Toetredingsprocedure tot de Europese Unie
Op grond van artikel 49 i van het Verdrag betreffende de Europese Unie kan elke Europese staat die de beginselen van artikel 6 lid 1 i (over de grondrechten van Europese burgers, eerbiediging van nationale identiteit lidstaten, en de middelen van de EU) in acht neemt, bij de Raad i een verzoek doen om tot de unie toe te mogen treden.
Na de Commissie te hebben geraadpleegd en na de instemming van het Europees Parlement te hebben verkregen, spreekt de Raad zich met eenparigheid van stemmen uit over het openen van de onderhandelingen. Het verzoekende land krijgt dan de status van kandidaat-lidstaat en zal vervolgens om echt te kunnen toetreden moeten voldoen aan de zogenaamde Kopenhagen-criteria i.
De voorwaarden voor toetreding, de eventueel noodzakelijke overgangsperioden en de vereiste aanpassingen van de verdragen waarop de Unie is gebaseerd, worden vastgelegd in een akkoord tussen de lidstaten en de staat die wil toetreden. Dit akkoord moet vervolgens door alle lidstaten worden bekrachtigd overeenkomstig hun eigen grondwettelijke bepalingen.