Begrotingstekort en begrotingsoverschot
Het begrotingstekort en het begrotingsoverschot vormen het verschil tussen alle inkomsten en uitgaven op de Rijksbegroting i. Als de uitgaven groter zijn dan de inkomsten, spreken we van een begrotingstekort (negatief). Als de inkomsten groter zijn dan de uitgaven, spreken we van een begrotingsoverschot (positief).
Lidstaten van de Europese Unie i hebben in het zogeheten stabiliteits- en groeipact i afgesproken dat hun begrotingstekorten niet boven de 3 procent van het BBP i uit mogen komen.
Onder 'primair begrotingstekort' wordt verstaan het verschil tussen alle inkomsten en uitgaven op de begroting zonder rekening te houden met de betaling van rente op de staatsschuld (anders gezegd: zonder de aflossing van de staatsschuld mee te rekenen).