de activiteiten van de Commissie op haar oorspronkelijke taken, namelijk vertegenwoordiging om de belangen van de Unie en van de vissers uit de Unie te verdedigen, en de taken op het gebied van de wetgeving;
  • de overname door de lidstaten van de verplichtingen inzake de controle, zowel wat de financiering als wat de materiële en de personele middelen betreft; de in het geval van de NAFO gevolgde werkwijze moet worden gezien als een uitzondering, die zo snel mogelijk zal moeten worden beëindigd.

BIJLAGE

LIJST VAN REGIONALE VISSERIJORGANISATIES

waarbij de Gemeenschap partij of waarnemer is

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

FINANCIEEL MEMORANDUM

  • 1. 
    TITEL VAN DE MAATREGEL

Deelneming van de Gemeenschap aan regionale visserijorganisaties

  • 2. 
    BEGROTINGSLIJNEN

Titel I A2 A4 A5 A7

A 7000

A 7002

A 7003

A 7010

B7-8001

B2-902

  • 3. 
    JURIDISCHE GRONDSLAG

B7-8001:

  • Internationale visserijorganisaties waarbij de Europese Gemeenschap partij is:

Besluit van de Raad van 4 september 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (PB L 252 van 5.9.1981) (CCAMLR).

Besluit van de Raad van 13 december 1982 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake de instandhouding van zalm in de Noordatlantische Oceaan (PB L 378 van 31.12.1982, blz. 24) (NASCO).

Besluit van de Raad van 25 juli 1983 betreffende de toetreding van de Gemeenschap tot het Verdrag inzake de visserij en de instandhouding van de levende rijkdommen van de zee in de Oostzee en de Belten (PB L 237 van 26.8.1983, blz. 4) (IBSFC).

Besluit van de Raad van 9 juni 1986 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het internationaal verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen, gewijzigd bij het protocol gehecht aan de op 10 juli 1984 te Parijs ondertekende slotakte van de Conferentie van gevolmachtigden van de Staten die partij zijn bij het Verdrag (PB L 162 van 18.6.1986, blz. 33) (ICCAT).

Besluit van de Raad van 13 juli 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (PB L 227 van 12.8.1981, blz. 21) (NEAFC).

Voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).

Verordening (EEG) nr. 3179/78 van de Raad van 28 december 1978 betreffende de sluiting door de Europese Economische Gemeenschap van het Verdrag inzake de toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (PB L 378 van 30.12.1978, blz. 1) (NAFO).

Besluit van de Raad van 18 september 1995 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot de overeenkomst tot oprichting van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (PB L 236 van 5.10.1995, blz. 24) (IOTC).

Besluit 98/416/EG van de Raad van 16 juni 1998 betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (PB L 190 van 4.7.1998, blz. 34) (GFCM).

Voorbereidende werkzaamheden voor de nieuwe internationale visserijorganisaties (IATTC, SEAFO) en voor de internationale visserijorganisaties waarin de Gemeenschap het statuut van waarnemer heeft (ICES, IWC, OESO).

B2-902:

Verordening (EEG) nr. 1956/88 van de Raad van 9 juni 1988 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van de door de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) vastgestelde regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie (PB L 175 van 6.7.1988, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 436/92 (PB L 54 van 28.2.1992, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 3069/95 van de Raad van 21 december 1995 tot vaststelling van een waarnemingsregeling van de Europese Gemeenschap voor vissersvaartuigen uit de Gemeenschap die vissen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (PB L 329 van 30.12.1995, blz. 5).

  • 4. 
    OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

4.1 Algemene doelstelling van de maatregel

De exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap inzake visserij brengt met zich dat zij als partij moet toetreden tot een steeds groter aantal regionale visserijorganisaties, waarvan de activiteiten voortdurend uitgebreider worden.

Momenteel is de Gemeenschap partij bij tien regionale visserijorganisaties en waarnemer bij twee andere. De bedoeling van dit beleid van intensieve deelneming is actief mee te werken aan de totstandkoming van maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de bestanden die door reders uit de Gemeenschap worden bevist, ten einde te garanderen, enerzijds, dat gelijkelijk rekening wordt gehouden met de belangen van de verre zeevisserijlanden en die van de kuststaten en, anderzijds, dat de in de verschillende regionale visserijorganisaties toegepaste beginselen coherent zijn, met inachtneming evenwel van de specifieke kenmerken van elke organisatie.

Deelneming aan de regionale visserijorganisaties brengt vijf soorten verplichtingen met zich:

  • behartiging van de belangen van de Gemeenschap (deel A van de begroting): de Commissie vertegenwoordigt de Gemeenschap in de vergaderingen van de regionale visserijorganisaties en moet aanwezig zijn op de vergaderingen waar besluiten worden genomen, om met één stem het standpunt van de Gemeenschap te verdedigen. De Commissie zorgt ook voor de voorbereiding van de teksten en voor de voorbereidende contacten;
  • financiële bijdrage in de begroting en de financiering van werkzaamheden van de regionale visserijorganisaties (Begrotingslijn B7-8001);
  • deelneming aan de werkzaamheden van de regionale visserijorganisaties (Begrotingslijn B7-8001): aangezien de Commissie niet kan beschikken over voldoende technisch en wetenschappelijk personeel om aan alle vergaderingen van de technische en wetenschappelijke comités van de regionale visserijorganisaties deel te nemen en er inzake onderzoek een bevoegdheidsverdeling bestaat, laat de Commissie zich in deze comités vertegenwoordigen door deskundigen van de lidstaten;
  • omzetting van de aanbevelingen in het Gemeenschapsrecht (deel A van de begroting): deze op de Commissie rustende plicht is noodzakelijk om de vissers uit de Gemeenschap nauwkeurig aan te geven wat hun verplichtingen zijn, enerzijds, en om de rol van de lidstaten en de Commissie bij de uitvoering van deze aanbevelingen duidelijk te omschrijven.

Deze omzetting vindt plaats in de vorm van verordeningen van de Raad die worden bekendgemaakt in het PBEG;

  • tenuitvoerlegging van de aangenomen instandhoudings- en beheersmaatregelen (begrotingslijn B2-902).

4.2 Periode waarvoor de maatregel geldt en wijze van verlenging

Onbepaald

  • 5. 
    INDELING VAN DE UITGAVEN/ONTVANGSTEN

5.1 Verplichte uitgaven: B7-8001/Niet-verplichte uitgaven: deel A

B2-902

5.2 Gesplitste kredieten: B7-8001

B2-902

Niet-gesplitste kredieten: partie A

5.3 Aard van de verwachte ontvangsten: geen

  • 6. 
    AARD VAN DE UITGAVEN/ONTVANGSTEN
  • B7-8001: subsidie van 100%
  • B2-902: financiering van 100%
  • Partie A: financiering van 100%
  • 7. 
    FINANCIËLE CONSEQUENTIES

7.1 Wijze van berekening van de totale kosten van de maatregel, bepaling van de kosten per eenheid

7.2 Uitsplitsing van de kosten van de maatregel

Vastleggingskredieten in miljoen euro (lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.3 Operationele uitgaven voor studies, deskundigen, enz., deel uitmakend van deel B van de begroting

Vastleggingskredieten in miljoen euro, tot 3 cijfers na de komma

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.4 Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten

Kredieten in miljoen euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • 8. 
    VOORSCHRIFTEN OM FRAUDE TEGEN TE GAAN

Sluiting van overeenkomsten met de internationale visserijorganisaties om auditclausules op te nemen voor de tenuitvoerlegging van specifieke maatregelen/projecten.

  • 9. 
    GEGEVENS INZAKE KOSTEN-BATENANALYSE

9.1 Specifieke kwantificeerbare doelstellingen, doelgroep

  • Specifieke doelstellingen: Actieve deelneming van de Europese Gemeenschap aan de internationale visserijorganisaties die belast zijn met de instandhouding op lange termijn en de duurzame exploitatie van de levende rijkdommen van de volle zee.
  • Doelgroep: - Internationale visserijorganisaties waarbij de Gemeenschap het statuut van partij of waarnemer heeft (IOTC, CCAMLR, GFCM, FAO, IBSFC, ICES, IWC, NAFO, NASCO, NEAFC, ICCAT, SEAFO).
  • De visserijvloot voor de volle zee.

9.2 Motivering van de maatregel

  • De bijdrage uit de communautaire begroting is noodzakelijk, inzonderheid in verband met het subsidiariteitsbeginsel: daar de Gemeenschap de exclusieve bevoegdheid op het gebied van de visserij heeft, moet zij deze externe bevoegdheid uitoefenen en aanwezig zijn in deze organisaties, om er de belangen van de communautaire vloot te verdedigen en haar engagement voor de instandhouding van de bestanden te benadrukken.

9.3 Het volgen en evalueren van de maatregel

De internationale visserijorganisaties dienen elk jaar bij de partijen ontwerp-begrotingen in. Daardoor heeft de Commissie de mogelijkheid om deze ontwerpen te onderzoeken, te verifiëren en er haar mening over te geven. Ook de uitvoering van de begroting wordt elk jaar door de partijen onderzocht.

Voorts sluit de Commissie met de internationale organisaties overeenkomsten af over auditclausules voor de tenuitvoerlegging van specifieke maatregelen of projecten voor de financiering waarvan de Europese Gemeenschap financiële steun verleent.

Dank zij deze clausules kan de Commissie voor elk geval ter plaatse de uitvoering verifiëren van deze projecten/maatregelen die zij mee financiert.

  • 10. 
    HUISHOUDELIJKE UITGAVEN (DEEL A VAN AFDELING III VAN DE ALGEMENE BEGROTING)

10.1 Effect op de werkgelegenheid

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De administratieve middelen zullen effectief ter beschikking worden gesteld bij een jaarlijkse beschikking van de Commissie over de toewijzing van de middelen, op grond van, met name, de middelen en de aanvullende bedragen die door de Begrotingsautoriteit zullen zijn toegekend.

Voor de aanvullende middelen moet worden aangegeven volgens welk tijdschema zij effectief moeten worden gemobiliseerd.

1 A; 1 gedetacheerd nationaal deskundige; 1 B (vanaf 2000)

2 A; 1 hulpfunctionaris A; 1 B (vanaf 2001)

10.2 Totale financiële consequenties van de aanvullende personele middelen

(in euro)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.3 Verhoging van andere huishoudelijke uitgaven als gevolg van de actie, met name indirecte kosten in verband met vergaderingen van comités en groepen van deskundigen

(in euro)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.