Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

32000R2725

Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin

Publicatieblad Nr. L 316 van 15/12/2000 blz. 0001 - 0010

Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad

van 11 december 2000

betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 63, punt 1, onder a),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De lidstaten hebben het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951 ondertekend, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967.
  • (2) 
    De lidstaten hebben de op 15 juni 1990 te Dublin ondertekende overeenkomst gesloten betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend, hierna "Overeenkomst van Dublin" genoemd(2).
  • (3) 
    Voor de toepassing van de Overeenkomst van Dublin is het noodzakelijk de identiteit vast te stellen van asielzoekers en van personen die in verband met de illegale overschrijding van de buitengrens van de Gemeenschap zijn aangehouden. Tevens is het met het oog op een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin, en met name van artikel 10, lid 1, punten c) en e) van die overeenkomst, wenselijk elke lidstaat de mogelijkheid te bieden na te gaan of een vreemdeling die zich illegaal op zijn grondgebied ophoudt, in een andere lidstaat om asiel heeft verzocht.
  • (4) 
    Vingerafdrukken vormen een belangrijk element om de juiste identiteit van die personen vast te stellen, hetgeen ertoe noopt een systeem voor de vergelijking van hun vingerafdrukgegevens in te stellen.
  • (5) 
    Daartoe is het noodzakelijk om een systeem op te zetten, "Eurodac" genaamd, bestaande uit een bij de Commissie in te stellen centrale eenheid die een geautomatiseerde centrale gegevensbank van vingerafdrukgegevens beheert, alsmede uit de elektronische middelen voor doorzending tussen de lidstaten en de centrale gegevensbank.
  • (6) 
    Het is tevens noodzakelijk dat de lidstaten van elke asielzoeker en van elke in verband met de illegale overschrijding van de buitengrens van een lidstaat aangehouden vreemdeling, voorzover deze 14 jaar of ouder is, onverwijld vingerafdrukken nemen.
  • (7) 
    Het is noodzakelijk nauwkeurige regels vast te stellen voor de toezending van deze vingerafdrukgegevens aan de centrale eenheid, de opslag van deze vingerafdrukgegevens en van andere relevante gegevens in de centrale gegevensbank, de bewaring van die gegevens, de vergelijking ervan met andere vingerafdrukgegevens, de toezending van de resultaten van die vergelijking alsmede voor de afscherming en de verwijdering van de vastgelegde gegevens. Dergelijke regels kunnen verschillend zijn voor en dienen specifiek te worden afgestemd op de situatie van de verschillende categorieën vreemdelingen.
  • (8) 
    Vreemdelingen die in één lidstaat om asiel hebben verzocht, kunnen nog tal van jaren over de mogelijkheid beschikken om dat ook in een andere lidstaat te doen. Daarom moet het maximale tijdsbestek gedurende hetwelk vingerafdrukken door de centrale eenheid dienen te worden bewaard, vrij lang zijn. Gezien het feit dat de meeste vreemdelingen die een aantal jaren in de Gemeenschap hebben verbleven, na die periode een vaste status of zelfs het burgerschap van een lidstaat hebben verkregen, dient een periode van tien jaar voor de bewaring van vingerafdrukgegevens als een redelijke termijn te worden beschouwd.
  • (9) 
    Deze bewaringstermijn dient te worden bekort in bepaalde bijzondere omstandigheden waarin bewaring van vingerafdrukgegevens voor een zo lange duur onnodig is. Vingerafdrukgegevens van vreemdelingen dienen onverwijld te worden verwijderd zodra die vreemdelingen het burgerschap van een lidstaat verkrijgen.
  • (10) 
    De respectieve verantwoordelijkheden van de Commissie, voor zover het de centrale eenheid betreft, en van de lidstaten met betrekking tot het gebruik van gegevens, beveiliging van gegevens, toegang tot en rechtzetting van geregistreerde gegevens moeten duidelijk afgebakend worden.
  • (11) 
    Terwijl de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap in verband met het beheer van het Eurodac-systeem door de desbetreffende verdragsbepalingen wordt beheerst, moeten voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de lidstaten in verband met het beheer van het systeem specifieke bepalingen worden vastgesteld.
  • (12) 
    De doelstelling van de overwogen maatregelen, namelijk de invoering, bij de Commissie, van een systeem voor het vergelijken van vingerafdrukgegevens ten behoeve van de uitvoering van het asielbeleid van de Gemeenschap, kan, juist door de aard ervan, onvoldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt, zodat dit, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag, beter door de Gemeenschap kan geschieden. Overeenkomstig het proportionaliteitsbeginsel van genoemd artikel reikt deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is voor het bereiken van deze doelstelling.
  • (13) 
    Aangezien alleen de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het identificeren en klasseren van de door de centrale eenheid verstrekte vergelijkingsresultaten en voor het afschermen van gegevens betreffende personen die als vluchteling erkend en toegelaten zijn, en aangezien deze verantwoordelijkheid betrekking heeft op het zeer gevoelige gebied van de verwerking van persoonsgegevens en gevolgen kan hebben voor het uitoefenen van individuele vrijheden, heeft de Raad bijzondere redenen om zich bepaalde uitvoerende bevoegdheden voor te behouden, met name wat betreft de aanneming van maatregelen om de veiligheid en betrouwbaarheid van die gegevens te garanderen.
  • (14) 
    De maatregelen vereist voor de uitvoering van andere bepalingen van deze verordening worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden die gelden voor de uitoefening van aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(3).
  • (15) 
    Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(4) dient op de verwerking door de lidstaten van persoonsgegevens in het raam van het Eurodac-systeem van toepassing te zijn.
  • (16) 
    Krachtens artikel 286 van het Verdrag is Richtlijn 95/46/EG ook van toepassing op instellingen en organen van de Gemeenschap. Aangezien de centrale eenheid bij de Commissie zal worden ingesteld, zal die richtlijn ook gelden voor de verwerking van persoonsgegevens door die eenheid.
  • (17) 
    De beginselen van Richtlijn 95/46/EG met betrekking tot de bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, met name het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de verwerking van persoonsgegevens, dienen vooral voorzover het bepaalde sectoren betreft te worden aangevuld of verduidelijkt.
  • (18) 
    Het is dienstig op de prestaties van Eurodac toezicht te houden en deze te evalueren.
  • (19) 
    De lidstaten dienen te voorzien in een regeling die gebruik van in de centrale gegevensbank opgeslagen gegevens dat in strijd is met de doelstelling van Eurodac bestraft.
  • (20) 
    Het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben, overeenkomstig artikel 3 van het protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, schriftelijk medegedeeld dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening.
  • (21) 
    Denemarken neemt, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan de genoemde verdragen, niet deel aan de aanneming van deze verordening. Deze verordening is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken.
  • (22) 
    Het is dienstig de territoriale werkingssfeer van deze verordening te beperken en te doen samenvallen met die van de Overeenkomst van Dublin.
  • (23) 
    Deze verordening dient in werking te treden op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, teneinde als rechtsgrondslag te dienen voor de uitvoeringsbepalingen die met het oog op een spoedige toepassing van de verordening nodig zijn voor het treffen van de noodzakelijke technische maatregelen door de lidstaten en door de Commissie. Aan de Commissie dient bijgevolg de taak te worden opgedragen om na te gaan of aan deze voorwaarden is voldaan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel van "Eurodac"

  • 1. 
    Hierbij wordt een systeem, "Eurodac" geheten, ingesteld dat tot doel heeft te helpen vaststellen welke lidstaat krachtens de Overeenkomst van Dublin verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een lidstaat is ingediend en tevens de toepassing van de Overeenkomst van Dublin te vergemakkelijken, zulks onder de in deze verordening vervatte voorwaarden.
  • 2. 
    Eurodac bestaat uit:
  • a) 
    de in artikel 3 bedoelde centrale eenheid,
  • b) 
    een geautomatiseerde centrale gegevensbank, waarin de in artikel 5, lid 1, in artikel 8, lid 2, en in artikel 11, lid 2, bedoelde gegevens worden verwerkt om de vingerafdrukgegevens van asielzoekers en van de categorieën vreemdelingen bedoeld in artikel 8, lid 1, en artikel 11, lid 1, te kunnen vergelijken,
  • c) 
    datatransmissiefaciliteiten tussen de lidstaten en de centrale gegevensbank.

De regels voor Eurodac zijn eveneens van toepassing op de handelingen die door de lidstaten worden verricht, vanaf het toezenden van de gegevens aan de centrale eenheid tot het gebruik van de vergelijkingsresultaten.

  • 3. 
    Onverminderd het gebruik dat de lidstaat van oorsprong kan maken van de voor Eurodac bestemde gegevens in overeenkomstig zijn nationaal recht ingestelde gegevensbestanden, mag de verwerking in Eurodac van vingerafdrukgegevens en andere persoonsgegevens uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de in artikel 15, lid 1, van de Overeenkomst van Dublin vermelde doeleinden.

Artikel 2

Definities

  • 1. 
    Voor de doeleinden van deze verordening wordt verstaan onder:
  • a) 
    "Overeenkomst van Dublin", de op 15 juni 1990 te Dublin ondertekende overeenkomst betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend;
  • b) 
    "asielzoeker", een vreemdeling die een asielverzoek heeft ingediend of namens wie een asielverzoek is ingediend;
  • c) 
    "lidstaat van oorsprong":
  • i) 
    in verband met een asielzoeker, de lidstaat die de persoonsgegevens aan de centrale eenheid toezendt en de resultaten van de vergelijking ontvangt;
  • ii) 
    in verband met een persoon zoals bedoeld in artikel 8, de lidstaat die de persoonsgegevens aan de centrale eenheid toezendt;
  • iii) 
    in verband met een persoon als bedoeld in artikel 11, de lidstaat die de persoonsgegevens aan de centrale eenheid toezendt en de resultaten van de vergelijking ontvangt;
  • d) 
    "vluchteling", degene die als vluchteling is erkend overeenkomstig het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967;
  • e) 
    "treffer": de op grond van een vergelijking door de centrale eenheid geconstateerde overeenstemming of overeenstemmingen tussen de vingerafdrukgegevens die in de gegevensbank zijn opgeslagen en de vingerafdrukken die door een lidstaat zijn toegezonden voor een persoon, onverminderd de plicht van de lidstaten de resultaten van de vergelijking overeenkomstig artikel 4, lid 6, onmiddellijk te toetsen.
  • 2. 
    De in artikel 2 van Richtlijn 95/46/EG gedefinieerde begrippen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in die richtlijn.
  • 3. 
    Tenzij anders bepaald hebben de in artikel 1 van de Overeenkomst van Dublin gedefinieerde begrippen in deze verordening dezelfde betekenis als in die overeenkomst.

Artikel 3

Centrale eenheid

  • 1. 
    Er wordt bij de Commissie een centrale eenheid opgericht om ten behoeve van de lidstaten de in artikel 1, lid 2, onder b), genoemde centrale gegevensbank te beheren. De centrale eenheid wordt uitgerust met een geautomatiseerd vingerafdrukkenherkenningssysteem.
  • 2. 
    Gegevens over asielzoekers, en over de in artikel 8 en in artikel 11 bedoelde personen worden bij de centrale eenheid ten behoeve van de lidstaat van oorsprong verwerkt, onder de in deze verordening genoemde voorwaarden.
  • 3. 
    De centrale eenheid stelt om de drie maanden een statistisch verslag op over haar werkzaamheden, met de volgende informatie:
  • a) 
    het aantal toegezonden gegevens over asielzoekers en de in artikel 8, lid 1, en artikel 11, lid 1, bedoelde personen,
  • b) 
    het aantal treffers aangaande asielzoekers die in een andere lidstaat een asielverzoek hebben ingediend,
  • c) 
    het aantal treffers aangaande de in artikel 8, lid 1, bedoelde personen die later een asielverzoek hebben ingediend,
  • d) 
    het aantal treffers aangaande de in artikel 11, lid 1, bedoelde personen die eerder een asielverzoek in een andere lidstaat hebben ingediend,
  • e) 
    het aantal vingerafdrukgegevens dat de centrale eenheid opnieuw bij de lidstaten van oorsprong heeft moeten opvragen omdat de eerder toegezonden vingerafdrukgegevens ongeschikt waren voor vergelijking door het geautomatiseerde vingerafdrukkenherkenningssysteem.

Aan het eind van ieder jaar wordt een statistisch verslag opgesteld waarin de driemaandelijkse statistische verslagen die sinds het begin van de activiteiten van Eurodac zijn opgesteld, worden samengevat en waarin tevens het aantal personen wordt vermeld met betrekking tot wie treffers in de zin van sub b), c) en d) werden vastgesteld.

Dit statistisch verslag omvat een uitsplitsing van de gegevens per lidstaat.

  • 4. 
    Ingevolge de procedure van artikel 23, lid 2, kan de centrale eenheid ermee worden belast bepaalde andere statistische taken uit te voeren met betrekking tot de bij de centrale eenheid verwerkte gegevens.

HOOFDSTUK II

ASIELZOEKERS

Artikel 4

Verzameling, toezending en vergelijking van vingerafdrukken

  • 1. 
    Elke lidstaat neemt onverwijld de vingerafdrukken van alle vingers van elke asielzoeker van 14 jaar of ouder en zendt de in artikel 5, lid 1, punten a) tot en met f), genoemde gegevens onverwijld toe aan de centrale eenheid. De procedure voor het nemen van vingerafdrukken wordt bepaald overeenkomstig de praktijk van de betrokken lidstaat en overeenkomstig de garanties die verankerd zijn in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en het VN-verdrag inzake de rechten van het kind.
  • 2. 
    De in artikel 5, lid 1, genoemde gegevens worden door de centrale eenheid of, voorzover de technische omstandigheden zulks toelaten, rechtstreeks door de lidstaat van oorsprong, onmiddellijk in de centrale gegevensbank opgeslagen.
  • 3. 
    De in artikel 5, lid 1, punt b), genoemde vingerafdrukgegevens die door een lidstaat zijn toegezonden, worden door de centrale eenheid vergeleken met de gegevens over vingerafdrukken die door andere lidstaten zijn toegezonden en reeds in de centrale gegevensbank zijn opgeslagen.
  • 4. 
    Op verzoek van een lidstaat draagt de centrale eenheid er zorg voor dat de in lid 3 bedoelde vergelijking de door die lidstaat voordien toegezonden vingerafdrukgegevens bestrijkt in aanvulling op de gegevens van andere lidstaten.
  • 5. 
    De centrale eenheid zendt de treffer of het negatieve resultaat van de vergelijking onverwijld toe aan de lidstaat van oorsprong. Bij een treffer zendt zij voor alle reeksen gegevens die met de treffer overeenkomen de gegevens toe, zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, van de overeenkomst. De gegevens zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), van de overeenkomst worden alleen dan toegezonden voorzover zij aan de treffer ten grondslag lagen.

Indien de technische omstandigheden zulks toelaten, mag het vergelijkingsresultaat rechtstreeks worden toegezonden aan de lidstaat van oorsprong.

  • 6. 
    Het vergelijkingsresultaat wordt in de lidstaat van oorsprong onverwijld gecontroleerd. De definitieve identificatie geschiedt door de lidstaat van oorsprong, in samenwerking met de lidstaten die daar overeenkomstig artikel 15 van de Overeenkomst van Dublin eventueel belang bij hebben.

Indien de centrale eenheid meedeelt dat overige gegevens onbetrouwbaar blijken te zijn, worden deze gegevens uit het bestand verwijderd of vernietigd zodra vaststaat dat deze onbetrouwbaar zijn.

  • 7. 
    De uitvoeringsbepalingen waarin de procedures voor de toepassing van de leden 1 tot en met 6 zijn vervat, worden volgens de procedure van artikel 22, lid 1, vastgesteld.

Artikel 5

Opslag van gegevens

  • 1. 
    Slechts de volgende gegevens worden in de centrale gegevensbank vastgelegd:
  • a) 
    lidstaat van oorsprong, plaats en datum van het asielverzoek;
  • b) 
    vingerafdrukgegevens;
  • c) 
    geslacht;
  • d) 
    referentienummer dat door de lidstaat van oorsprong wordt gebruikt;
  • e) 
    datum waarop de vingerafdrukken zijn genomen;
  • f) 
    datum waarop de gegevens aan de centrale eenheid zijn toegezonden;
  • g) 
    datum waarop de gegevens in de centrale gegevensbank zijn ingevoerd;
  • h) 
    nadere informatie met betrekking tot de ontvanger(s) aan wie de gegevens zijn toegezonden en de datum (data) van toezending.
  • 2. 
    Na opslag van de gegevens in de centrale gegevensbank vernietigt de centrale eenheid de voor de toezending gebruikte gegevensdragers, tenzij de lidstaat van oorsprong heeft verzocht deze terug te zenden.

Artikel 6

Bewaring van gegevens

Elke reeks gegevens als vermeld in artikel 5, lid 1, wordt in de centrale gegevensbank bewaard voor een periode van tien jaar vanaf de datum waarop de vingerafdrukken zijn genomen.

Daarna worden de gegevens automatisch door de centrale eenheid uit de centrale gegevensbank verwijderd.

Artikel 7

Eerder verwijderen van gegevens

Gegevens over een persoon die vóór het verstrijken van de in artikel 6 gestelde termijn het burgerschap van een lidstaat heeft verkregen, worden in de centrale gegevensbank gewist overeenkomstig artikel 15, lid 3, zodra de lidstaat van oorsprong er kennis van neemt dat de persoon in kwestie dat burgerschap heeft verkregen.

HOOFDSTUK III

IN VERBAND MET ILLEGALE BUITENGRENSOVERSOVERSCHRIJDING AANGEHOUDEN VREEMDELINGEN

Artikel 8

Verzamelen en toezenden van vingerafdrukgegevens

  • 1. 
    Elke lidstaat neemt, met inachtneming van de garanties die verankerd zijn in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en het VN-verdrag inzake de rechten van het kind, onverwijld de vingerafdrukken van alle vingers van elke vreemdeling van veertien jaar of ouder die, komende uit een derde land, door de bevoegde controleautoriteiten van een lidstaat is aangehouden in verband met het illegaal over land, over zee of door de lucht overschrijden van de grens van die lidstaat, en die niet is teruggezonden.
  • 2. 
    De betrokken lidstaat zendt de volgende gegevens over elke in lid 1 bedoelde vreemdeling onverwijld toe aan de centrale eenheid:
  • a) 
    lidstaat van oorsprong, plaats en datum van de aanhouding;
  • b) 
    vingerafdrukgegevens;
  • c) 
    geslacht;
  • d) 
    referentienummer dat door de lidstaat van oorsprong wordt gebruikt;
  • e) 
    datum waarop de vingerafdrukken zijn genomen;
  • f) 
    datum waarop de gegevens aan de centrale eenheid werden toegezonden.

Artikel 9

Opslag van gegevens

  • 1. 
    De in artikel 5, lid 1, onder g), en in artikel 8, lid 2, bedoelde gegevens worden in de centrale gegevensbank opgeslagen.

Onverminderd artikel 3, lid 3, worden gegevens die overeenkomstig artikel 8, lid 2, aan de centrale eenheid zijn toegezonden, uitsluitend opgeslagen voor de vergelijking met gegevens over asielzoekers die later aan de centrale eenheid worden doorgezonden.

De centrale eenheid vergelijkt overeenkomstig artikel 8, lid 2, aan haar toegezonden gegevens niet met de eerder in de centrale gegevensbank vastgelegde gegevens en evenmin met gegevens die haar nadien overeenkomstig artikel 8, lid 2, worden toegezonden.

  • 2. 
    De procedures van artikel 4, lid 1, tweede zin, artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2, alsmede de bepalingen die krachtens artikel 4, lid 7, zijn vastgesteld, zijn van toepassing. Voor de vergelijking van gegevens over asielzoekers die later aan de centrale eenheid worden toegezonden, met de in lid 1 bedoelde gegevens, zijn de procedures van artikel 4, leden 3, 5 en 6, van toepassing.

Artikel 10

Bewaring van gegevens

  • 1. 
    Elke reeks gegevens over een vreemdeling als vermeld in artikel 8, lid 1, wordt in de centrale gegevensbank bewaard voor een periode van twee jaar, vanaf de datum waarop de vingerafdrukken van de vreemdeling zijn genomen. Daarna worden de gegevens automatisch door de centrale eenheid uit de centrale gegevensbank verwijderd.
  • 2. 
    De gegevens over een vreemdeling als bedoeld in artikel 8, lid 1, worden onverwijld uit de centrale gegevensbank verwijderd overeenkomstig artikel 15, lid 3, wanneer de lidstaat van oorsprong vóór het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn van twee jaar van één van de volgende omstandigheden kennis krijgt:
  • a) 
    de vreemdeling heeft een verblijfsvergunning gekregen;
  • b) 
    de vreemdeling heeft het grondgebied van de lidstaten verlaten;
  • c) 
    de vreemdeling heeft het burgerschap van een lidstaat verkregen.

HOOFDSTUK IV

VREEMDELINGEN DIE ZICH ILLEGAAL IN EEN LIDSTAAT OPHOUDEN

Artikel 11

Vergelijking van vingerafdrukgegevens

  • 1. 
    Teneinde na te gaan of een vreemdeling die zich illegaal op het grondgebied van een lidstaat ophoudt, reeds eerder in een andere lidstaat een asielverzoek heeft ingediend, kan elke lidstaat vingerafdrukgegevens met betrekking tot die vreemdeling van veertien jaar of ouder, samen met het door die lidstaat gebruikte referentienummer aan de centrale eenheid toezenden.

In de regel is er reden om na te gaan of de vreemdeling reeds eerder een asielverzoek in een andere lidstaat heeft ingediend, indien:

  • a) 
    de vreemdeling verklaart dat hij een asielverzoek heeft ingediend, zonder echter te vermelden in welke lidstaat dit heeft plaatsgevonden;
  • b) 
    de vreemdeling niet om asiel verzoekt, maar tegen terugzending naar zijn land van herkomst bezwaar maakt, omdat hij beweert daar gevaar te lopen;
  • c) 
    de vreemdeling anderszins zijn verwijdering tracht te verhinderen door te weigeren om aan de vaststelling van zijn identiteit mee te werken, in het bijzonder door geen of valse identiteitspapieren te tonen.
  • 2. 
    Voorzover de lidstaten deelnemen aan de in lid 1 beschreven procedure, zenden zij de afdrukgegevens met betrekking tot alle vingers van de in lid 1 aangeduide personen toe aan de centrale eenheid, of ten minste die van de wijsvingers; wanneer die ontbreken, zenden zij de afdrukgegevens met betrekking tot alle overige vingers toe.
  • 3. 
    De vingerafdrukgegevens van een vreemdeling als bedoeld in lid 1 worden alleen aan de centrale eenheid toegezonden ter vergelijking met de vingerafdrukgegevens van asielzoekers die door andere lidstaten zijn toegezonden en die reeds in de centrale gegevensbank zijn opgeslagen.

De vingerafdrukgegevens van een dergelijke vreemdeling worden niet in de centrale gegevensbank opgeslagen en evenmin vergeleken met de gegevens die overeenkomstig artikel 8, lid 2, aan de centrale eenheid zijn toegezonden.

  • 4. 
    Voor de vergelijking van uit hoofde van dit artikel toegezonden vingerafdrukgegevens met de vingerafdrukgegevens van asielzoekers die door andere lidstaten werden toegezonden en die reeds in de centrale eenheid zijn opgeslagen, zijn de procedures van artikel 4, leden 3, 5 en 6, alsmede de bepalingen die krachtens artikel 4, lid 7, zijn vastgesteld, van toepassing.
  • 5. 
    Zodra de vergelijkingsresultaten aan de lidstaat van oorsprong zijn toegezonden, worden door de centrale eenheid onverwijld:
  • a) 
    de vingerafdrukgegevens en andere haar overeenkomstig lid 1 toegezonden gegevens verwijderd, en
  • b) 
    de door de lidstaat van oorsprong voor de toezending van de gegevens aan de centrale eenheid gebruikte media vernietigd, tenzij de lidstaat van oorsprong om teruggave ervan heeft gevraagd.

HOOFDSTUK V

ERKENDE VLUCHTELINGEN

Artikel 12

Afscherming van gegevens

  • 1. 
    De gegevens over een asielzoeker die overeenkomstig artikel 4, lid 2 geregistreerd is, worden in de centrale gegevensbank afgeschermd als die persoon in een lidstaat als vluchteling is erkend en toegelaten. Die afscherming wordt uitgevoerd door de centrale eenheid, op instructie van de lidstaat van oorsprong.

Zolang nog geen besluit overeenkomstig lid 2 is genomen, worden treffers in verband met personen die in een lidstaat als vluchteling zijn erkend en toegelaten niet toegezonden. De centrale eenheid deelt de verzoekende lidstaat een negatief resultaat mede.

  • 2. 
    Vijf jaar na de aanvang van de activiteiten van Eurodac en op basis van door de centrale eenheid opgestelde betrouwbare statistieken over de personen die in een lidstaat een asielverzoek hebben ingediend na in een andere lidstaat als vluchteling te zijn erkend en toegelaten, wordt overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Verdrag een besluit genomen over de vraag of de gegevens over personen die als vluchteling in een lidstaat zijn erkend en toegelaten:
  • a) 
    ofwel overeenkomstig artikel 6 moeten worden bewaard ten behoeve van de in artikel 4, lid 3, bedoelde vergelijking,
  • b) 
    ofwel vervroegd moeten worden gewist zodra een persoon als vluchteling is erkend en toegelaten.
  • 3. 
    In het in lid 2, punt a), bedoelde geval wordt de afscherming van krachtens lid 1 afgeschermde gegevens opgeheven en geldt de in lid 1 bedoelde procedure niet langer.
  • 4. 
    In het in lid 2, punt b), bedoelde geval worden:
  • a) 
    gegevens die krachtens lid 1 zijn afgeschermd, onverwijld door de centrale eenheid verwijderd, en worden
  • b) 
    gegevens over personen die later als vluchteling worden erkend en toegelaten, overeenkomstig artikel 15, lid 3, verwijderd zodra de lidstaat van oorsprong ervan kennis krijgt dat die persoon in een lidstaat als vluchteling is erkend en toegelaten.
  • 5. 
    De toepassingsbepalingen betreffende de procedure voor de afscherming van de in lid 1 bedoelde gegevens en betreffende de in lid 2 bedoelde opstelling van statistieken worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 22, lid 1.

HOOFDSTUK VI

GEBRUIK EN BESCHERMING VAN GEGEVENS, BEVEILIGING EN AANSPRAKELIJKHEID

Artikel 13

Verantwoordelijkheid voor het gebruik van de gegevens

  • 1. 
    De lidstaat van oorsprong is verantwoordelijk voor:
  • a) 
    de rechtmatigheid van het nemen van de vingerafdrukken;
  • b) 
    de rechtmatigheid van de toezending van de vingerafdrukgegevens en van de overige in artikel 5, lid 1, in artikel 8, lid 2, en in artikel 11, lid 2, bedoelde gegevens aan de centrale eenheid;
  • c) 
    de juistheid en de actualiteit van de gegevens die hij aan de centrale eenheid toezendt;
  • d) 
    de rechtmatigheid van de opslag, bewaring, rechtzetting en verwijdering van de gegevens in de centrale gegevensbank, zulks onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie;
  • e) 
    de rechtmatigheid van het gebruik van de door de centrale eenheid toegezonden resultaten van de vergelijking van de vingerafdrukgegevens.
  • 2. 
    Overeenkomstig artikel 14 zorgt de lidstaat van oorsprong voor de beveiliging van de in lid 1 bedoelde gegevens vóór en tijdens de toezending aan de centrale eenheid, alsmede voor de beveiliging van de gegevens die hij van de centrale eenheid ontvangt.
  • 3. 
    De lidstaat van oorsprong is, overeenkomstig artikel 4, lid 6, verantwoordelijk voor de definitieve identificatie van de gegevens.
  • 4. 
    De Commissie draagt er zorg voor dat de centrale eenheid overeenkomstig de bepalingen van deze verordening en van de uitvoeringsbepalingen ervan wordt beheerd. Dit houdt met name in dat de Commissie:
  • a) 
    maatregelen vaststelt welke ervoor zorgen dat de bij de centrale eenheid werkzame personen de in de centrale gegevensbank opgeslagen gegevens slechts in overeenstemming met het doel van Eurodac zoals omschreven in artikel 1, lid 1, gebruiken;
  • b) 
    ervoor zorg draagt dat de bij de centrale eenheid werkzame personen gevolg geven aan alle door lidstaten krachtens deze verordening gedane verzoeken met betrekking tot het opslaan, vergelijken, rechtzetten en verwijderen van gegevens waarvoor zij verantwoordelijk zijn;
  • c) 
    de nodige maatregelen neemt om te zorgen voor de beveiliging van de centrale eenheid, overeenkomstig artikel 14;
  • d) 
    ervoor zorg draagt dat enkel personen die gemachtigd zijn om bij de centrale eenheid te werken tot de in de centrale gegevensbank vastgelegde gegevens toegang hebben, onverminderd artikel 20 en de bevoegdheden van het onafhankelijke controleorgaan dat krachtens artikel 286, lid 2, van het Verdrag wordt opgericht.

De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad in over de maatregelen die zij krachtens de eerste alinea neemt.

Artikel 14

Beveiliging

  • 1. 
    De lidstaat van oorsprong neemt de nodige maatregelen om:
  • a) 
    te voorkomen dat onbevoegden toegang hebben tot de nationale apparatuur waarmee hij handelingen verricht in overeenstemming met het doel van Eurodac (controle op de toegang tot apparatuur);
  • b) 
    te voorkomen dat onbevoegden gegevens en gegevensdragers in Eurodac lezen, kopiëren, wijzigen of verwijderen (controle op de gegevensdragers);
  • c) 
    te waarborgen dat achteraf kan worden nagegaan en vastgesteld welke gegevens wanneer en door wie in Eurodac zijn opgeslagen (controle op de opslag van gegevens);
  • d) 
    te voorkomen dat gegevens ongeoorloofd in Eurodac worden opgeslagen en in Eurodac opgeslagen gegevens ongeoorloofd worden gewijzigd of verwijderd (controle op het invoeren van gegevens);
  • e) 
    te waarborgen dat bij het gebruiken van Eurodac bevoegde personen uitsluitend toegang hebben tot gegevens die binnen hun bevoegdheid vallen (controle op de toegang);
  • f) 
    te waarborgen dat kan worden nagegaan en vastgesteld aan welke autoriteiten in Eurodac opgeslagen gegevens door middel van datatransmissieapparatuur mogen worden toegezonden (controle op de toezending);
  • g) 
    te beletten dat gegevens ongeoorloofd worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of verwijderd tijdens de rechtstreekse toezending van gegevens van en naar de centrale gegevensbank en tijdens het transport van gegevensdragers naar en van de centrale eenheid (controle op het transport).
  • 2. 
    De Commissie is wat het beheer van de centrale eenheid betreft, verantwoordelijk voor de toepassing van de in lid 1 genoemde maatregelen.

Artikel 15

Toegang tot en rechtzetting respectievelijk verwijdering van in Eurodac opgeslagen gegevens

  • 1. 
    De lidstaat van oorsprong heeft in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening toegang tot de gegevens die hij heeft toegezonden en die in de centrale gegevensbank zijn opgeslagen.

Lidstaten hebben geen toegang tot de gegevens die door een andere lidstaat zijn toegezonden, en mogen evenmin dergelijke gegevens ontvangen, met uitzondering van de gegevens die het resultaat zijn van de in artikel 4, lid 5, genoemde vergelijking.

  • 2. 
    Elke lidstaat bepaalt welke nationale autoriteiten in overeenstemming met lid 1 toegang hebben tot de in de centrale gegevensbank opgeslagen gegevens. Elke lidstaat zendt de Commissie de lijst van die autoriteiten toe.
  • 3. 
    Alleen de lidstaat van oorsprong is bevoegd de gegevens die hij aan de centrale eenheid heeft toegezonden, te wijzigen door rechtzetting, aanvulling of verwijdering, onverminderd de verwijdering overeenkomstig artikel 6, artikel 10, lid 1, of artikel 12, lid 4, onder a).

Indien de lidstaat van oorsprong de gegevens rechtstreeks in de centrale gegevensbank opslaat, mag hij de gegevens rechtstreeks wijzigen of verwijderen.

Indien de lidstaat van oorsprong de gegevens niet rechtstreeks in de centrale gegevensbank opslaat, worden de gegevens door de centrale eenheid gewijzigd of verwijderd op verzoek van die lidstaat.

  • 4. 
    Indien een lidstaat of de centrale eenheid over aanwijzingen beschikt dat in de centrale gegevensbank opgeslagen gegevens feitelijk onjuist zijn, stelt hij de lidstaat van oorsprong zo spoedig mogelijk hiervan in kennis.

Indien een lidstaat aanwijzingen heeft dat bepaalde gegevens in strijd met deze verordening in de centrale gegevensbank werden opgeslagen, stelt hij de lidstaat van oorsprong eveneens zo spoedig mogelijk daarvan in kennis. De laatstgenoemde lidstaat controleert de betrokken gegevens en zorgt er, voorzover noodzakelijk, voor dat zij onverwijld worden gewijzigd of verwijderd.

  • 5. 
    De in de centrale gegevensbank opgeslagen gegevens worden door de centrale eenheid niet overgedragen aan of beschikbaar gesteld voor de autoriteiten van derde landen, tenzij zij daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gekregen in het kader van een overeenkomst van de Gemeenschap over de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek.

Artikel 16

Registratie door de centrale eenheid

  • 1. 
    De centrale eenheid is gehouden alle gegevensverwerkingsverrichtingen in de centrale eenheid te registreren. Geregistreerd worden het doel, de datum en het tijdstip van de toegang, de toegezonden gegevens, de gegevens waarvan bij het bevragen gebruik is gemaakt en de naam van zowel de eenheid die de gegevens invoert of opvraagt, als de verantwoordelijke personen.
  • 2. 
    De registratie mag uitsluitend worden gebruikt voor het toezicht op de toelaatbaarheid van de gegevensverwerking vanuit het oogpunt van gegevensbescherming en voor de beveiliging van de gegevens krachtens artikel 14. De registratie moet met passende maatregelen tegen ongeoorloofde toegang worden beschermd en na één jaar worden verwijderd, indien zij niet nodig is voor alsdan reeds aangevangen controleprocedures.

Artikel 17

Aansprakelijkheid

  • 1. 
    Elke persoon of lidstaat die schade heeft geleden als gevolg van een onrechtmatige gegevensverwerking of een andere handeling die met de bepalingen van deze verordening strijdig is, is gerechtigd om van de lidstaat die voor de geleden schade verantwoordelijk is, vergoeding te ontvangen. De betrokken lidstaat wordt geheel of gedeeltelijk van zijn aansprakelijkheid ontheven indien hij kan aantonen dat hij niet verantwoordelijk is voor het feit dat de schade heeft veroorzaakt.
  • 2. 
    Indien aan de centrale gegevensbank schade ontstaat doordat een lidstaat zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet is nagekomen, is deze lidstaat aansprakelijk, tenzij en voorzover de Commissie naliet redelijke stappen te ondernemen om het ontstaan van de schade te voorkomen of om de omvang ervan zoveel mogelijk te beperken.
  • 3. 
    Op vorderingen tegen een lidstaat tot vergoeding van de in de leden 1 en 2 bedoelde schade zijn de bepalingen van de nationale wetgeving van de verwerende lidstaat van toepassing.

Artikel 18

Rechten van de betrokkenen

  • 1. 
    Onder deze verordening vallende personen worden door de lidstaat van oorsprong ingelicht over:
  • a) 
    de identiteit van de voor de verwerking verantwoordelijke en, in voorkomend geval, diens vertegenwoordiger;
  • b) 
    de doeleinden van de verwerking van de gegevens in Eurodac;
  • c) 
    de ontvangers van de gegevens;
  • d) 
    in verband met een persoon op wie artikel 4 of artikel 8 van toepassing is, de verplichting tot het laten nemen van zijn vingerafdrukken;
  • e) 
    het bestaan van het recht van toegang tot de hem betreffende gegevens en van het recht om deze te corrigeren.

Aan personen die onder artikel 4 of artikel 8 vallen, wordt de in de eerste alinea genoemde informatie meegedeeld wanneer hun vingerafdrukken genomen worden.

Aan personen die onder artikel 11 vallen, wordt de in de eerste alinea genoemde informatie ten laatste meegedeeld wanneer hun gegevens aan de centrale eenheid worden toegezonden. Deze verplichting bestaat echter niet in het geval dat het verstrekken van deze informatie onmogelijk blijkt of onevenredig veel moeite zou kosten.

  • 2. 
    In elke lidstaat mag elke betrokkene overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die staat de rechten uitoefenen waarin artikel 12 van Richtlijn 95/46/EG voorziet.

Onverminderd de verplichting om overeenkomstig artikel 12, punt a), van Richtlijn 95/46/EG andere informatie te verstrekken, heeft de betrokkene recht op mededeling van de over hem in de centrale gegevensbank vastgelegde gegevens en van de lidstaat die deze gegevens aan de centrale eenheid heeft toegezonden. Deze toegang tot gegevens kan slechts door een lidstaat worden verleend.

  • 3. 
    Eenieder kan in elke lidstaat verzoeken dat feitelijk onjuiste gegevens worden rechtgezet of onrechtmatig opgeslagen gegevens worden verwijderd. De rechtzetting en de verwijdering worden overeenkomstig zijn wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zonder onnodige vertraging uitgevoerd door de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden.
  • 4. 
    Indien de rechten inzake rechtzetting en verwijdering worden uitgeoefend in een andere lidstaat dan in die welke de gegevens heeft, respectievelijk hebben, toegezonden, nemen de autoriteiten van eerstgenoemde lidstaat of lidstaten contact op met die van de betrokken lidstaten opdat deze kunnen controleren of de gegevens juist zijn en of de verzending ervan en de opslag ervan in de centrale gegevensbank rechtmatig zijn.
  • 5. 
    Indien blijkt dat de in de centrale gegevensbank vastgelegde gegevens feitelijk onjuist zijn of onrechtmatig zijn opgeslagen, worden zij door de lidstaat die deze gegevens heeft toegezonden, rechtgezet of verwijderd overeenkomstig artikel 15, lid 3. Deze lidstaat bevestigt, zonder onnodige vertraging, de betrokkene schriftelijk het nodige te hebben gedaan om de met betrokkene verband houdende gegevens recht te zetten of te verwijderen.
  • 6. 
    Indien de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden niet aanvaardt dat de in de centrale gegevensbank vastgelegde gegevens feitelijk onjuist zijn of daarin onrechtmatig zijn opgeslagen, legt hij de betrokkene zonder onnodige vertraging schriftelijk uit waarom hij niet bereid is de gegevens recht te zetten of te verwijderen.

De lidstaat geeft de betrokkene ook informatie over de stappen die hij kan ondernemen indien hij de verstrekte uitleg niet aanvaardt. Dit houdt mede in dat de betrokkene moet worden medegedeeld hoe hij een rechtsvordering kan instellen of, in voorkomend geval, een klacht kan indienen bij de bevoegde autoriteiten of de rechter van deze lidstaat, alsmede welke financiële of andere bijstand hem overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van deze lidstaat kan worden verleend.

  • 7. 
    Elk verzoek overeenkomstig de leden 2 en 3 omvat alle nodige bijzonderheden om de betrokkene te kunnen identificeren, met inbegrip van diens vingerafdrukken. Deze gegevens worden uitsluitend gebruikt voor de uitoefening van de in de leden 2 en 3 bedoelde rechten en worden onmiddellijk nadien vernietigd.
  • 8. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten werken er actief aan mee dat de in de leden 3, 4 en 5 genoemde rechten onverwijld kunnen worden uitgeoefend.
  • 9. 
    In elke lidstaat verleent de nationale toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 28, lid 4, van Richtlijn 95/46/EG de betrokkene bijstand bij de uitoefening van zijn rechten.
  • 10. 
    De nationale toezichthoudende autoriteit van de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden en de nationale toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waarin de betrokkene verblijft, geven de betrokkene bij de uitoefening van zijn rechten inzake rechtzetting of verwijdering van gegevens bijstand en desgevraagd advies. Beide nationale toezichthoudende autoriteiten werken daartoe samen. Het verzoek om die bijstand wordt gericht tot de nationale toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de betrokkene zich bevindt, die het verzoek vervolgens doorstuurt aan de autoriteit van de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden. De betrokkene mag zich voor bijstand en advies eveneens tot de krachtens artikel 20 ingestelde gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit wenden.
  • 11. 
    In elke lidstaat kan eenieder in overeenstemming met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat een rechtsvordering instellen of in voorkomend geval een klacht indienen bij de bevoegde autoriteiten of de rechter van die lidstaat indien hem het bij lid 2 bepaalde recht van toegang wordt ontzegd.
  • 12. 
    Eenieder kan, in overeenstemming met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden, een rechtsvordering instellen of in voorkomend geval een klacht indienen bij de bevoegde autoriteiten of de rechter van die lidstaat in verband met de over hem in de centrale gegevensbank opgeslagen gegevens, teneinde zijn rechten overeenkomstig lid 3 te doen gelden. Gedurende deze procedure blijft de verplichting voor de nationale toezichthoudende autoriteiten om overeenkomstig lid 10 bijstand en desgevraagd advies te verlenen, voortbestaan.

Artikel 19

Nationale toezichthoudende autoriteit

  • 1. 
    Elke lidstaat draagt ervoor zorg dat de overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Richtlijn 95/46/EG aangewezen nationale toezichthoudende autoriteit respectievelijk autoriteiten in overeenstemming met de respectieve nationale wetgeving onafhankelijk toeziet, respectievelijk toezien op de rechtmatige verwerking, in overeenstemming met deze verordening, van persoonsgegevens door deze lidstaat, alsmede op de toezending daarvan aan de centrale eenheid.
  • 2. 
    Elke lidstaat draagt er zorg voor dat zijn nationale toezichthoudende autoriteit advies kan inwinnen bij personen met een adequate kennis van vingerafdrukgegevens.

Artikel 20

Gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit

  • 1. 
    Er wordt een onafhankelijke gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit ingesteld, die bestaat uit ten hoogste twee vertegenwoordigers van de nationale controleorganen van elke lidstaat. Elke delegatie beschikt over één stem.
  • 2. 
    De gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit heeft tot taak de werkzaamheden van de centrale eenheid te controleren opdat de rechten van de betrokken personen niet geschaad worden door de verwerking of het gebruik van de gegevens waarover de centrale eenheid beschikt. Tevens ziet zij toe op de rechtmatigheid van de toezending van persoonsgegevens aan de lidstaten door de centrale eenheid.
  • 3. 
    De gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit is er tevens mee belast uitvoeringsproblemen in verband met de werking van Eurodac te behandelen, moeilijkheden bij de controle door de nationale toezichthoudende autoriteiten te onderzoeken, en aanbevelingen te doen voor gezamenlijke oplossingen voor bestaande problemen.
  • 4. 
    De gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit wordt bij de uitoefening van haar taken indien nodig actief bijgestaan door de nationale toezichthoudende autoriteiten.
  • 5. 
    De gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit kan advies inwinnen bij personen met een adequate kennis van vingerafdrukgegevens.
  • 6. 
    De Commissie staat de gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit bij de uitoefening van haar taken bij. Daarbij verstrekt zij de gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit met name de door haar gevraagde informatie en verleent zij haar toegang tot alle documenten en dossiers en tot de in het systeem opgeslagen gegevens en te allen tijde tot al haar gebouwen en terreinen.
  • 7. 
    De gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit stelt met eenparigheid van stemmen haar reglement van orde vast. Zij wordt bijgestaan door een secretariaat, waarvan de taken in het reglement van orde omschreven worden.
  • 8. 
    Verslagen van de gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit worden openbaar gemaakt en aan de instanties waaraan de nationale toezichthoudende autoriteiten verslag uitbrengen, alsmede ter informatie aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie, toegezonden. Tevens kan de gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit het Europees Parlement, de Raad en de Commissie te allen tijde opmerkingen of suggesties voor verbeteringen inzake haar opdracht voorleggen.
  • 9. 
    Bij de uitoefening van hun bevoegdheden ontvangen de leden van de gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit geen instructies van regeringen of instanties.
  • 10. 
    De gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit wordt geraadpleegd over het op haar betrekking hebbende gedeelte van de ontwerp-begroting voor de centrale eenheid van Eurodac. Het advies van de gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit wordt bij de betrokken ontwerp-begroting gevoegd.
  • 11. 
    De gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit wordt opgeheven zodra het in artikel 286, lid 2, van het Verdrag bedoelde onafhankelijk controleorgaan is opgericht. Dit onafhankelijk controleorgaan treedt in de plaats van de gemeenschappelijke toezichthoudende autoriteit en oefent alle bevoegdheden uit waarover het beschikt krachtens het besluit waarbij het wordt opgericht.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

Kosten

  • 1. 
    De kosten in verband met de oprichting en werking van de centrale eenheid komen ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie.
  • 2. 
    De kosten in verband met de nationale eenheden en die voor hun verbinding met de centrale gegevensbank komen ten laste van de respectieve lidstaten.
  • 3. 
    De kosten van het toezenden van gegevens vanuit de lidstaat van oorsprong, alsook die van het toezenden of mededelen van de vergelijkingsresultaten aan die lidstaat, komen ten laste van die lidstaat.

Artikel 22

Uitvoeringsbepalingen

  • 1. 
    De Raad neemt met de in artikel 205, lid 2, van het Verdrag bepaalde meerderheid de uitvoeringsbepalingen aan die nodig zijn voor:
  • de vaststelling van de in artikel 4, lid 7, bedoelde procedure;
  • de vaststelling van de procedure voor de afscherming van de in artikel 12, lid 1, bedoelde gegevens;
  • het opstellen van de in artikel 12, lid 2, bedoelde statistieken.

In gevallen waarin deze uitvoeringsbepalingen gevolgen hebben voor de door de lidstaten gedragen werkingskosten, neemt de Raad zijn besluit met eenparigheid van stemmen.

  • 2. 
    De in artikel 3, lid 4, bedoelde maatregelen worden aangenomen via de procedure van artikel 23, lid 2.

Artikel 23

Comité

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité (hierna "het comité" te noemen).
  • 2. 
    In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG genoemde termijn bedraagt drie maanden.

  • 3. 
    Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 24

Jaarverslag, toezicht en evaluatie

  • 1. 
    De Commissie legt aan het Europees Parlement en aan de Raad jaarlijks een verslag voor over de activiteiten van de centrale eenheid. Het jaarverslag bevat informatie over het beheer en de resultaten van Eurodac, in het licht van vooraf vastgestelde kwantitatieve indicatoren voor de in lid 2 bedoelde doelstellingen.
  • 2. 
    De Commissie draagt er zorg voor dat er systemen beschikbaar zijn om de werking van de centrale eenheid op het gebied van resultaten, kosteneffectiviteit en kwaliteit van de dienstverlening te toetsen aan de doelstellingen.
  • 3. 
    De Commissie beoordeelt regelmatig de werking van de centrale eenheid om vast te stellen of de doelstellingen kosteneffectief zijn behaald en om richtsnoeren op te stellen om de doeltreffendheid waarmee gewerkt wordt, verder op te voeren.
  • 4. 
    Eén jaar nadat de werkzaamheden van Eurodac zijn aangevangen, stelt de Commissie een evaluatieverslag over de centrale eenheid op, waarin wordt ingegaan op de omvang van de vraag in verhouding tot hetgeen werd verwacht en, in het licht van de opgedane ervaring, op operationele problemen en beheersaangelegenheden, teneinde aan te geven welke verbeteringen op korte termijn in de werkwijze van de centrale eenheid kunnen worden aangebracht.
  • 5. 
    Drie jaar nadat de werkzaamheden van Eurodac zijn aangevangen, en elke zes jaar nadien, stelt de Commissie een algehele beoordeling van Eurodac op waarin de bereikte resultaten worden afgezet tegen de doelstellingen en waarin wordt nagegaan of de uitgangspunten nog gelden en welke gevolgen er voor toekomstige werkzaamheden zijn.

Artikel 25

Sancties

De lidstaten zorgen ervoor dat passende sancties worden genomen wanneer de in de centrale gegevensbank opgeslagen gegevens niet gebruikt worden voor het in artikel 1, lid 1, omschreven doel van Eurodac.

Artikel 26

Territoriale werkingssfeer

De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing op enig grondgebied waarop de Overeenkomst van Dublin niet van toepassing is.

Artikel 27

Inwerkingtreding en toepasselijkheid

  • 1. 
    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
  • 2. 
    Deze verordening is van toepassing en de werkzaamheden van Eurodac vangen aan op de dag die daartoe in een door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend te maken mededeling wordt aangewezen wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  • a) 
    alle lidstaten hebben aan de Commissie kennis gegeven dat zij overeenkomstig de krachtens artikel 4, lid 7, vastgestelde uitvoeringsbepalingen de nodige technische maatregelen hebben getroffen om gegevens aan de centrale eenheid toe te zenden, en om te voldoen aan de krachtens artikel 12, lid 5, vastgestelde uitvoeringsbepalingen, en
  • b) 
    de Commissie heeft overeenkomstig de krachtens artikel 4, lid 7, en artikel 12, lid 5, vastgestelde uitvoeringsmaatregelen de nodige technische maatregelen genomen opdat de centrale eenheid haar werkzaamheden kan aanvangen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, 11 december 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

  • H. 
    Védrine
  • (1) 
    PB C 189 van 7.7.2000, blz. 105 en blz. 227 en advies van 21 september 2000 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
  • (2) 
    PB C 254 van 19.8.1997, blz. 1.
  • (3) 
    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
  • (4) 
    PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

3.

Verwante dossiers

 
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.