Artikel 21:
-
1.Voorzover in dit protocol niet anders is bepaald, worden na 31 december 2003 geen financiële verbintenissen aangegaan ten behoeve van de nieuwe lidstaten uit hoofde van het Phare-programma (1), het programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Phare-programma (2), de pretoetredingsinstrumenten voor Cyprus en Malta (3), het ISPA-programma (4) en het Sapard-programma (5). De nieuwe lidstaten krijgen met ingang van 1 januari 2004 dezelfde behandeling als de huidige lidstaten wat betreft uitgaven onder de eerste drie rubrieken van de financiële vooruitzichten, zoals die zijn bepaald in het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 (6), met inachtneming van de hieronder vermelde individuele specificaties en uitzonderingen of zoals anderszins is bepaald in dit protocol. De maximum aanvullende vastleggingen voor de rubrieken 1, 2, 3 en 5 van de financiële vooruitzichten in verband met de toetreding staan in bijlage XV van de Akte van toetreding van 16 april 2003. Voor geen enkel programma of geen enkele orgaan mogen echter financiële verbintenissen worden aangegaan uit hoofde van de begroting voor 2004 voordat de betrokken nieuwe lidstaat is toegetreden.
(1) Verordening (EEG) nr. 3906/89 (PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11).
(2) Verordening (EG) nr. 2760/98 (PB L 345 van 19.12.1998, blz. 49).
(3) Verordening (EG) nr. 555/2000 (PB L 68 van 16.3.2000, blz. 3).
(4) Verordening (EG) nr. 1267/1999 (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 73).
(5) Verordening (EG) nr. 1268/1999 (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 87).
(6) Interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1).
-
2.Lid 1 is niet van toepassing op uitgaven uit hoofde van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, overeenkomstig artikel 2, leden 1 en 2, en artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), die pas vanaf 1 mei 2004 voor communautaire financiering in aanmerking komen, overeenkomstig artikel 2 van dit protocol.
Lid 1 van dit artikel is echter wel van toepassing op uitgaven voor uit hoofde van door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, gefinancierde plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel 47 bis van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen (2), met inachtneming van de voorwaarden daaraan verbonden in de wijziging van deze verordening in bijlage II bij de Akte van toetreding van 16 april 2003.
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.
(2) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.
-
3.Onder voorbehoud van lid 1, laatste zin, nemen de nieuwe lidstaten vanaf 1 januari 2004 volgens dezelfde regels en voorwaarden als de huidige lidstaten deel aan de programma's en organen van de Unie, met financiering uit de algemene begroting van de Unie.
-
4.Indien er maatregelen moeten worden genomen om de overgang tussen de pretoetredingsregeling en die welke voortvloeit uit de toepassing van dit artikel te vergemakkelijken, neemt de Commissie de vereiste maatregelen.