Artikel 25: Immuniteiten en voorrechten van leden van het Europees Parlement
-
1.De vrijheid van beweging van de leden van het Parlement, die zich naar de plaats van hun werkzaamheden als zodanig begeven of daarvan terugkomen, wordt op geen enkele wijze beperkt.
De leden van het Parlement genieten, wat betreft de douane- en deviezencontrôle, de aan geaccrediteerde hoofden van diplomatieke missies verleende voorrechten; zij zijn vrijgesteld van de in de deelnemende Staten geldende voorschriften inzake visa voor paspoorten.
-
2.Tijdens de duur van hun mandaat kunnen de leden van het Parlement niet in arrest worden gesteld of gerechtelijk vervolgd.
Op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van betrapping op heterdaad.
Elk van de Kamers kan de immuniteit van haar leden opheffen.
-
3.De leden van het Parlement genieten een algehele immuniteit met betrekking tot hetgeen zij in de uitoefening van hun ambt hebben gezegd of de wijze, waarop zij als zodanig hun stem hebben uitgebracht.
Zij blijven deze immuniteit genieten na afloop van hun ambtsperiode.