Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie
Inhoudsopgave van deze pagina:
|
Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie
Publicatieblad Nr. L 311 van 14/11/2002 blz. 0003 - 0008
Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad
van 11 november 2002
tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 159, derde alinea, en artikel 308,
Gezien het voorstel van de Commissie(1),
Gezien het advies van het Europees Parlement(2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),
Gezien de resolutie van het Comité van de Regio's(4),
Overwegende hetgeen volgt:
-
(1)Bij grote rampen moet de Gemeenschap zich solidair met de bevolking van de betrokken regio's tonen door die regio's financieel te steunen om er zo spoedig mogelijk toe bij te dragen dat in alle rampgebieden weer normale levensomstandigheden heersen. De steun zou hoofdzakelijk bij natuurrampen moeten worden verstrekt.
-
(2)De bestaande instrumenten op het gebied van economische en sociale cohesie maken de financiering mogelijk van acties om risico's te voorkomen of verwoeste infrastructuur te herstellen. Er dient echter ook een extra instrument naast de bestaande communautaire instrumenten te worden ingesteld dat het de Gemeenschap mogelijk maakt met spoed en doeltreffend te handelen om zo spoedig mogelijk bij te dragen tot de inzet van hulpdiensten die zich richten op de onmiddellijke behoeften van de bevolking en op de wederopbouw op korte termijn van de belangrijkste beschadigde infrastructuurvoorzieningen, zodat de economische bedrijvigheid in de rampgebieden weer op gang kan komen.
-
(3)De Europese solidariteit moet ook tot uitdrukking komen ten aanzien van de staten waarmee wordt onderhandeld over hun toetreding tot de Europese Unie. Artikel 308 is nodig om deze verordening voor die staten te kunnen toepassen.
-
(4)De hulp van de Gemeenschap moet de inspanningen van de betrokken staten aanvullen en moet een gedeelte van de overheidsuitgaven dekken die worden gedaan om het hoofd te bieden aan de door een grote ramp veroorzaakte schade.
-
(5)Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moet de steun uit hoofde van dit instrument beperkt blijven tot grote rampen die ernstige gevolgen hebben voor de levensomstandigheden van de burgers, het natuurlijke milieu of de economie.
-
(6)Als grote ramp moet worden beschouwd elke ramp die in ten minste één van de betrokken staten schade veroorzaakt die aanzienlijk is in financieel opzicht of als percentage van het brutonationaal inkomen (BNI). Om hulp te kunnen verlenen bij een ramp die kwantitatief gesproken weliswaar aanzienlijk is maar niet de vereiste drempelwaarden bereikt, kan onder uitzonderlijke omstandigheden ook steun worden verleend wanneer een buurland dat in aanmerking komt door dezelfde ramp getroffen is, of wanneer het grootste deel van de bevolking van een specifieke regio getroffen is door een ramp met zware en langdurige gevolgen voor de levensomstandigheden.
-
(7)Het optreden van de Gemeenschap mag niet dienen als vervanging van de aansprakelijkheid van derden die uit hoofde van het beginsel dat de vervuiler betaalt in eerste instantie aansprakelijk zijn voor de door hen teweeggebrachte schade en mag evenmin preventieve maatregelen op zowel nationaal als communautair niveau ontmoedigen.
-
(8)Een dergelijk instrument moet het met name mogelijk maken om door een snelle besluitvorming zo spoedig mogelijk specifieke financiële middelen toe te zeggen en beschikbaar te stellen. Administratieve procedures dienen dienovereenkomstig te worden aangepast en tot het absoluut noodzakelijke minimum te worden beperkt. Daartoe hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 7 november 2002 een interinstitutioneel akkoord inzake de financiering van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ter aanvulling van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure gesloten.
-
(9)Het kan voor de begunstigde staat wenselijk zijn om de regionale of plaatselijke autoriteiten bij de sluiting en de toepassing van de regelingen voor de uitvoering te betrekken, met inachtneming van hun constitutionele, institutionele, juridische of financiële bepalingen, waarbij de begunstigde staat hoe dan ook verantwoordelijk blijft voor de aanwending van de subsidie en voor het beheer en de controle van de verrichtingen die door de communautaire financiering worden ondersteund.
-
(10)De nadere uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van dit instrument moeten zijn aangepast aan het spoedeisende karakter van de situatie.
-
(11)Voor een door dit instrument gefinancierde actie mag niet op dezelfde grond steun worden ontvangen krachtens Verordening (EG) nr. 1164/94 van de Raad van 16 mei 1994 tot oprichting van een Cohesiefonds(5), Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de structuurfondsen(6), Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL)(7), Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp ten gunste van de Republiek Hongarije en de Volksrepubliek Polen(8), Verordening (EG) nr. 1267/1999 van de Raad van 21 juni 1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid(9), Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad van 21 juni 1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode(10) of Verordening (EG) nr. 2760/98 van de Commissie van 18 december 1998 betreffende de tenuitvoerlegging van een programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Phare-programma(11), Verordening (EG) nr. 1266/1999 van de Raad van 21 juni 1999 betreffende de coördinatie van de bijstand aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89(12), Verordening (EG) nr. 555/2000 van de Raad van 13 maart 2000 betreffende de uitvoering van acties in het kader van de pretoetredingsstrategie voor de Republiek Cyprus en de Republiek Malta(13) of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad van 18 september 1995 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken(14). Schadeherstellingen die gefinancierd zijn uit communautaire of internationale instrumenten voor de vergoeding van specifieke schadegevallen, mogen niet voor hetzelfde doel uit onderhavig instrument gefinancierd worden.
-
(12)Er dient voor een maximale transparantie bij de uitvoering van de financiële steun van de Gemeenschap en voor een passende controle op het gebruik van de kredieten te worden gezorgd.
-
(13)Een voorzichtig financieel beheer is noodzakelijk opdat de Gemeenschap in staat zal zijn hulp te verlenen, indien zich in hetzelfde jaar verscheidene grote rampen voordoen.
-
(14)In uitzonderlijke gevallen en naar gelang van de financiële middelen van dit instrument voor het jaar waarin de ramp zich voordoet, dienen in het Fonds van het volgende jaar voorzieningen te worden aangelegd voor eventuele aanvullende subsidies uit dit instrument.
-
(15)Er moet een uiterste datum voor het gebruik van de toegekende subsidie worden vastgesteld en bepaald dient te worden dat de begunstigde staten het gebruik van de ontvangen subsidies moeten verantwoorden. Ontvangen steun die vervolgens door derden terugbetaald is of steun die het definitieve schadebedrag overstijgt, moet worden teruggevorderd.
-
(16)Gezien de uitzonderlijke omstandigheden dient te worden bepaald dat de staten die vanaf de zomer van 2002 door rampen zijn getroffen, in aanmerking komen voor steun uit hoofde van dit instrument.
-
(17)Om voor een snelle steun aan de door de recente overstroming getroffen landen te zorgen, moet dit instrument zeer dringend worden aangenomen. Derhalve dient een uitzondering te worden gemaakt op de periode van zes weken waarover de nationale parlementen voor de behandeling beschikken en die is neergelegd in het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt een Solidariteitsfonds van de Europese Unie, hierna "Fonds" te noemen, opgericht. Het is bestemd om de Gemeenschap in staat te stellen snel, doeltreffend en soepel op noodsituaties te reageren overeenkomstig deze verordening.
Artikel 2
-
1.Op verzoek van een lidstaat of van een staat waarmee over toetreding tot de Europese Unie wordt onderhandeld, hierna "begunstigde staat" genoemd, kan hoofdzakelijk steun uit het Fonds worden verleend wanneer zich op het grondgebied van die staat een grote natuurramp voordoet die ernstige gevolgen heeft voor de levensomstandigheden van de burgers, het natuurlijke milieu of de economie van een of meer regio's of een of meer staten.
-
2.Als grote ramp in de zin van deze verordening wordt beschouwd elke ramp die schade veroorzaakt die in ten minste één van de betrokken staten wordt geschat op hetzij meer dan 3 miljard EUR in prijzen van 2002, hetzij meer dan 0,6 % van zijn BNI.
In uitzonderlijke gevallen kan ook steun uit het Fonds krijgen:
een buurland of een staat waarmee over toetreding tot de Europese Unie wordt onderhandeld en die door dezelfde ramp is getroffen;
een regio die is getroffen door een buitengewone ramp, vooral een natuurramp, welke het grootste deel van de bevolking treft en ernstige en langdurige gevolgen voor de levensomstandigheden en de macro-economische stabiliteit van de regio heeft. Het totale jaarlijkse bedrag van de steun uit hoofde van deze alinea is beperkt tot maximaal 7,5 % van het jaarbedrag waarover het Fonds kan beschikken. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar afgelegen of geïsoleerde regio's, zoals de in artikel 299, lid 2, van het Verdrag bedoelde insulaire en ultraperifere gebieden. De Commissie zal de uit hoofde van deze alinea ingediende verzoeken met de grootste zorgvuldigheid onderzoeken.
Artikel 3
-
1.De steun van het Fonds geschiedt in de vorm van een subsidie. Voor een erkende ramp, wordt aan een begunstigde staat een enkele subsidie toegekend.
-
2.Het Fonds heeft tot doel een aanvulling te vormen op de inspanningen van de betrokken staten en dient een deel van hun overheidsuitgaven te dekken om de begunstigde staat te helpen om, naar gelang van de aard van de ramp, de volgende noodacties inzake eerste levensbehoeften te treffen:
-
a)onmiddellijk herstel van de infrastructuurvoorzieningen en uitrustingen op het gebied van energie, water en afvalwater, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs;
-
b)uitvoering van voorlopige huisvestingsmaatregelen en inzet van hulpdiensten die zich op de onmiddellijke behoeften van de bevolking richten;
-
c)onmiddellijke veiligstelling van de infrastructurele preventievoorzieningen en op onmiddellijke bescherming van het culturele erfgoed gerichte maatregelen;
-
d)onmiddellijke reiniging van de geteisterde gebieden, inclusief natuurgebieden.
-
3.Betalingen uit het Fonds zijn in beginsel beperkt tot de financiering van maatregelen om niet-verzekerbare schade te herstellen en zullen worden teruggevorderd indien de kosten voor schadeloosstelling later, overeenkomstig artikel 8, door een derde wordt vergoed.
Artikel 4
-
1.Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen tien weken na de datum waarop de eerste met de ramp verband houdende schade zich heeft voorgedaan, kan de staat een verzoek om hulpverlening van het Fonds aan de Commissie doen toekomen; hij verschaft daarbij alle beschikbare informatie over onder meer:
-
a)de totale schade die door de ramp is teweeggebracht en de gevolgen voor de betrokken bevolking en de economie;
-
b)de schatting van de kosten van de in artikel 3 bedoelde acties;
-
c)eventuele andere communautaire financieringsbronnen;
-
d)eventuele andere nationale en internationale financieringsbronnen, met inbegrip van publieke en particuliere verzekeringen, die bijdragen kunnen leveren voor de schadeloosstelling.
-
2.Op basis van deze gegevens en van eventueel door de betrokken staat te verstrekken preciseringen gaat de Commissie na of aan de voorwaarden voor het inzetten van het Fonds voldaan is en bepaalt zij zo spoedig mogelijk en binnen de grenzen van de beschikbaarheid van financiële middelen het voorgestelde bedrag van de eventuele subsidie. Op 1 oktober van elk jaar moet ten minste een vierde van het jaarlijkse bedrag nog beschikbaar zijn om de behoeften te dekken die tot het einde van het begrotingsjaar ontstaan.
De Commissie draagt zorg voor een billijke behandeling van de door de staten ingediende verzoeken.
-
3.De Commissie dient bij de begrotingsautoriteit de voorstellen in die nodig zijn voor de goedkeuring van de betrokken kredieten. Deze voorstellen bevatten alle in lid 1 bedoelde beschikbare informatie alsmede alle nuttige informatie waarover de Commissie beschikt, een bewijs dat aan de voorwaarden van artikel 2 is voldaan en een motivering van de voorgestelde bedragen.
-
4.Wanneer de kredieten door de begrotingsautoriteit ter beschikking gesteld zijn, stelt de Commissie een besluit tot toekenning van de subsidie vast, welke subsidie zij na de ondertekening van de in artikel 5 bedoelde overeenkomst onmiddellijk en ineens aan de begunstigde staat verstrekt.
-
5.De subsidiabiliteit van de uitgaven vangt aan op de in lid 1 bedoelde datum.
Artikel 5
-
1.Overeenkomstig de constitutionele, institutionele, juridische of financiële bepalingen van de begunstigde staat en van de Gemeenschap sluiten de Commissie en de begunstigde staat een overeenkomst over de uitvoering van het besluit tot toekenning van de subsidie. In de overeenkomst worden met name de aard en de locatie van de door het Fonds te financieren acties beschreven.
-
2.De Commissie ziet erop toe dat de op grond van deze verordening door de lidstaten aangegane verplichtingen in het kader van de terzake dienende akkoorden of instrumenten ook worden nagekomen door de staten waarmee wordt onderhandeld over hun toetreding tot de Europese Unie.
-
3.Voor de selectie van de individuele acties en de aanwending van de subsidie in het kader van de overeenkomst is de begunstigde staat verantwoordelijk, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening, het toekenningsbesluit en de overeenkomst. De begunstigde staat draagt deze verantwoordelijkheid onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie en overeenkomstig de in het Financieel Reglement vervatte bepalingen inzake een gedeeld of gedecentraliseerd beheer.
Artikel 6
-
1.De begunstigde staat draagt zorg voor de coördinatie tussen de bijdrage van het Fonds voor de in artikel 3 genoemde verrichtingen enerzijds, en de bijstandsverlening van de Europese Investeringsbank (EIB) en van andere instrumenten voor communautaire financiering anderzijds.
-
2.Op grond van deze verordening gesteunde verrichtingen ontvangen geen bijstand van de Fondsen en instrumenten die worden beheerd krachtens de Verordeningen (EG) nr. 1164/94, (EG) nr. 1260/1999, (EG) nr. 1257/1999, (EG) nr. 1267/1999, (EG) nr. 1268/1999, (EEG) nr. 3906/89, (EG) nr. 2760/98, (EG) nr. 555/2000 en (EG) nr. 2236/95 en dienen te voldoen aan Verordening (EG) nr. 1266/1999. De begunstigde staat ziet op de toepassing van deze bepaling toe.
-
3.Schadeherstellingen die gefinancierd zijn uit communautaire of internationale instrumenten voor de vergoeding van specifieke schadegevallen, mogen niet voor hetzelfde doel uit het Fonds gefinancierd worden.
Artikel 7
De verrichtingen met een financiering door het Fonds moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Verdrag en van de op grond van het Verdrag vastgestelde besluiten, met de communautaire beleidstakken en acties en met de pretoetredingsinstrumenten voor steunverlening.
Artikel 8
-
1.De subsidie wordt gebruikt binnen één jaar te rekenen vanaf de datum waarop de subsidie is toegekend. Elk deel van de subsidie dat niet binnen deze termijn en met inachtneming van het bepaalde in deze verordening is gebruikt, wordt door de Commissie ten laste van de begunstigde staat ingevorderd.
Begunstigde staten dienen te streven naar alle mogelijke vergoedingen door derden.
-
2.Uiterlijk zes maanden na afloop van de termijn van één jaar te rekenen vanaf de toekenning legt de begunstigde staat een uitvoeringsverslag met een verantwoordingsstaat van de uitgaven over het gebruik van de subsidie en waarin elke andere bron van voor de betrokken acties ontvangen financiering is vermeld, met inbegrip van de verzekeringsuitkeringen en de van derden ontvangen schadevergoedingen. In het verslag wordt melding gemaakt van de preventiemaatregelen waartoe de begunstigde staat heeft besloten of die hij overweegt om de omvang van de schade te verminderen en herhaling van dergelijke rampen zoveel mogelijk te voorkomen.
Aan het einde van deze procedure gaat de Commissie over tot de afsluiting van de steun van het Fonds.
-
3.In het geval dat de kosten van de schadeloosstelling later door derden worden gedekt, neemt de Commissie een besluit over de vereiste terugbetaling door de begunstigde staat van de toegekende subsidie.
Artikel 9
Het verzoek om en het besluit tot toekenning van een subsidie uit het Fonds alsmede de financiële overeenkomst, de verslagen en alle andere desbetreffende documenten luiden in euro's.
Artikel 10
-
1.In uitzonderlijke gevallen en indien de resterende beschikbare financiële middelen van het Fonds in het jaar dat de ramp zich voordoet, niet toereikend zijn voor de hulp die de begrotingsautoriteit nodig acht, kan de Commissie voorstellen dat het verschil uit het Fonds van het volgende jaar gefinancierd wordt. Het begrotingsplafond van het Fonds dat is vastgesteld voor het jaar waarin de ramp zich voordoet en dat voor het volgende jaar, mag in geen geval overschreden worden.
-
2.Wanneer uit nieuwe elementen blijkt dat de opgelopen schade aanzienlijk kleiner is, eist de Commissie van de begunstigde staat de terugbetaling van de overeenkomstige subsidie.
Artikel 11
De besluiten tot financiering en de daaruit voortvloeiende overeenkomsten en contracten voorzien met name een controle door de Commissie, met inbegrip van OLAF, en de uitvoering van verificaties ter plaatse door de Commissie en de Rekenkamer volgens de geldende procedures.
Artikel 12
Elk jaar dient de Commissie vóór 1 juli bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de activiteiten van het Fonds in het voorgaande jaar. Dit verslag bevat in het bijzonder de in de artikelen 3, 4 en 8, bedoelde informatie.
Artikel 13
In afwijking van de bij artikel 4, lid 1, van deze verordening vastgestelde termijn kunnen de lidstaten en de in onderhandeling over hun toetreding tot de Europese Unie zijnde staten die na 1 augustus 2002 getroffen zijn door rampen als gedefinieerd in artikel 2, om hulpverlening van het Fonds verzoeken binnen twee maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
Artikel 14
De Raad evalueert deze verordening op voorstel van de Commissie uiterlijk 31 december 2006.
Artikel 15
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 november 2002.
Voor de Raad
De voorzitter
-
B.Mikkelsen
-
(1)Voorstel van de Commissie van 20 september 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
-
(2)Advies van 10 oktober 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
-
(3)Advies van 24 oktober 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
-
(4)Resolutie van 10 oktober 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
-
(5)PB L 130 van 25.5.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1265/1999 (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 62).
-
(6)PB L 161 van 26.6.1999, blz. 80. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1447/2001 (PB L 198 van 21.7.2001, blz. 1).
-
(7)PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.
-
(8)PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2500/2001 (PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1).
-
(9)PB L 161 van 26.6.1999, blz. 73. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2500/2001 (PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1).
-
(10)PB L 161 van 26.6.1999, blz. 87. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2500/2001 (PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1).
-
(11)PB L 345 van 19.12.1998, blz. 49. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1596/2002 (PB L 240 van 7.9.2002, blz. 33).
-
(12)PB L 161 van 26.6.1999, blz. 68.
-
(13)PB L 68 van 16.3.2000, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2500/2001 (PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1).
-
(14)PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1655/1999 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 197 van 29.7.1999, blz. 1).
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.