Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

32003L0055

Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG

Publicatieblad Nr. L 176 van 15/07/2003 blz. 0057 - 0078

Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 26 juni 2003

betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, artikel 55 en artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas(4) heeft aanzienlijk bijgedragen tot de totstandkoming van de interne markt voor gas.
  • (2) 
    Uit de ervaring die met de uitvoering van deze richtlijn is opgedaan, blijkt dat de interne markt voor gas voordelen kan opleveren in de vorm van verbeterde efficiëntie, prijsverlagingen, kwalitatief betere dienstverlening en toegenomen concurrentie. Er zijn evenwel nog belangrijke tekortkomingen en mogelijkheden tot verbetering van de werking van de markt, met name door het vaststellen van concrete maatregelen om gelijke concurrentievoorwaarden te waarborgen en het risico van marktdominantie en marktondermijnend gedrag te beperken, niet-discriminerende transmissie en distributietarieven te garanderen doordat toegang tot het net wordt verleend op basis van tarieven die gepubliceerd worden voordat ze in werking treden, en de rechten van kleine en kwetsbare afnemers te beschermen.
  • (3) 
    Tijdens zijn bijeenkomst van 23 en 24 maart 2000 in Lissabon heeft de Europese Raad gevraagd om een snelle voortgang van de voltooiing van de interne markt voor de elektriciteits- en gassector en om een versnelling van de liberalisering in deze sectoren met het oog op de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt op deze gebieden. In zijn resolutie van 6 juli 2000 over het tweede verslag van de Commissie betreffende de stand van de liberalisering van de energiemarkten heeft het Europees Parlement de Commissie verzocht een gedetailleerd tijdschema vast te leggen voor de verwezenlijking van nauwkeurig omschreven doelstellingen met het oog op een geleidelijke maar volledige liberalisering van de energiemarkt.
  • (4) 
    Met de rechten die de Europese burgers in het EG Verdrag worden gegarandeerd op het gebied van het vrij verkeer van goederen, de vrijheid van dienstverlening en de vrijheid van vestiging, is evenwel alleen een volledig opengestelde markt in overeenstemming waarop alle consumenten hun leveranciers vrijelijk kunnen kiezen en alle aanbieders vrijelijk aan hun klanten leveren.
  • (5) 
    Tegen de achtergrond van de verwachte grotere afhankelijkheid met betrekking tot het verbruik van aardgas, dient aandacht te worden besteed aan initiatieven en maatregelen om wederzijdse regelingen voor de toegang tot de netten van derde landen en integratie van de markt aan te moedigen.
  • (6) 
    De voornaamste hinderpalen voor de totstandbrenging van een volledig en operationele competitieve interne markt betreffen de toegang tot het netwerk, de toegang tot opslagfaciliteiten, de tarifering, de interoperabiliteit van systemen en een van lidstaat tot lidstaat uiteenlopende mate van openstelling van de markt.
  • (7) 
    Voor een goed werkende concurrentie is vereist dat de toegang tot het netwerk niet-discriminerend en transparant is en tegen redelijke prijzen kan geschieden.
  • (8) 
    Voor de voltooiing van de interne gasmarkt, is niet-discriminerende toegang tot het netwerk van de transmissie en de distributiesysteembeheerders van het grootste belang. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder kan een of meer bedrijven omvatten.
  • (9) 
    Indien een gasbedrijf dat transmissie-, distributie-, opslag- of LNG-activiteiten verricht qua rechtsvorm onderscheiden is van de bedrijven die productie- en/ofleveringsactiviteiten verrichten, kunnen de aangewezen systeembeheerders het bedrijf zijn dat de infrastructuur bezit.
  • (10) 
    Met het oog op een efficiënte en niet-discriminerende toegang tot het netwerk moeten de transmissie en distributiesystemen, in het geval van verticaal geïntegreerde bedrijven, door juridisch gescheiden entiteiten worden beheerd. De Commissie beoordeelt maatregelen van gelijke werking die de lidstaten vaststellen teneinde deze doelstelling te bereiken en zij dient, waar nodig, voorstellen tot wijziging van deze richtlijn in.

Ook moeten transmissie- en distributiesysteembeheerders beschikken over effectieve bevoegdheden om besluiten te nemen met betrekking tot de voor het onderhoud, het beheer en de ontwikkeling van de netwerken benodigde activa wanneer deze activa eigendom zijn van en geëxploiteerd worden door verticaal geïntegreerde bedrijven.

Het is echter van belang een onderscheid te maken tussen die juridische scheiding en de scheiding van eigendomsrechten. Juridische scheiding impliceert geen verandering van de eigendom van de activa, en niets staat soortgelijke of identieke arbeidsvoorwaarden voor het gehele verticaal geïntegreerde gasbedrijf in de weg. Niettemin dient een niet-discriminerend besluitvormingsproces te worden gecreëerd via organisatorische maatregelen betreffende de onafhankelijkheid van de verantwoordelijken die met de besluitvorming zijn belast.

  • (11) 
    Teneinde kleine distributiebedrijven geen onevenredige financiële en administratieve lasten op te leggen, dienen de lidstaten, waar nodig, in staat te zijn deze bedrijven te ontheffen van de wettelijke ontvlechtingsvoorschriften inzake distributie.
  • (12) 
    Teneinde het voor een in een lidstaat gevestigd gasbedrijf makkelijker te maken om contracten te sluiten voor de levering van gas aan in aanmerking komende afnemers in een andere lidstaat, dienen de lidstaten en, indien van toepassing, de nationale regelgevende instanties te werken aan de totstandbrenging van homogenere voorwaarden en een gelijke mate van keuzevrijheid op de hele interne markt.
  • (13) 
    De aanwezigheid van een effectieve regelgeving, die door een of meer nationale regelgevende instanties wordt uitgevoerd, vormt een belangrijk factor bij het waarborgen van niet-discriminerende toegang tot het netwerk. De lidstaten specificeren de taken en de administratieve en andere bevoegdheden van de regelgevende instanties. Het is van belang dat de regelgevende instanties in alle lidstaten over dezelfde minimumbevoegdheden beschikken. Deze instanties moeten bevoegd zijn om de tarieven, of ten minste de methoden voor de berekening van de transmissie en distributietarieven en de tarieven voor de toegang tot installaties voor vloeibaar aardgas (LNG) vast te stellen of goed te keuren. Om onzekerheid te voorkomen en kostbare en tijdrovende geschillen te vermijden, moeten deze tarieven worden gepubliceerd voordat ze in werking treden.
  • (14) 
    De Commissie heeft meegedeeld dat ze van plan is een groep van Europese regelgevende instanties voor elektriciteit en aardgas in het leven te roepen als een geëigend raadgevend mechanisme voor verbetering van de samenwerking en de coördinatie van de nationale regelgevende instanties, teneinde de ontwikkeling van de interne markt voor elektriciteit en aardgas te bevorderen en een consistente toepassing van de in deze richtlijn, in Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG(5) en in Verordening (EG) 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit(6) opgenomen bepalingen in alle lidstaten te bewerkstelligen.
  • (15) 
    Om ervoor te zorgen dat alle marktdeelnemers, inclusief nieuwe deelnemers daadwerkelijk toegang tot de markt hebben, zijn niet-discriminerende balanceringsmechanismen nodig die de kosten weerspiegelen. Zodra de markt voor gas voldoende liquide is, dient dit te worden verwezenlijkt door de invoering van transparante, op de markt gebaseerde mechanismen voor de levering en aankoop van de hoeveelheden gas die nodig zijn in het kader van de balanceringsbehoeften. Bij gebreke van een dergelijke liquide markt dienen de nationale regelgevende instanties een actieve rol te spelen om te garanderen dat de balanceringstarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen. Tegelijkertijd dienen stimuleringsmaatregelen te worden vastgesteld om input en output van gas op elkaar af te stemmen en het systeem niet in gevaar te brengen.
  • (16) 
    De nationale regelgevende instanties moeten in staat zijn de tarieven, of de methoden voor de berekening van de tarieven, vast te stellen of goed te keuren op basis van een voorstel van de transportsysteembeheerder, van de distributiesysteembeheerder(s), of van de LNG-systeembeheerder, dan wel op basis van een voorstel dat is overeengekomen tussen deze beheerder(s) en de gebruikers van het netwerk. Bij de uitvoering van deze taken dienen de nationale regelgevende instanties ervoor te zorgen dat de transmissie en distributietarieven niet discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen, en rekening te houden met de lange termijn, marginale, vermeden netkosten van vraagsturingsmaatregelen.
  • (17) 
    Ter wille van de eerlijkheid, het concurrentievermogen en, indirect, het scheppen van werkgelegenheid door de grotere efficiëntie van de bedrijven, moeten de voordelen van de interne markt zo spoedig mogelijk beschikbaar komen voor de volledige handel- en industriesector in de Gemeenschap, ook voor het midden- en kleinbedrijf, alsmede voor alle burgers van de Gemeenschap.
  • (18) 
    Afnemers van gas moeten hun leverancier vrij kunnen kiezen. De voltooiing van de interne markt voor gas moet echter worden aangepakt in fasen, waarbij een specifieke einddatum wordt vastgelegd, zodat de industrie zich kan aanpassen en kan zorgen voor passende maatregelen en -systemen om de belangen van de afnemers te beschermen en deze een echt en daadwerkelijk recht van keuze van leverancier te waarborgen.
  • (19) 
    Een progressieve openstelling van de markt tot volledige concurrentie moet de verschillen tussen de lidstaten zo snel mogelijk opheffen. Transparantie en zekerheid bij de uitvoering van deze richtlijn moeten gewaarborgd zijn.
  • (20) 
    Richtlijn 98/30/EG draagt bij tot de toegang tot opslag als onderdeel van het gassysteem. In het licht van de opgedane ervaring bij de totstandbrenging van de interne markt moeten aanvullende maatregelen worden genomen om de bepalingen inzake toegang tot opslag en ondersteunende diensten te verduidelijken.
  • (21) 
    Opslaginstallaties zijn essentiële middelen, onder meer om openbare dienstverplichtingen zoals de leverings- en voorzieningszekerheid te vervullen. Dit mag niet leiden tot verstoring van de mededinging of discriminatie bij de toegang tot opslaginstallaties.
  • (22) 
    Verder dienen nog maatregelen te worden getroffen om te zorgen voor transparante en niet-discriminerende tarieven voor de toegang tot transport. Deze tarieven moeten op een niet-discriminerende basis voor alle gebruikers gelden. Indien de opslaginstallaties, de leidingbuffer of ondersteunende diensten op een voldoend concurrerende markt functioneren, kan toegang worden verleend op basis van transparante en niet-discriminerende, op de markt gebaseerde mechanismen.
  • (23) 
    In het belang van de leverings- en voorzieningszekerheid moet het evenwicht tussen vraag en aanbod in de afzonderlijke lidstaten worden gemonitord, en moet in vervolg op het monitoren verslag worden uitgebracht over de situatie op het niveau van de Gemeenschap, met inachtneming van de interconnectiecapaciteit tussen de verschillende regio's. Met dergelijk monitoren moet tijdig genoeg een begin worden gemaakt, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen indien de leverings- en voorzieningszekerheid in gevaar komt. De bouw en het onderhoud van de noodzakelijke netwerkinfrastructuur, met inbegrip van interconnectiecapaciteit, dient bij te dragen aan een stabiele gasvoorziening.
  • (24) 
    Rekening houdend met de nodige kwaliteitseisen dienen de lidstaten te waarborgen dat biogas en gas uit biomassa en andere soorten gas een niet-discriminerende toegang tot het gassysteem krijgen, op voorwaarde dat deze toegang permanent verenigbaar is met de desbetreffende technische regels en veiligheidsnormen. Deze regels en normen moeten het technisch mogelijk en veilig maken dat deze gassen worden ingevoerd in en getransporteerd door het aardgassysteem, en dienen ook rekening te houden met de chemische kenmerken van deze gassen.
  • (25) 
    Langetermijncontracten zullen een belangrijk deel van de gasvoorziening van de lidstaten blijven uitmaken en dienen te worden gehandhaafd als optie voor de gasleveringsbedrijven voorzover zij de doelstellingen van deze richtlijn niet ondermijnen en verenigbaar zijn met het Verdrag, met inbegrip van de mededingingsregels. Daarom moet met deze contracten rekening worden gehouden bij de planning van de leverings- en transportcapaciteit van de gasbedrijven.
  • (26) 
    Teneinde de handhaving van een hoogwaardige openbare dienstverlening in de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie op gezette tijden in kennis worden gesteld van alle door de lidstaten genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn. De Commissie moet op gezette tijden een verslag publiceren waarin de op nationaal niveau genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van openbare dienstverlening worden geanalyseerd en de doelmatigheid ervan wordt vergeleken, teneinde aanbevelingen te kunnen doen betreffende maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken.

Lidstaten dienen te garanderen dat alle verbruikers die zijn aangesloten op het gassysteem op de hoogte worden gebracht van hun rechten om tegen redelijke prijzen van aardgas van een specifieke kwaliteit te worden voorzien. Maatregelen die de lidstaten nemen om de eindafnemers te beschermen mogen verschillen naargelang het huishoudelijke afnemers dan wel kleine en middelgrote bedrijven betreft.

  • (27) 
    Naleving van de eisen inzake openbare dienstverlening is een fundamentele eis van deze richtlijn, en het is belangrijk dat in deze richtlijn gemeenschappelijke, door alle lidstaten nageleefde minimumnormen worden vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen op het gebied van consumentenbescherming, leverings- en voorzieningszekerheid, milieubescherming en gelijkwaardige mededingingsniveaus in alle lidstaten. Het is belangrijk dat de voorschriften inzake openbare dienstverlening op nationale basis kunnen worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de nationale omstandigheden en met inachtneming van de Gemeenschapswetgeving.
  • (28) 
    De maatregelen van de lidstaten om de doelstellingen inzake sociale en economische cohesie te verwezenlijken kunnen met name adequate economische stimulansen behelzen, waarbij, indien nodig, alle bestaande nationale en communautaire instrumenten worden gebruikt. Tot die instrumenten kunnen ook aansprakelijkheidsmechanismen, die de nodige investeringen moeten garanderen, behoren.
  • (29) 
    Voorzover de door de lidstaten genomen maatregelen ter vervulling van openbare dienstverplichtingen, steunmaatregelen van de staten, in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vormen, moeten zij overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag ter kennis van de Commissie worden gebracht.
  • (30) 
    Aangezien de doelstelling van het voorgestelde optreden, te weten de totstandbrenging van een volledig operationele interne gasmarkt die door eerlijke concurrentie wordt gekenmerkt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, en deze, wegens de omvang en de gevolgen van het optreden, beter op gemeenschap kan worden verwezenlijkt kan de Gemeenschap maatregelen nemen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel van genoemd artikel 5 gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstelling te bereiken.
  • (31) 
    In het licht van de ervaring met de werking van Richtlijn 91/296/EEG van de Raad van 31 mei 1991 betreffende de doorvoer van aardgas via de hoofdnetten(7) dienen maatregelen te worden genomen die homogene en niet discriminerende toegangsregelingen voor transmissie waarborgen, met inbegrip van de grensoverschrijdende stromen van gas tussen de lidstaten. Teneinde homogeniteit in de behandeling van de toegang tot de gasnetten te waarborgen, ook in het geval van doorvoer, moet die richtlijn worden ingetrokken, onverminderd de uit hoofde van die richtlijn gesloten contracten die blijven gelden. Intrekking van Richtlijn 91/296/EEG verhindert niet dat in de toekomst langetermijncontracten worden gesloten.
  • (32) 
    Gezien de omvang van de wijzigingen in Richtlijn 98/30/EG is het omwille van de duidelijkheid en de logica wenselijk dat de betrokken bepalingen opnieuw worden geformuleerd.
  • (33) 
    Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name worden erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
  • (34) 
    De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(8),

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

WERKINGSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Werkingssfeer

  • 1. 
    Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de transmissie, distributie, levering en opslag van aardgas. De richtlijn stelt de regels vast met betrekking tot de organisatie en de werking van de aardgassector, de toegang tot de markt, de criteria en procedures voor de verlening van vergunningen voor transmissie, distributie, levering en opslag van aardgas en het beheer van systemen.
  • 2. 
    De bij deze richtlijn vastgestelde voorschriften voor aardgas, waartoe ook vloeibaar aardgas (LNG) behoort, zijn tevens van toepassing op biogas en uit biomassa verkregen gas en andere soorten gas, voorzover het technisch mogelijk en veilig is dergelijke gassen te injecteren in en te transporteren via het aardgassysteem.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

  • 1. 
    "aardgasbedrijf": natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, transmissie, distributie, levering, aankoop of opslag van aardgas, met inbegrip van vloeibaar aardgas, en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische en/of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is;
  • 2. 
    "upstreampijpleidingnet": pijpleiding of pijpleidingnet gebruikt en/of gebouwd als onderdeel van een olie- of gasproductieproject, of gebruikt om aardgas afkomstig van een of meer van dergelijke projecten te transporteren naar een verwerkingsinstallatie, terminal of aanlandingsterminal;
  • 3. 
    "transmissie": transport van aardgas door een hogedrukpijpleidingnet anders dan een upstreampijpleidingnet, met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;
  • 4. 
    "transmissiesysteembeheerder": natuurlijke persoon of rechtspersoon die de transmissiefunctie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van het transmissiesysteem en, indien van toepassing, de interconnecties met andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transport van gas;
  • 5. 
    "distributie": transport van aardgas langs lokale of regionale pijpleidingnetten met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;
  • 6. 
    "distributiesysteembeheerder": natuurlijke persoon of rechtspersoon die de distributiefunctie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van het distributiesysteem en, indien van toepassing, de interconnecties met andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van gas;
  • 7. 
    "levering": verkoop, wederverkoop daaronder begrepen, van aardgas, met inbegrip van LNG, aan afnemers;
  • 8. 
    "leveringsbedrijf": natuurlijke persoon of rechtspersoon die de leveringsfunctie verricht;
  • 9. 
    "opslaginstallatie": installatie die wordt gebruikt voor de opslag van aardgas en die eigendom is van en/of geëxploiteerd wordt door een aardgasbedrijf, met inbegrip van het gedeelte van LNG-installaties dat voor opslag gebruikt wordt, maar met uitzondering van het gedeelte dat in gebruik is voor productiedoeleinden en met uitzondering van installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;
  • 10. 
    "opslagsysteembeheerder": natuurlijke persoon of rechtspersoon die de opslagfunctie verricht en verantwoordelijk is voor het beheer van een opslaginstallatie;
  • 11. 
    "LNG-installatie": terminal die voor het vloeibaar maken van aardgas, de invoer of de verlading, en de hervergassing van LNG gebruikt wordt, met inbegrip van ondersteunende diensten en installaties voor tijdelijke opslag die nodig zijn voor de hervergassing en de daaropvolgende doorlevering aan het transmissiesysteem met uitsluiting van alle gedeelten van LNG-terminals die voor opslag gebruikt worden;
  • 12. 
    "LNG-systeembeheerder": natuurlijke persoon of rechtspersoon die de functie van het vloeibaar maken van aardgas of de invoer, de verlading en de hervergassing van LNG verricht en verantwoordelijk is voor de exploitatie van een LNG-installatie;
  • 13. 
    "systeem": alle transmissie- en/of distributienetten en/of LNG- en/of opslaginstallaties die eigendom zijn van en/of geëxploiteerd worden door een aardgasbedrijf, met inbegrip van de leidingbuffer en de installaties die ondersteunende diensten verlenen, alsmede die van verwante bedrijven die nodig zijn voor de toegang tot transmissie, distributie en LNG;
  • 14. 
    "ondersteunende diensten": diensten die nodig zijn voor de toegang tot en de exploitatie van transmissie- en/of distributienetten en/of LNG-installaties en/of opslaginstallaties, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in systeembelasting en menging, maar uitgezonderd installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;
  • 15. 
    "leidingbuffer": gasopslag door middel van compressie in gastransmissie- en gasdistributienetten, uitgezonderd installaties die ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;
  • 16. 
    "stelsel van systemen": een aantal systemen die met elkaar verbonden zijn;
  • 17. 
    "interconnector": transmissieleiding die een grens tussen lidstaten overschrijdt of overspant met uitsluitend als bedoeling de nationale transmissiesystemen van die lidstaten onderling te koppelen;
  • 18. 
    "directe leiding": aardgaspijpleiding ter aanvulling van het stelsel van systemen;
  • 19. 
    "geïntegreerd aardgasbedrijf": verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf;
  • 20. 
    "verticaal geïntegreerd bedrijf": aardgasbedrijf of groep van bedrijven waarvan de onderlinge betrekkingen gedefinieerd zijn in artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen(9), en waarbij het betrokken bedrijf/de betrokken groep ten minste één van de functies in de vorm van transmissie, distributie, LNG of opslag en ten minste één van de functies in de vorm van productie of levering van aardgas verricht;
  • 21. 
    "horizontaal geïntegreerd bedrijf": bedrijf dat ten minste één van de functies in de vorm van productie, transmissie, distributie, levering of opslag van aardgas en daarnaast een niet op het gebied van gas liggende activiteit verricht;
  • 22. 
    "verwant bedrijf": een verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van Richtlijn 83/349/EEG van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel44, lid 2, onder g)(10), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening(11) van de Raad, en/of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, lid 1, van die richtlijn, en/of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;
  • 23. 
    "systeemgebruikers": natuurlijke personen of rechtspersonen die leveren aan of afnemen van het systeem;
  • 24. 
    "afnemers": grootafnemers of eindafnemers van aardgas en aardgasbedrijven die aardgas kopen;
  • 25. 
    "huishoudelijke afnemers": afnemers die aardgas kopen voor eigen huishoudelijk gebruik;
  • 26. 
    "niet-huishoudelijke afnemers": afnemers die aardgas kopen dat niet bestemd is voor eigen huishoudelijk verbruik;
  • 27. 
    "eindafnemers": afnemers die aardgas kopen voor eigen gebruik;
  • 28. 
    "in aanmerking komende afnemers": afnemers die vrij zijn om gas te kopen bij de leverancier van hun keuze, in de zin van artikel 23 van deze richtlijn;
  • 29. 
    "grootafnemers": natuurlijke personen of rechtspersonen die geen transmissiesysteembeheerder of distributiesysteembeheerder zijn en die aardgas kopen voor doorverkoop binnen of buiten het systeem waarop zij aangesloten zijn;
  • 30. 
    "langetermijnplanning": planning op lange termijn van leverings- en transportcapaciteit van aardgasbedrijven om aan de vraag naar aardgas van het systeem te voldoen, de bronnen te diversifiëren en de levering aan de afnemers zeker te stellen;
  • 31. 
    "opkomende markt": lidstaat waar de eerste commerciële levering in het kader van het eerste langlopende aardgasleveringscontract hoogstens tien jaar tevoren heeft plaatsgevonden;
  • 32. 
    "zekerheid": zowel de zekerheid van de voorziening en de levering van aardgas als de technische veiligheid;
  • 33. 
    "nieuwe infrastructuur": infrastructuur die bij de inwerkingtreding van deze richtlijn niet voltooid is.

HOOFDSTUK II

ALGEMENE REGELS VOOR DE ORGANISATIE VAN DE SECTOR

Artikel 3

Openbaredienstverplichtingen en bescherming van de afnemer

  • 1. 
    De lidstaten waarborgen op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat aardgasbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd met het oog op de totstandbrenging van een concurrerende, zekere en ecologisch duurzame aardgasmarkt en wat de rechten en plichten betreft, mogen zij deze bedrijven niet verschillend behandelen.
  • 2. 
    Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan bedrijven die in de gassector actief zijn verplichtingen inzake openbare dienstverlening opleggen, die betrekking kunnen hebben op de zekerheid, met inbegrip van voorzienings- en leveringszekerheid, regelmaat, kwaliteit en prijs van de leveringen, en milieubescherming, waaronder energie-efficiëntie en klimaatbescherming. Deze verplichtingen moeten duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar zijn en de gelijke toegang van EU-aardgasbedrijven tot nationale consumenten waarborgen. Met betrekking tot de voorzieningszekerheid, energie-efficiëntie/beheer aan de vraagzijde en de verwezenlijking van de milieudoelstellingen, zoals bedoeld in dit lid, mogen de lidstaten langetermijnplanning toepassen, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derden toegang tot het systeem wensen.
  • 3. 
    De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen en waarborgen in het bijzonder een passende bescherming van kwetsbare afnemers, met inbegrip van passende maatregelen om hen te helpen voorkomen dat zij worden afgesloten. In dit verband kunnen zij passende maatregelen nemen ter bescherming van op het gassysteem aangesloten afnemers in afgelegen gebieden. De lidstaten kunnen een noodleverancier aanwijzen voor op het gasnet aangesloten afnemers. Zij zorgen voor een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van algemene contractvoorwaarden, algemene informatie en mechanismen ter beslechting van geschillen. De lidstaten zorgen ervoor dat een in aanmerking komende afnemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft op een nieuwe leverancier over te stappen. Wat ten minste de huishoudelijke afnemers betreft, omvatten deze maatregelen de in bijlage A beschreven maatregelen.
  • 4. 
    De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische samenhang, milieubescherming - waaronder eventueel middelen ter bestrijding van klimaatverandering - en de leverings- en voorzieningszekerheid. Dergelijke maatregelen kunnen in het bijzonder toereikende economische stimulansen omvatten, zo nodig met gebruikmaking van alle bestaande nationale en communautaire instrumenten, voor onderhoud en aanleg van de noodzakelijke netwerkinfrastructuur, inclusief interconnectiecapaciteit.
  • 5. 
    De lidstaten kunnen besluiten artikel 4 niet toe te passen op de distributie, voor zover de toepassing daarvan de aardgasbedrijven in feite of in rechte verhindert zich van de in het algemeen economisch belang aan hen opgelegde verplichtingen te kwijten en voor zover de ontwikkeling van de handel niet zodanig wordt belemmerd dat de belangen van de Gemeenschap hiervan schade zouden ondervinden. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer mededinging met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag.
  • 6. 
    De lidstaten delen de Commissie na de implementatie van deze richtlijn alle maatregelen mede die zijn vastgesteld om openbare dienstverleningverplichtingen in het leven te roepen, met inbegrip van consumenten- en milieubescherming en van de mogelijke gevolgen van deze maatregelen voor de nationale en internationale concurrentie, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van de bepalingen van deze richtlijn vereisen. Zij stellen de Commissie vervolgens om de twee jaar in kennis van alle wijzigingen van deze maatregelen, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen.

Artikel 4

Vergunningsprocedure

  • 1. 
    In gevallen waarin toestemming (bijvoorbeeld vergunning, toelating, concessie, instemming of goedkeuring) vereist is voor de bouw of exploitatie van aardgasinstallaties, verlenen de lidstaten of de door hen aangewezen bevoegde instanties overeenkomstig de leden 2 tot en met 4 toestemming voor de bouw en/of exploitatie van dergelijke installaties, pijpleidingen en bijbehorende uitrusting op hun grondgebied. De lidstaten of de door hen aangewezen bevoegde instanties kunnen op dezelfde basis tevens toestemming verlenen voor de levering van aardgas, ook aan grootafnemers.
  • 2. 
    Lidstaten met een toestemmingsregeling leggen objectieve en niet-discriminerende criteria vast waaraan moet worden voldaan door een bedrijf dat een aanvraag voor de bouw en/of exploitatie van aardgasinstallaties of een aanvraag voor het leveren van aardgas indient. De niet-discriminerende criteria en procedures voor het verlenen van toestemming worden gepubliceerd.
  • 3. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat de redenen waarom toestemming wordt geweigerd objectief en niet-discriminerend zijn en aan de aanvrager worden meegedeeld. De Commissie wordt ingelicht over de redenen van een dergelijke weigering. De lidstaten stellen een procedure vast die de aanvrager de mogelijkheid biedt om tegen dergelijke weigeringen beroep aan te tekenen.
  • 4. 
    Met het oog op de ontwikkeling van gebieden waar sinds kort geleverd wordt en met het oog op een doelmatige exploitatie in het algemeen, kunnen de lidstaten onverminderd artikel 24 verdere toestemming voor de bouw en exploitatie van distributiepijpleidingsystemen in een bepaald gebied weigeren als dergelijke pijpleidingsystemen in dat gebied zijn aangelegd of daartoe voorstellen zijn gedaan en de bestaande of geplande tcapaciteit niet volledig wordt benut.

Artikel 5

Monitoren van de leverings- en voorzieningszekerheid

De lidstaten zorgen ervoor dat aangelegenheden betreffende de leverings- en voorzieningszekerheid worden gemonitord. Wanneer de lidstaten het nodig achten, kunnen zij deze taak toevertrouwen aan de in artikel 25, lid 1, bedoelde regelgevende instanties. Met name zal gemonitord worden het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag en beschikbare voorraden, de extra capaciteit aan geplande of in aanbouw zijnde infrastructuur en de kwaliteit en staat van onderhoud van de netwerken, alsmede maatregelen ter dekking van de piekvraag en bij het in gebreke blijven van een of meer leveranciers. De bevoegde autoriteiten publiceren jaarlijks uiterlijk op 31 juli een rapport over de bevindingen die voortvloeien uit het monitoren van deze kwesties alsmede de getroffen of overwogen hierop gerichte maatregelen en zenden dit verslag onverwijld naar de Commissie.

Artikel 6

Technische voorschriften

De lidstaten zorgen ervoor dat er technische veiligheidsnormen worden opgesteld en dat er technische voorschriften worden opgesteld met minimumeisen inzake het technisch ontwerp en de exploitatie voor de aansluiting op het systeem van LNG-installaties, opslaginstallaties, andere transmissie- en distributiesystemen en directe leidingen en dat deze openbaar worden gemaakt. Die technische voorschriften moeten de interoperabiliteit van de systemen garanderen en objectief en niet-discriminerend zijn. Zij worden aan de Commissie meegedeeld overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG van de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften(12).

HOOFDSTUK III

TRANSMISSIE, OPSLAG EN LNG

Artikel 7

Aanwijzing van systeembeheerders

De lidstaten of door hen daartoe aangezochte aardgasbedrijven met eigen transmissie-, opslag- of LNG-installaties wijzen een of meer systeembeheerders aan voor een termijn die door de lidstaten op grond van efficiëntie en economisch evenwicht wordt vastgesteld. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat transmissiesysteembeheerders en opslag- en LNG-systeembeheerders de bepalingen van de artikelen 8 tot en met 10 naleven.

Artikel 8

Taken van systeembeheerders

  • 1. 
    Elke transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerder:
  • a) 
    beheert, onderhoudt en ontwikkelt onder economische voorwaarden veilige, betrouwbare en efficiënte transmissie-, opslag- en/of LNG-installaties en besteedt daarbij de nodige aandacht aan het milieu;
  • b) 
    onthoudt zich van discriminatie tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers, met name ten gunste van verwante bedrijven;
  • c) 
    verstrekt elke andere transmissiesysteembeheerder, opslagsysteembeheerder, LNG-systeembeheerder en/of elke distributiesysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas kunnen geschieden op een wijze die verenigbaar is met de zekere en doelmatige exploitatie van het stelsel van systemen;
  • d) 
    verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij voor een efficiënte toegang tot het systeem nodig hebben.
  • 2. 
    De door transmissiesysteembeheerders vastgestelde regels voor het in evenwicht houden van het gastransmissiesysteem, waaronder de regels voor de tarieven die zij hun systeemgebruikers in rekening brengen voor energieonbalans, zijn objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transmissiesysteembeheerders worden volgens een methode die in overeenstemming is met artikel 25, lid 2, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kostprijs weerspiegelt. De voorwaarden worden gepubliceerd.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen verlangen dat transmissiesysteembeheerders voldoen aan minimumeisen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief interconnectiecapaciteit.
  • 4. 
    Transmissiesysteembeheerders verwerven de energie die zij ter uitvoering van hun functies gebruiken volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures.

Artikel 9

Ontvlechting van transmissiesysteembeheerders

  • 1. 
    Wanneer de transmissiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf moet hij althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met transmissie verband houdende activiteiten. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de activa van het transmissiesysteem af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.
  • 2. 
    Teneinde de onafhankelijkheid van de in lid 1 bedoelde transmissiesysteembeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:
  • a) 
    de personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de transmissiesysteembeheerder maken geen deel uit van bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van aardgas;
  • b) 
    er worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de transmissiesysteembeheerder dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;
  • c) 
    de transmissiesysteembeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde gasbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het netwerk. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering in een dochtermaatschappij, zoals indirect vastgesteld overeenkomstig artikel 25, lid 2, beschermd worden. Dit houdt met name in dat de moedermaatschappij goedkeuring kan hechten aan het jaarlijks financieel plan, of elk equivalent instrument, van de transmissiesysteembeheerder en globale limieten kan vaststellen betreffende de schuldenlast van haar dochtermaatschappij. Dit houdt niet in dat de moedermaatschappij instructies kan geven betreffende de dagelijkse bedrijfsvoering, noch betreffende afzonderlijke beslissingen over de aanleg of de verbetering van de transmissielijnen die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurd financieel plan, of elk equivalent instrument.
  • d) 
    de transmissiesysteembeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is, en zorgt ervoor dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving ervan. Het programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of instantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op het nalevingsprogramma dient bij de in artikel 25, lid 1, bedoelde regelgevende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag wordt gepubliceerd.

Artikel 10

Vertrouwelijkheid voor transmissiesysteembeheerders

  • 1. 
    Elke transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerder eerbiedigt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens die hij bij zijn bedrijfsvoering heeft gekregen en voorkomt dat informatie over zijn activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende manier wordt vrijgegeven, onverminderd artikel 16 of enige andere wettelijke verplichting om informatie bekend te maken.
  • 2. 
    Transmissiesysteembeheerders maken in verband met de aan- of verkoop van aardgas door verwante bedrijven geen misbruik van commercieel gevoelige informatie die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.

HOOFDSTUK IV

DISTRIBUTIE EN LEVERING

Artikel 11

Aanwijzing van distributiesysteembeheerders

De lidstaten of door hen daartoe aangezochte bedrijven met eigen distributie-installaties of met de verantwoordelijkheid voor distributie-installaties wijzen een of meer distributiesysteembeheerders aan voor een termijn die door de lidstaten op grond van efficiëntie en economisch evenwicht wordt vastgesteld. De lidstaten zien erop toe dat deze beheerders de bepalingen van de artikelen 12 tot 14 naleven.

Artikel 12

Taken van distributiesysteembeheerders

  • 1. 
    Elke distributiesysteembeheerder beheert, onderhoudt en ontwikkelt op economische voorwaarden een veilig, betrouwbaar en efficiënt systeem en besteedt daarbij de nodige aandacht aan het milieu.
  • 2. 
    De distributiesysteembeheerder mag niet tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers discrimineren, en mag met name verwante bedrijven niet bevoordelen.
  • 3. 
    Elke distributiesysteembeheerder verstrekt elke andere distributiesysteembeheerder, transmissiesysteembeheerder, LNG-systeembeheerder en/of opslagsysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas geschieden op een wijze die verenigbaar is met de zekere en doelmatige exploitatie van het stelsel van systemen.
  • 4. 
    Elke distributiesysteembeheerder verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij nodig hebben voor een efficiënte toegang tot het systeem.
  • 5. 
    Waar de distributiesysteembeheerders verantwoordelijk zijn voor het in evenwicht houden van het gasdistributiesysteem zijn de door hen hiertoe vastgestelde voorschriften, waaronder de regels voor de tarieven die zij hun systeemgebruikers in rekening brengen voor energieonbalans, objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, inclusief regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door systeembeheerders worden bepaald overeenkomstig artikel 25, lid 2, op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt. De voorwaarden worden gepubliceerd.

Artikel 13

Ontvlechting van distributiesysteembeheerders

  • 1. 
    Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moet hij, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de activa van het distributiesysteem af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.
  • 2. 
    Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moet hij, naast de in lid 1 bedoelde eisen, met betrekking tot zijn organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten. Om dit te verwezenlijken, gelden de volgende minimumcriteria:
  • a) 
    de personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de distributiesysteembeheerder maken geen deel uit van bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, transmissie en levering van aardgas;
  • b) 
    er worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de distributiesysteembeheerder, dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;
  • c) 
    de distributiesysteembeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde gasbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het netwerk. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering in een dochtermaatschappij, zoals indirect vastgesteld overeenkomstig artikel 25, lid 2, beschermd worden. Dit houdt met name in dat de moedermaatschappij goedkeuring kan hechten aan het jaarlijks financieel plan, of elk equivalent instrument, van de transmissiesysteembeheerder en globale limieten kan vaststellen betreffende de schuldenlast van haar dochtermaatschappij. Dit houdt niet in dat de moedermaatschappij instructies kan geven betreffende de dagelijkse bedrijfsvoering, noch betreffende afzonderlijke beslissingen over de aanleg of de verbetering van de distributielijnen die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurd financieel plan, of elk equivalent instrument;
  • d) 
    de distributiesysteembeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is en zorgt ervoor dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving ervan. Het programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of instantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op het nalevingsprogramma dient bij de in artikel 25, lid 1, bedoelde regelgevende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag wordt gepubliceerd.

De lidstaten kunnen besluiten de leden 1 en 2 niet toe te passen op geïntegreerde aardgasbedrijven die minder dan 100000 aangesloten afnemers bedienen.

Artikel 14

Vertrouwelijkheid voor distributiesysteembeheerders

  • 1. 
    Elke distributiesysteembeheerder eerbiedigt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens die hij bij zijn bedrijfsvoering heeft gekregen en voorkomt dat informatie over zijn activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende manier wordt vrijgegeven, onverminderd artikel 16 of enige andere wettelijke verplichting om informatie bekend te maken.
  • 2. 
    Distributiesysteembeheerders maken in verband met de aan- of verkoop van aardgas door verwante bedrijven geen misbruik van commercieel gevoelige informatie die zij van derden hebben verkregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.

Artikel 15

Gecombineerde beheerder

De in artikel 9, lid 1, en artikel 13, lid 1, vervatte regels vormen geen beletsel voor een gecombineerde transmissie-, LNG-, opslag- en distributiesysteembeheerder die wat zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft onafhankelijk is van andere, niet met het beheer van de transmissie-, LNG-, opslag- of distributiesysteem verbonden activiteiten en die aan de in de letters a) tot en met d) genoemde eisen voldoet. Deze regels houden evenwel geen verplichting in om de eigendom van de activa van het gecombineerde netwerk af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

  • a) 
    de personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de gecombineerde systeembeheerder maken geen deel uit van bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van productie en levering van aardgas;
  • b) 
    er worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de gecombineerde systeembeheerder, dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;
  • c) 
    de distributiesysteembeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde gasbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het netwerk. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement, zoals indirect geregeld krachtens artikel 23, lid 2, in een dochtermaatschappij beschermd worden. Dit houdt niet in dat de moedermaatschappij instructies kan geven betreffende de dagelijkse bedrijfsvoering, noch betreffende afzonderlijke beslissingen over de aanleg of de verbetering van de distributielijnen die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurd financieel plan, of elk equivalent instrument;
  • d) 
    de gecombineerd-systeembeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met daarin de maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten, en zorgt ervoor dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving ervan. Het programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of instantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op het nalevingsprogramma dient bij de in artikel 25, lid 1, bedoelde regelgevende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag wordt gepubliceerd.

HOOFDSTUK V

ONTVLECHTING EN TRANSPARANTIE VAN DE BOEKHOUDING

Artikel 16

Recht op inzage van de boekhouding

  • 1. 
    De lidstaten of de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 25, lid 1, bedoelde regelgevende instanties en de in artikel 10, lid 3, bedoelde instanties voor geschillenbeslechting, hebben recht op inzage van de boekhouding van de aardgasbedrijven zoals uiteengezet in artikel 17, voorzover dat voor de uitvoering van hun functies nodig is.
  • 2. 
    De lidstaten en de bevoegde instantie die zij aanwijzen, met inbegrip van de in artikel 25, lid 1, bedoelde nationale regelgevende instanties en de instanties voor geschillenbeslechting, eerbiedigen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens. De lidstaten kunnen regelingen treffen voor het openbaar maken van dergelijke gegevens waar dit voor de uitvoering van de functies van de bevoegde instanties nodig is.

Artikel 17

Ontvlechting van de boekhouding

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van aardgasbedrijven overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 wordt gevoerd. Wanneer een aardgasbedrijf op grond van artikel 28, leden 2 en 4, van deze bepaling is ontheven, dient het ten minste zijn interne boekhouding overeenkomstig dit artikel te voeren.
  • 2. 
    Ongeacht hun eigendomsregeling of rechtsvorm houden aardgasbedrijven zich bij de opstelling, indiening voor accountantscontrole en publicatie van hun jaarrekening aan de nationale voorschriften inzake de jaarrekening van kapitaalvennootschappen die zijn vastgesteld uit hoofde van de vierde richtlijn van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 44, lid 2, onder g)(13), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen(14). Bedrijven die niet bij wet verplicht zijn hun jaarrekening te publiceren, dienen op hun hoofdkantoor een kopie daarvan ter beschikking van het publiek te houden.
  • 3. 
    Om discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentievervalsing te voorkomen, voeren aardgasbedrijven intern een afzonderlijke boekhouding voor al hun transmissie-, distributie-, LNG- en opslagactiviteiten, zoals zij dat zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende bedrijven werden uitgevoerd. Zij stellen ook al dan niet geconsolideerde jaarrekeningen op voor andere gasactiviteiten die geen verband houden met transmissie, distributie, LNG of opslag. Wat de leveringsactiviteiten betreft, worden voor in aanmerking komende en niet in aanmerking komende afnemers, tot 1 juli 2007 afzonderlijke boekhoudingen gevoerd. Inkomsten die voortkomen uit de eigendom van het transmissie/distributienetwerk worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval houden zij geconsolideerde boekhoudingen bij voor hun andere, niet aan gas gerelateerde activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst- en verliesrekening.
  • 4. 
    Bij de audit volgens lid 2 wordt in het bijzonder nagegaan of de verplichting van lid 3 om discriminatie en kruissubsidies te voorkomen, wordt nagekomen.
  • 5. 
    Onverminderd de nationaal geldende boekhoudvoorschriften specificeren de bedrijven in hun interne boekhouding welke regels zij bij de opstelling van de in lid 3 genoemde afzonderlijke boekhoudingen volgen voor de toerekening van de activa en passiva, de lasten en baten, alsmede de regels voor de afschrijving. Die interne regels mogen slechts in uitzonderlijke gevallen worden gewijzigd. Dergelijke wijzigingen worden vermeld en naar behoren gemotiveerd.
  • 6. 
    De bedrijven specificeren in de toelichting bij de jaarrekening alle transacties van een zekere omvang met verwante bedrijven.

HOOFDSTUK VI

ORGANISATIE VAN DE TOEGANG TOT HET SYSTEEM

Artikel 18

Toegang van derden

  • 1. 
    De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een regeling voor toegang van derden tot het transmissie- en distributiesysteem en de LNG-installatie, op basis van gepubliceerde tarieven die gelden voor alle in aanmerking komende afnemers, inclusief leveringsbedrijven, en die objectief worden toegepast, zonder onderscheid te maken tussen systeemgebruikers. De lidstaten zorgen ervoor dat die tarieven dan wel de methoden voor de berekening ervan, alvorens in werking te treden, worden goedgekeurd door een regelgevende instantie als bedoeld in artikel 25, lid 1, en dat deze tarieven, en de methoden indien alleen de methoden zijn goedgekeurd, worden gepubliceerd alvorens van kracht te worden.
  • 2. 
    Transmissiesysteembeheerders hebben, indien nodig ten behoeve van de uitvoering van hun functies, waaronder die met betrekking tot grensoverschrijdende transmissie, toegang tot het net van andere transmissiesysteembeheerders.
  • 3. 
    De bepalingen van deze richtlijn laten de sluiting van langlopende contracten onverlet, voorzover die in overeenstemming zijn met de communautaire mededingingsregels.

Artikel 19

Toegang tot opslag

  • 1. 
    Met het oog op de organisatie van de toegang tot opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan afnemers, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot ondersteunende diensten, kunnen de lidstaten een of beide van de in de leden 3 en 4 bedoelde procedures kiezen. Bij deze procedures worden objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria gehanteerd.
  • 2. 
    Lid 1 is niet van toepassing op ondersteunende diensten en tijdelijke opslag van een LNG-installatie en die nodig zijn voor de hervergassing en de daaropvolgende toelevering aan het transmissiesysteem.
  • 3. 
    Bij toegang via onderhandelingen nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het stelsel van systemen bestreken grondgebied kunnen onderhandelen over toegang tot opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot andere ondersteunende diensten. De partijen zijn verplicht te goeder trouw over toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten te onderhandelen.

Over contracten voor toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten wordt met de betrokken opslagsysteembeheerder of aardgasbedrijven onderhandeld. De lidstaten schrijven de opslagsysteembeheerders en de aardgasbedrijven voor dat zij hun belangrijkste commerciële voorwaarden voor het gebruik van opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten binnen zes maanden na de implementatie van deze richtlijn en vervolgens elk jaar publiceren.

  • 4. 
    Bij gereguleerde toegang nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het stelsel van systemen bestreken grondgebied een recht van toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten krijgen op basis van gepubliceerde tarieven en/of andere voorwaarden en verplichtingen voor het gebruik van die opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot andere ondersteunende diensten. Dit recht van toegang voor in aanmerking komende afnemers kan worden verleend door hen in staat te stellen leveringscontracten te sluiten met andere concurrerende aardgasbedrijven dan de eigenaar en/of beheerder van het systeem of een verwant bedrijf.

Artikel 20

Toegang tot upstreampijpleidingnetten

  • 1. 
    De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers, ongeacht hun locatie, overeenkomstig dit artikel toegang kunnen krijgen tot upstreampijpleidingnetten, met inbegrip van installaties voor technische diensten in verband met die toegang, tenzij wanneer het gaat om delen van dergelijke netten en installaties die gebruikt worden voor plaatselijke productieactiviteiten op de plaats binnen een veld waar de aardgasproductie plaatsvindt. Overeenkomstig artikel 33 stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde toegang wordt verschaft op een wijze die door de lidstaat wordt vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke rechtsinstrumenten. De lidstaten passen de doelstellingen inzake eerlijke en vrije toegang, de totstandbrenging van een competitieve aardgasmarkt en het vermijden van misbruik van dominante marktposities toe en houden daarbij rekening met de zekerheid en de regelmaat van de leveringen, de beschikbare of redelijkerwijs beschikbaar te maken capaciteit en de bescherming van het milieu. Zij kunnen tevens rekening houden met:
  • a) 
    de noodzaak om toegang te weigeren wanneer er sprake is van redelijkerwijs niet te verhelpen onverenigbaarheid van technische specificaties,
  • b) 
    de noodzaak om problemen te vermijden die redelijkerwijs niet op te lossen zijn en die de doelmatige productie van koolwaterstoffen nu en in de toekomst in de weg zouden kunnen staan, met inbegrip van de productie in winningsgebieden met een marginale economische levensvatbaarheid,
  • c) 
    de noodzaak om rekening te houden met de naar behoren gemotiveerde redelijke behoeften van de eigenaar of exploitant van het upstreampijpleidingnet met betrekking tot het vervoer en de verwerking van aardgas, alsook met de belangen van alle andere gebruikers van het upstreampijpleidingnet of de bijbehorende verwerkings- of behandelingsinstallaties, en
  • d) 
    de noodzaak om, overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving, hun wettelijke en bestuursrechtelijke procedures toe te passen voor het verlenen van toestemming voor productie of upstreamontwikkeling.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat zij over regelingen voor geschillenbeslechting beschikken, met inbegrip van een instantie die onafhankelijk van de partijen opereert en toegang heeft tot alle relevante informatie, zodat geschillen over de toegang tot upstreampijpleidingnetten met bekwame spoed beslecht kunnen worden, met inachtneming van de in lid 2 genoemde criteria en rekening houdend met het aantal partijen dat betrokken kan zijn bij de onderhandelingen over de toegang tot dergelijke netten.
  • 4. 
    In geval van een grensoverschrijdend geschil wordt de regeling voor geschillenbeslechting toegepast van de lidstaat die rechtsmacht heeft over het upstreampijpleidingnet waartoe de toegang wordt geweigerd. Wanneer bij grensoverschrijdende geschillen meer dan één lidstaat bevoegd is voor het betrokken net, plegen de betrokken lidstaten overleg om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze richtlijn consequent worden toegepast.

Artikel 21

Weigering van toegang

  • 1. 
    Aardgasbedrijven kunnen toegang tot het systeem weigeren op grond van een gebrek aan capaciteit of indien de toegang tot het systeem hen zou verhinderen om de zoals in artikel 3, lid 2, bedoelde aan hen opgelegde openbaredienstverplichtingen na te komen, of op grond van ernstige economische en financiële moeilijkheden met take-or-pay-contracten, zulks met inachtneming van de criteria en procedures van artikel 27 en het door de lidstaat overeenkomstig lid 1 van dat artikel gekozen alternatief. Een dergelijke weigering wordt naar behoren gemotiveerd.
  • 2. 
    De lidstaten kunnen de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het aardgasbedrijf dat de toegang tot het systeem op grond van een gebrek aan capaciteit of het ontbreken van een verbinding weigert, de nodige uitbreidingswerkzaamheden verricht voorzover dat economisch verantwoord is of wanneer een potentiële afnemer bereid is daarvoor te betalen. In de lidstaten die artikel 4, lid 4, toepassen, nemen de lidstaten de maatregelen in kwestie.

Artikel 22

Nieuwe infrastructuur

  • 1. 
    Grote nieuwe gasinfrastructuur, dat wil zeggen interconnectoren tussen lidstaten, LNG- en opslaginstallaties kunnen, op verzoek, ontheven worden van artikel 18, artikel 19, artikel 20 en artikel 25, leden 2, 3 en 4, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • a) 
    de investering versterkt de mededinging bij de levering van gas en versterkt de leverings- en voorzieningszekerheid;
  • b) 
    het investeringsrisico is zo groot dat de investering niet wordt gedaan als er geen ontheffing wordt verleend;
  • c) 
    de infrastructuur is eigendom van een natuurlijke of rechtspersoon die op zijn minst qua rechtsvorm gescheiden is van de systeembeheerders in wier systemen die infrastructuur wordt gebouwd;
  • d) 
    er worden tarieven in rekening gebracht bij de gebruikers van die infrastructuur;
  • e) 
    de ontheffing gaat niet ten koste van de mededinging of de efficiënte werking van de interne gasmarkt, en is niet nadelig voor de efficiënte werking van het gereguleerde systeem waaraan die infrastructuur is gekoppeld.
  • 2. 
    Het bepaalde in lid 1 is ook van toepassing op een aanzienlijke capaciteitsverhoging van bestaande infrastructuur en op wijzigingen van die infrastructuur die het mogelijk maken nieuwe bronnen voor de levering van gas te ontwikkelen.
  • 3. 
    a) De in artikel 25 bedoelde regelgevende instantie kan per geval een besluit nemen over de ontheffing bedoeld in de leden 1 en 2. De lidstaten kunnen evenwel bepalen dat de regelgevende instanties hun advies over het ontheffingsverzoek voorleggen aan de relevante instantie in de lidstaat met het oog op een formeel besluit. Dit advies wordt samen met het besluit bekendgemaakt.
  • b) 
    i) De ontheffing kan gelden voor het geheel of voor gedeelten van, respectievelijk, de nieuwe infrastructuur, de aanzienlijk verhoogde capaciteit van de bestaande infrastructuur of de wijziging van de bestaande infrastructuur.
  • ii) 
    Bij de besluitvorming over de ontheffing wordt per geval nagegaan of er voorwaarden gesteld moeten worden met betrekking tot de duur van de ontheffing en de niet-discriminerende toegang tot de interconnector.
  • iii) 
    Bij de vaststelling van de in deze alinea bedoelde bijzonderheden, wordt met name rekening gehouden met de looptijd van de contracten, de aan te leggen extra capaciteit of de wijziging van de bestaande capaciteit, de looptijd van het project en de nationale omstandigheden.
  • c) 
    Wanneer een ontheffing wordt verleend, kan de betrokken instantie een besluit nemen over de voorschriften en de mechanismen voor het beheer en de toewijzing van capaciteit, voorzover dit geen beletsel vormt voor de uitvoering van langetermijncontracten.
  • d) 
    Het ontheffingbesluit, met inbegrip van de onder b) bedoelde bijzonderheden, wordt naar behoren gemotiveerd en bekendgemaakt.
  • e) 
    In het geval van een interconnector worden ontheffingsbesluiten uitsluitend genomen na overleg met de andere betrokken lidstaten of regelgevende instanties.
  • 4. 
    Het ontheffingsbesluit wordt door de bevoegde instantie onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie over het besluit. Deze informatie kan in samengevoegde vorm aan de Commissie worden voorgelegd om haar in staat te stellen een gefundeerd besluit te nemen.

Deze informatie omvat in het bijzonder:

  • a) 
    de gedetailleerde redenen op grond waarvan de regelgevende instantie of de lidstaat de ontheffing heeft verleend, met inbegrip van de financiële informatie ter staving van de noodzaak van een ontheffing;
  • b) 
    de analyse van de gevolgen ten aanzien van de mededinging en de efficiënte werking van de interne gasmarkt die het verlenen van de ontheffing met zich brengt;
  • c) 
    de motivering omtrent de duur en het gedeelte van de totale capaciteit van de betrokken gasinfrastructuur waarvoor de ontheffing is verleend;
  • d) 
    indien de ontheffing betrekking heeft op een interconnector, het resultaat van het overleg met de betrokken lidstaten of de betrokken regelgevende instanties;
  • e) 
    de bijdrage van de infrastructuur aan de diversifiëring van de gasvoorziening.

Binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving kan de Commissie de betrokken regelgevende instantie of de betrokken lidstaat verzoeken het besluit tot verlening van de ontheffing te wijzigen of in te trekken. De termijn van twee maanden kan met één maand worden verlengd indien de Commissie aanvullende informatie behoeft.

Indien de betrokken regelgevende instantie of de betrokken lidstaat niet binnen een termijn van vier weken gehoor geeft aan een verzoek, wordt een definitief besluit genomen volgens de procedure van artikel 30, lid 2.

De Commissie neemt de geheimhouding van commercieel gevoelige informatie in acht.

Artikel 23

Openstelling van de markt en wederkerigheid

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat de in aanmerking komende afnemers zijn:
  • a) 
    tot 1 juli 2004, de in aanmerking komende afnemers als vermeld in artikel 18 van Richtlijn 98/30/EG. De lidstaten maken elk jaar per 31 januari de criteria bekend voor de definitie van deze in aanmerking komende afnemers;
  • b) 
    uiterlijk vanaf 1 juli 2004 alle niet-huishoudelijke afnemers;
  • c) 
    vanaf 1 juli 2007 alle afnemers.
  • 2. 
    Teneinde een verstoring van het evenwicht bij het openstellen van de gasmarkten te voorkomen:
  • a) 
    mogen leveringscontracten met een in aanmerking komende afnemer in het systeem van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer in beide systemen een in aanmerking komende afnemer is;
  • b) 
    kan de Commissie in gevallen waarin transacties als bedoeld onder a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts in een van beide systemen als in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten ertoe verplichten de gevraagde levering uit te voeren op verzoek van één van de lidstaten van beide systemen.

Artikel 24

Directe leidingen

  • 1. 
    De lidstaten nemen maatregelen om het mogelijk te maken dat:
  • a) 
    de op hun grondgebied gevestigde aardgasbedrijven via een directe leiding kunnen leveren aan de in aanmerking komende afnemers;
  • b) 
    deze in aanmerking komende afnemers op hun grondgebied via een directe leiding door een aardgasbedrijf beleverd kunnen worden.
  • 2. 
    In gevallen waarin toestemming (bijvoorbeeld vergunning, toelating, concessie, instemming of goedkeuring) vereist is voor de aanleg of exploitatie van directe leidingen, stellen de lidstaten of een door hen aangewezen bevoegde instantie criteria vast voor het verlenen van toestemming voor de aanleg of exploitatie van die directe leidingen op hun grondgebied. De criteria moeten objectief, transparant en niet-discriminerend zijn.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen de toestemming voor de aanleg van een directe leiding afhankelijk stellen van de weigering van toegang tot het systeem op basis van artikel 21, dan wel van de start van een geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 25.

Artikel 25

Regelgevende instanties

  • 1. 
    De lidstaten wijzen een of meer bevoegde instanties met de functie van regelgevende instantie aan. Deze instanties zijn geheel onafhankelijk van de belangen van de gassector. Zij zijn ingevolge dit artikel ten minste verantwoordelijk voor het garanderen van non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en doeltreffende marktwerking, dit door monitoring van in het bijzonder:
  • a) 
    de voorschriften inzake het beheer en de toewijzing van interconnectiecapaciteit, in overleg met de regelgevende instantie of instanties van de lidstaten waarmee een interconnectie bestaat;
  • b) 
    alle mechanismen voor het wegwerken van capaciteitsknelpunten binnen het nationale gassysteem;
  • c) 
    de tijd waarbinnen transmissie- en distributiesysteembeheerders interconnecties tot stand brengen en reparaties uitvoeren;
  • d) 
    de publicatie door transmissie- en distributiesysteembeheerders van adequate informatie over interconnectoren, netwerkgebruik en toewijzing van capaciteit aan belanghebbende partijen, rekening houdend met de noodzaak niet-geaggregeerde informatie vertrouwelijk te behandelen;
  • e) 
    de daadwerkelijke ontvlechting van de boekhouding als bedoeld in artikel 17 om kruissubsidies tussen transmissie-, distributie-, opslag-, LNG- en leveringsactiviteiten te voorkomen;
  • f) 
    de toegangsvoorwaarden voor opslag, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten, als bedoeld in artikel 19;
  • g) 
    de mate waarin transmissie- en distributiesysteembeheerders zich kwijten van hun taken overeenkomstig de artikelen 8 en 12;
  • h) 
    de mate van doorzichtigheid en mededinging.

De op grond van dit artikel ingestelde instanties publiceren jaarlijks een verslag over de resultaten van de onder a) tot en met h) bedoelde monotoring.

  • 2. 
    De regelgevende instanties zijn verantwoordelijk voor de vaststelling of de aan de inwerkingtreding voorafgaande goedkeuring van ten minste de methoden voor het berekenen of vastleggen van de voorwaarden inzake:
  • a) 
    aansluiting op en toegang tot nationale netwerken, inclusief de tarieven inzake transmissie en distributie. Deze tarieven of methoden maken het mogelijk dat de noodzakelijke investeringen in de netwerken zodanig worden uitgevoerd dat zij de rentabiliteit van de netwerken waarborgen;
  • b) 
    de verstrekking van balanceringsdiensten.
  • 3. 
    Onverminderd lid 2 kunnen de lidstaten voorschrijven dat de regelgevende instanties de tarieven of ten minste de in dat lid bedoelde methoden alsook de wijzigingen in lid 4 aan de relevante instantie in de lidstaat voorleggen met het oog op een formeel besluit. De relevante instantie beschikt in dat geval over de bevoegdheid om een door de regelgevende instantie voorgelegd ontwerpbesluit hetzij goed te keuren, hetzij af te wijzen.

Deze tarieven, methoden of wijzigingen worden samen met het besluit inzake de formele goedkeuring gepubliceerd. Elke formele afwijzing van een ontwerp-besluit wordt ook gepubliceerd, inclusief de motivering.

  • 4. 
    De regelgevende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de transmissie-, LNG- en distributiesysteembeheerders te verlangen dat zij de voorwaarden, inclusief de in de leden 1, 2, en 3 bedoelde tarieven en methoden, wijzigen om ervoor te zorgen dat deze evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast.
  • 5. 
    Partijen die een klacht hebben tegen een transmissie-, LNG- of distributiesysteembeheerder over de in de leden 1, 2 of 4 of in artikel 19 genoemde onderwerpen kunnen de klacht voorleggen aan de regelgevende instantie, die als geschillenbeslechtingsinstantie binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een beslissing neemt. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd indien de nationale regelgevende instanties aanvullende informatie behoeven. Deze periode kan met instemming van de klager verder worden verlengd. Een dergelijke beslissing heeft bindende kracht tenzij of totdat zij in beroep wordt herroepen.
  • 6. 
    Benadeelde partijen die gerechtigd zijn bezwaar te maken tegen een overeenkomstig de leden 2, 3 of 4 genomen besluit over de gehanteerde methoden of wanneer de regelgevende instantie een raadplegingsplicht heeft met betrekking tot de voorgestelde methoden kunnen binnen twee maanden of binnen een door de betrokken lidstaat vastgelegde kortere termijn na de publicatie van het besluit of voorstel voor een besluit bezwaar maken met het oog op herziening. Een dergelijk bezwaar heeft geen schorsende werking.
  • 7. 
    De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde regelgevende instanties in staat zijn om hun in de leden 1 tot en met 5 bedoelde taken doelmatig en onverwijld uit te voeren.
  • 8. 
    De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regelgeving, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van afnemers, en eventueel roofzuchtig marktgedrag te voorkomen. Bij deze mechanismen moeten de bepalingen van het Verdrag, en met name artikel 82, in acht worden genomen.
  • 9. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer de door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen.
  • 10. 
    In geval van een grensoverschrijdend geschil wordt het geschil beslecht door de regelgevende instantie die rechtsmacht heeft over de systeembeheerder die het gebruik van of de toegang tot het systeem weigert.
  • 11. 
    Klachten en bezwaren als bedoeld in de leden 5 en 6 doen geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden uit hoofde van het Gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving.
  • 12. 
    De nationale regelgevende instanties dragen bij tot de ontwikkeling van de interne markt en van gelijke concurrentievoorwaarden door op transparante wijze met elkaar en met de Commissie samen te werken.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

Beschermingsmaatregelen

  • 1. 
    Bij een plotselinge crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de systeemintegriteit worden bedreigd, kan een lidstaat tijdelijk de nodige beschermingsmaatregelen treffen.
  • 2. 
    Die maatregelen moeten de werking van de interne markt zo min mogelijk verstoren en mogen niet verder reiken dan strikt noodzakelijk is om de plotseling gerezen moeilijkheden te verhelpen.
  • 3. 
    De betrokken lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie onverwijld van die maatregelen in kennis; de Commissie kan besluiten dat de betrokken lidstaat de maatregelen dient aan te passen of in te trekken, voorzover zij de concurrentie zodanig verstoren en het handelsverkeer dermate ongunstig beïnvloeden, dat dit strijdig is met het gemeenschappelijk belang.

Artikel 27

Ontheffingen in verband met take-or-pay-verbintenissen

  • 1. 
    Indien een aardgasbedrijf ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of meent dergelijke moeilijkheden te zullen ondervinden wegens take-or-pay-verbintenissen die het in een of meer gasaankoopcontracten is aangegaan, kan een verzoek om een tijdelijke ontheffing van artikel 18 worden toegezonden aan de betrokken lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie. Verzoeken moeten naar keuze van de lidstaten per geval worden ingediend, hetzij vóór, hetzij na een weigering van toegang tot het systeem. De lidstaten kunnen ook het aardgasbedrijf de keuze bieden tussen indiening van een verzoek vóór, dan wel na de weigering van toegang tot het systeem. Wanneer een aardgasbedrijf de toegang heeft geweigerd, dient het verzoek onverwijld te worden ingediend. De verzoeken moeten vergezeld gaan van alle relevante informatie over de aard en de omvang van het probleem en over de inspanningen die het aardgasbedrijf geleverd heeft om het probleem op te lossen.

Als er redelijkerwijs geen alternatieve oplossingen voorhanden zijn, mag de lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie met inachtneming van het bepaalde in lid 3 besluiten een ontheffing te verlenen.

  • 2. 
    De lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie brengt het besluit tot verlening van een ontheffing onverwijld ter kennis van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met de ontheffing. Deze informatie kan in samengevoegde vorm aan de Commissie worden voorgelegd, om haar in staat te stellen een gefundeerd besluit te nemen. Binnen acht weken na de ontvangst van de kennisgeving kan de Commissie de betrokken lidstaat of aangewezen bevoegde instantie verzoeken het besluit tot verlening van een ontheffing te wijzigen of in te trekken.

Indien de betrokken lidstaat of aangewezen bevoegde instantie niet binnen een termijn van vier weken gehoor geeft aan dit verzoek, wordt met bekwame spoed een definitief besluit genomen volgens de procedure van artikel 30, lid 2.

De Commissie eerbiedigt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.

  • 3. 
    Bij de beslissing over de in lid 1 bedoelde ontheffingen houden de lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie en de Commissie in het bijzonder rekening met de volgende criteria:
  • a) 
    het streven een competitieve gasmarkt tot stand te brengen;
  • b) 
    de noodzaak om openbaredienstverplichtingen na te komen en de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen;
  • c) 
    de positie van het aardgasbedrijf op de gasmarkt en de bestaande concurrentiesituatie op die markt;
  • d) 
    de ernst van de economische en financiële moeilijkheden die de aardgasbedrijven en transmissiebedrijven of de in aanmerking komende afnemers ondervinden;
  • e) 
    de datum van ondertekening en de voorwaarden van het (de) betrokken contract(en), met inbegrip van de mate waarin deze rekening houden met marktveranderingen;
  • f) 
    de inspanningen die zijn geleverd om een oplossing voor het probleem te vinden;
  • g) 
    de mate waarin het bedrijf bij de aanvaarding van de betrokken take-or-pay-verbintenissen, gezien de bepalingen van deze richtlijn, redelijkerwijs had kunnen verwachten dat zich ernstige moeilijkheden zouden kunnen voordoen;
  • h) 
    de mate waarin het systeem gekoppeld is aan andere systemen en de mate van interoperabiliteit van die systemen, en
  • i) 
    de gevolgen die de verlening van een ontheffing kan hebben voor de correcte toepassing van deze richtlijn wat de goede werking van de interne markt voor aardgas betreft.

Een besluit inzake een verzoek tot ontheffing met betrekking tot take-or-pay-contracten die vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn zijn afgesloten, mag niet tot gevolg hebben dat alternatieve rendabele afzetmogelijkheden wegvallen. Ernstige moeilijkheden zullen in elk geval niet geacht worden te bestaan wanneer de verkoop van aardgas niet terugloopt tot beneden de gegarandeerde minimumafname die in take-or-pay-contracten voor gas vastgelegd is of voorzover het betrokken take-or-pay-contract voor gasaankoop kan worden aangepast of het aardgasbedrijf in staat is alternatieve afzetmogelijkheden te vinden.

  • 4. 
    Aardgasbedrijven waaraan geen ontheffing is verleend als bedoeld in lid 1, mogen toegang tot het systeem niet of niet langer weigeren op grond van take-or-pay-verbintenissen die in het kader van een gasaankoopcontract zijn aangegaan. De lidstaten zorgen ervoor dat de toepasselijke bepalingen van hoofdstuk VI [artikelen 18 tot en met 25] worden nageleefd.
  • 5. 
    Elke krachtens de bovenstaande bepalingen verleende ontheffing wordt naar behoren gemotiveerd. De Commissie maakt het betreffende besluit bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 6. 
    De Commissie legt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn een evaluatieverslag voor over de ervaring die is opgedaan met de toepassing van dit artikel, zodat het Europees Parlement en de Raad te zijner tijd kunnen beoordelen of dit artikel moet worden aangepast.

Artikel 28

Opkomende en geïsoleerde markten

  • 1. 
    Lidstaten die niet rechtstreeks verbonden zijn met het stelsel van systemen van een andere lidstaat en slechts één externe hoofdleverancier hebben, mogen afwijken van artikel 4, artikel 9, artikel 23 en/of artikel 24 van deze richtlijn. Een leveringsbedrijf met een marktaandeel van meer dan 75 % wordt beschouwd als een hoofdleverancier. Deze ontheffing komt automatisch te vervallen zodra ten minste een van deze voorwaarden niet langer van toepassing is. De Commissie wordt van een dergelijke ontheffing in kennis gesteld.
  • 2. 
    Een lidstaat die als opkomende markt kan worden aangemerkt en die als gevolg van de uitvoering van deze richtlijn aanzienlijke problemen ondervindt, mag afwijken van artikel 4, artikel 7, artikel 8, leden 1 en 2, artikel 9, artikel 11, artikel 12, lid 5, artikel 13, artikel 17, artikel 18, artikel 23, lid 1, en/of artikel 24 van deze richtlijn. Deze ontheffing komt automatisch te vervallen zodra de betrokken lidstaat niet langer als opkomende markt kan worden aangemerkt. De Commissie wordt van een dergelijke ontheffing in kennis gesteld.
  • 3. 
    Op de dag waarop de in lid 2 bedoelde ontheffing komt te vervallen, resulteert de omschrijving van in aanmerking komende afnemers in de openstelling van de markt die gelijk is aan ten minste 33 % van het totale jaarlijkse gasverbruik van de nationale gasmarkt. Twee jaar later is artikel 23, lid 1, onder b), van toepassing, en drie jaar later artikel 23, lid 1, onder c). Tot de toepassing van artikel 23, lid 1, onder b), kan de in lid 2 bedoelde lidstaat besluiten artikel 18 niet toe te passen op ondersteunende diensten en installaties voor tijdelijke opslag voor de hervergassing en de daaropvolgende toelevering aan het transmissiesysteem.
  • 4. 
    Indien de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in een geografisch beperkt gebied van een lidstaat tot aanzienlijke problemen zou leiden, met name wat de ontwikkeling van de transmissie- en grote distributie-infrastructuur betreft, kan de lidstaat, mede om investeringen te stimuleren, de Commissie om een tijdelijke ontheffing van artikel 4, artikel 7, artikel 8, leden 1 en 2, artikel 9, artikel 11, artikel 12, lid 5, artikel 13, artikel 17, artikel 18, artikel 23, lid 1, en/of artikel 24 verzoeken voor ontwikkelingen op dit gebied.
  • 5. 
    De Commissie kan de in lid 4 bedoelde ontheffing verlenen, in het bijzonder rekening houdend met de volgende criteria:
  • de noodzaak van infrastructuurinvesteringen die in een competitieve markt economisch niet haalbaar zouden zijn,
  • de omvang van de vereiste investeringen en de vooruitzichten met betrekking tot het terugverdienen daarvan,
  • de omvang en ontwikkelingsgraad van het gassysteem in het betrokken gebied,
  • de vooruitzichten voor de betrokken gasmarkt,
  • de oppervlakte en de geografische kenmerken van het betrokken gebied of de betrokken regio, en de sociaal-economische en demografische factoren.
  • a) 
    Voor andere gasvoorzieningsinfrastructuur dan distributie-infrastructuur mag alleen een ontheffing worden verleend als het betrokken gebied niet of sedert minder dan tien jaar beschikt over infrastructuur voor de gasvoorziening. De ontheffing is tijdelijk en mag niet langer gelden dan tien jaar vanaf de eerste gaslevering in het gebied.
  • b) 
    Voor distributie-infrastructuur kan een ontheffing worden verleend van ten hoogste 20 jaar vanaf de eerste gaslevering in het gebied via het betrokken systeem.
  • 6. 
    Luxemburg kan worden ontheven van het bepaalde in artikel 8, lid 3, en artikel 9 voor een termijn van vijf jaar vanaf 1 juli 2004. Een dergelijke ontheffing wordt opnieuw bezien vóór het verstrijken van de termijn van vijf jaar en een besluit tot verlenging van de ontheffing met nogmaals vijf jaar wordt genomen volgens de in artikel 30, lid 2, bedoelde procedure. De Commissie wordt van een dergelijke ontheffing in kennis gesteld.
  • 7. 
    De Commissie stelt de lidstaten van verzoeken uit hoofde van lid 4 in kennis alvorens zij een besluit neemt krachtens lid 5 en houdt daarbij rekening met de vertrouwelijkheidsvereisten. Dit besluit en de in de leden 1 en 2 bedoelde ontheffingen worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
  • 8. 
    Griekenland mag afwijken van de artikelen 4, 11, 12, 13, 18, 23 en/of 24 van deze richtlijn voor de geografische gebieden en de termijnen die vermeld worden in de vergunningen die het vóór 15 maart 2002 en overeenkomstig Richtlijn 98/30/EG heeft afgegeven voor de ontwikkeling en de exclusieve exploitatie van distributienetten in bepaalde geografische gebieden.

Artikel 29

Herzieningsprocedure

Ingeval in het in artikel 31, lid 3, bedoelde verslag geconcludeerd wordt dat de Commissie, in het licht van de effectieve wijze waarop de toegang tot het netwerk in een lidstaat geregeld is - en waar de toegang tot het netwerk dus volledig effectief, niet-discriminerend en ongehinderd verloopt - vaststelt dat bepaalde verplichtingen die uit hoofde van deze richtlijn op ondernemingen rusten (ook als het gaat om verplichtingen inzake juridische ontvlechting voor distributiesysteembeheerders) niet in verhouding staan tot het beoogde doel, mag de lidstaat in kwestie de Commissie verzoeken van deze verplichting te worden vrijgesteld.

De lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van het verzoek en van alle informatie waaruit blijkt dat de in het verslag getrokken conclusie - nl. dat de effectieve toegang tot het netwerk gewaarborgd is - geldig blijft.

Binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving stelt de Commissie een advies op over het verzoek van de betrokken lidstaat, en indien passend dient zij bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen in om de bepalingen in kwestie van de richtlijn aan te passen. In haar voorstellen tot aanpassing van de richtlijn kan de Commissie voorzien in vrijstelling van de betrokken lidstaat van specifieke verplichtingen, op voorwaarde dat die lidstaat indien nodig even effectieve maatregelen neemt.

Artikel 30

Comité

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
  • 3. 
    Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 31

Verslaglegging

  • 1. 
    De Commissie bewaakt en toetst de toepassing van deze richtlijn en dient vóór het einde van het eerste jaar volgend op de inwerkingtreding van deze richtlijn, en vervolgens jaarlijks een algemeen voortgangsverslag in bij het Europees Parlement en de Raad. In het verslag komen ten minste de volgende punten aan de orde:
  • a) 
    ervaring met en vooruitgang bij de totstandbrenging van een voltooide en volledig operationele interne markt voor aardgas, alsook de resterende belemmeringen, waaronder aspecten die te maken hebben met marktoverheersing, concentratie op de markt en roofzuchtig marktgedrag en concurrentiebeperkend gedrag;
  • b) 
    de krachtens deze richtlijn toegestane ontheffingen, met inbegrip van de uitvoering van de ontheffing krachtens artikel 13, lid 2, met het oog op een mogelijke herziening van de drempel;
  • c) 
    de mate waarin de voorschriften van deze richtlijn met betrekking tot ontvlechting en tarifering hebben bijgedragen tot het waarborgen van eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het gassysteem in de Gemeenschap en tot het gelijktrekken van de concurrentieniveaus, alsmede de economische, milieu- en sociale gevolgen die de openstelling van de gasmarkt met zich meebrengt voor de afnemers;
  • d) 
    een onderzoek naar de kwesties die verband houden met de niveaus van de systeemcapaciteit en de leverings- en voorzieningszekerheid van aardgas in de Gemeenschap, met name het bestaande en geplande evenwicht tussen vraag en aanbod, rekening houdend met de fysieke uitwisselingscapaciteit tussen verschillende gebieden en de ontwikkeling van de opslag (inclusief de kwestie van het proportionele karakter van de marktregulering op dit gebied);
  • e) 
    er wordt bijzondere aandacht besteed aan de maatregelen die de lidstaten nemen om aan de piekvraag te voldoen en bij het in gebreke blijven van een of meer leveranciers;
  • f) 
    een algemene evaluatie van de vooruitgang die is geboekt in het kader van de bilaterale betrekkingen met aardgasproducerende, -exporterende of -transporterende derde landen, inclusief de vooruitgang op het gebied van marktintegratie, handel en toegang tot de netwerken van deze derde landen;
  • g) 
    de behoefte aan mogelijke harmonisatie die niet samenhangt met de bepalingen van deze richtlijn.

Waar nodig, kan dat verslag aanbevelingen en maatregelen voor het tenietdoen van de negatieve effecten van marktdominantie en marktconcentratie bevatten.

  • 2. 
    Om de twee jaar omvat het in lid 1 bedoelde verslag tevens een analyse van de verschillende maatregelen die in de lidstaten genomen zijn om aan de openbaredienstverplichtingen te voldoen, met een onderzoek naar de doeltreffendheid van deze maatregelen en meer bepaald hun gevolgen voor de mededinging op de aardgasmarkt. Waar toepasselijk kan het verslag aanbevelingen bevatten over op nationaal niveau te nemen maatregelen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken of maatregelen om marktafscherming te voorkomen.
  • 3. 
    De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 1 januari 2006 een speciaal verslag voor over de vorderingen in de totstandbrenging van de interne gasmarkt. Het verslag zal met name aandacht besteden aan:
  • niet-discriminerende toegang tot het netwerk,
  • doelmatige regulering,
  • de ontwikkeling van interconnectie-infrastructuur, de voorwaarden voor doorvoer en de situatie op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid in de Gemeenschap,
  • de mate waarin kleine ondernemingen en huishoudens voordeel hebben bij de openstelling van de markt, met name wat de normen voor openbare dienstverlening betreft,
  • de mate waarin de markten in de praktijk openstaan voor daadwerkelijke mededinging, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt en marktondermijnend of concurrentievervalsend gedrag,
  • de mate waarin de afnemers metterdaad van leverancier veranderen en heronderhandelen over tarieven,
  • de ontwikkeling van de prijzen, inclusief de prijzen waartegen wordt geleverd, gerelateerd aan de mate van openstelling van de markt,
  • of derden daadwerkelijk en op niet-discriminerende wijze toegang hebben tot gasopslag wanneer dat technisch of economisch gezien nodig is om efficiënt toegang te verlenen tot het systeem,
  • de ervaring opgedaan met de toepassing van de richtlijn waar het gaat om de daadwerkelijke onafhankelijkheid van systeembeheerders in verticaal geïntegreerde bedrijven, alsmede op de vraag of naast operationele onafhankelijkheid en gescheiden boekhoudingen nog andere maatregelen zijn ontwikkeld die gelijkwaardige resultaten opleveren als juridische ontvlechting.

Indien nodig dient de Commissie voorstellen in bij het Europees Parlement en bij de Raad, met name om naleving van hoge normen voor openbare dienstverlening te garanderen.

Indien nodig dient de Commissie voorstellen in bij het Europees Parlement en bij de Raad, met name om ervoor te zorgen dat de distributiesysteembeheerders voor 1 juli 2007 volledig en daadwerkelijk onafhankelijk zijn. Indien nodig hebben deze voorstellen, in overeenstemming met het mededingingsrecht, ook betrekking op maatregelen tegen marktdominantie, concentratie in de markt en marktondermijnend of concurrentievervalsend gedrag.

Artikel 32

Intrekking

  • 1. 
    Richtlijn 91/296/EEG wordt hierbij met ingang van 1 juli 2004 ingetrokken, onverminderd contracten die zijn gesloten overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn 91/296/EEG, en die blijven gelden en geïmplementeerd blijven overeenkomstig die richtlijn.
  • 2. 
    Richtlijn 98/30/EG wordt met ingang van 1 juli 2004 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten betreffende de termijnen voor omzetting en toepassing van voornoemde richtlijn. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn moeten als verwijzingen naar deze richtlijn worden beschouwd en overeenkomstig de in bijlage B opgenomen concordantietabel worden geïnterpreteerd.

Artikel 33

Uitvoering van de richtlijn

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 juli 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
  • 2. 
    De lidstaten kunnen de toepassing van artikel 13, lid 1, opschorten tot en met 1 juli 2007. Dit geldt onverminderd artikel 13, lid 2.
  • 3. 
    Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 34

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 35

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 juni 2003.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • P. 
    Cox

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    Tsochatzopoulos
  • (1) 
    PB C 240 E van 28.8.2001, blz. 60 en PB C 227 E van 24.9.2002, blz. 393.
  • (2) 
    PB C 36 van 8.2.2002, blz. 10.
  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement van 13 maart 2002 (PB C 47 E van 27.2.2003, blz. 367), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 3 februari 2003 (PB C 50 E van 4.3.2003, blz. 36) en besluit van het Europees Parlement van 4 juni 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (4) 
    PB L 204 van 21.7.1998, blz. 1.
  • (5) 
    Zie blz. 37 van dit Publicatieblad.
  • (6) 
    Zie blz. 1 van dit Publicatieblad.
  • (7) 
    PB L 147 van 12.6.1991, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/49/EG van de Commissie (PB L 233 van 30.9.1995, blz. 86).
  • (8) 
    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
  • (9) 
    PB L 395 van 30.12.1989, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1310/97 (PB L 180 van 9.7.1997, blz. 1)
  • (10) 
    De titel van Richtlijn 83/349/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam; oorspronkelijk werd verwezen naar artikel 54, lid 3, onder g).
  • (11) 
    PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28).
  • (12) 
    PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18)
  • (13) 
    De titel van Richtlijn 78/660/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam; oorspronkelijk werd verwezen naar artikel 54, lid 3, onder g).
  • (14) 
    PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28).

BIJLAGE A

Voorschriften inzake consumentenbescherming

Onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad(1) en Richtlijn 93/13/EG van de Raad(2), houden de in artikel 3 bedoelde maatregelen in dat ervoor wordt gezorgd dat de afnemers:

  • a) 
    recht hebben op een contract met hun gasleverancier waarin zijn opgenomen:
  • de identiteit en het adres van de leverancier;
  • de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;
  • in voorkomend geval, de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;
  • de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen;
  • de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract, het bestaan van een recht op opzegging;
  • alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald; en
  • de methode voor het beginnen van procedures voor de beslechting van geschillen overeenkomstig punt f).

De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval wordt deze informatie voorafgaand aan de ondertekening of bevestiging van het contract verstrekt. Indien contracten door middel van tussenpersonen worden gesloten, wordt bovengenoemde informatie eveneens voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt;

  • b) 
    op toereikende wijze in kennis worden gesteld van ieder voornemen om de contractvoorwaarden te wijzigen en op de hoogte worden gesteld van hun recht op opzegging wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Dienstverleners stellen hun abonnees rechtstreeks in kennis van tariefstijgingen en doen dit binnen een redelijke termijn die een normale factureringsperiode na het invoeren van de stijging niet overschrijdt. De lidstaten zorgen ervoor dat afnemers de mogelijkheid krijgen contracten op te zeggen indien zij de hun door de gasleverancier aangemelde nieuwe voorwaarden niet aanvaarden;
  • c) 
    transparante informatie ontvangen over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van gasdiensten;
  • d) 
    een ruime keuze van betalingswijzen wordt geboden. Ieder verschil in voorwaarden komt overeen met de kosten die de verschillende betalingswijzen voor de leverancier meebrengen. De algemene voorwaarden van de contracten dienen eerlijk en transparant te zijn. Zij zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal. Afnemers worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden;
  • e) 
    geen kosten in rekening worden gebracht indien zij van leverancier veranderen;
  • f) 
    transparante, eenvoudige en goedkope procedures ter beschikking krijgen voor het afhandelen van hun klachten. Door middel van dergelijke procedures moeten geschillen billijk en snel kunnen worden beslecht, zo nodig via een systeem van terugbetaling en/of vergoeding. Hierbij dienen zoveel mogelijk de beginselen van Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie(3) te worden gevolgd;
  • g) 
    die op het gassysteem zijn aangesloten, in kennis worden gesteld van hun recht om, in overeenstemming met de geldende nationale wetgeving, te worden voorzien van aardgas van een bepaalde kwaliteit tegen een redelijke prijs.
  • (1) 
    PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.
  • (2) 
    PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.
  • (3) 
    PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.

BIJLAGE B

Concordantietabel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.

Verwante dossiers

 
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.