Artikel 46: Verjaring van vorderingen tegen de Unie
De vorderingen tegen de Unie inzake niet-contractuele aansprakelijkheid verjaren vijf jaar na het feit dat tot deze vordering aanleiding heeft gegeven. De verjaring wordt gestuit, hetzij door een bij het Hof van Justitie ingesteld beroep, hetzij door een eerder gedaan verzoek, dat de benadeelde kan richten tot de bevoegde instelling van de Unie. In het laatste geval moet het beroep worden ingesteld binnen de termijn van twee maanden, bepaald in artikel III-365 van de Grondwet i. Artikel III-367, tweede alinea, van de Grondwet i is van toepassing.
Dit artikel is tevens van toepassing op vorderingen tegen de Europese Centrale Bank inzake niet contractuele aansprakelijkheid.