Afdeling 4 - Bepalingen betreffende de toepasbaarheid van bepaalde handelingen
Artikel 55
-
1.De individuele vrijstellingsbeschikkingen en beschikkingen waarin geen vrijstelling wordt verleend, die vóór 1 januari 1995 krachtens artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) of artikel 1 van protocol nr. 25 bij die overeenkomst zijn vastgesteld door de Toezichthoudende Autoriteit van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) of door de Commissie en die betrekking hebben op gevallen die ingevolge de toetreding onder artikel 81 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen, blijven ter fine van artikel III-161 van de Grondwet van kracht tot de in die beschikkingen vermelde datum of totdat de Commissie overeenkomstig het Unierecht een met redenen omkleed Europees besluit neemt.
-
2.De door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA vóór 1 januari 1995 krachtens artikel 61 van de EER-Overeenkomst vastgestelde beschikkingen die ingevolge de toetreding onder artikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen, blijven ter fine van artikel III-167 van de Grondwet van kracht, tenzij de Commissie bij Europees besluit op grond van artikel III-168 van de Grondwet anders besluit. Het bepaalde in dit lid geldt niet voor beschikkingen die onder de procedure van artikel 64 van de EER-Overeenkomst vallen.
-
3.Onverminderd de leden 1 en 2 blijven beschikkingen van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA na 1 januari 1995 van toepassing, behoudens een met redenen omkleed besluit van de Commissie, overeenkomstig de grondbeginselen van het Unierecht.