Titel I - Beginselen
Inhoudsopgave van deze pagina:
1: De Europese Unie
-
1.De Europese Unie (hierna te noemen "de Unie") wordt gevormd door de lid-staten en hun burgers; de Unie ontleent al haar bevoegdheden aan laatstgenoemden.
-
2.De Europese Unie eerbiedigt de historische, culturele en linguïstische identiteit van de lid-staten alsmede hun constitutionele structuur. Zij oefent haar bevoegdheden uit met inachtneming van het subsidiariteits- en het proportionaliteitsbeginsel.
-
3.De Unie heeft rechtspersoonlijkheid
-
4.De Unie krijgt de beschikking over de middelen die nodig zijn om haar bevoegdheden uit te oefenen en haar doelstellingen te verwezenlijken en evolueert naar een steeds diepere en hechtere integratie op basis van de communautaire verworvenheden.
-
5.De lid-staten werken nauw onderling en met de instellingen van de Unie samen om de doelstellingen van de Unie te verwezenlijken. De instellingen van de Unie vervullen de taken die haar krachtens de Grondwet zijn toevertrouwd.
-
6.Het recht van de Unie prevaleert boven het recht van de lid-staten.
2: Doelstellingen van de Unie
De Unie heeft in het kader van haar bevoegdheden als fundamentele doelstellingen:
-
-in Europa de vrede, de eerbiediging van de democratie, economische en sociale vooruitgang, volledige werkgelegenheid en de eerbiediging van het milieu te waarborgen,
-
-een juridische en economische ruimte zonder binnengrenzen te ontwikkelen op basis van het beginsel van een sociale markteconomie,
-
-de lid-staten en hun burgers bij te staan bij hun aanpassing aan interne en externe veranderingen op economisch, politiek en sociaal gebied,
-
-de culturele en spirituele ontplooiing van haar volkeren met inachtneming van hun diversiteit te bevorderen,
-
-haar identiteit in internationaal verband te doen gelden door een gemeenschappelijk optreden ter bevordering van de vrede, de veiligheid en het ontstaan van een vrije en vreedzame wereldorde die gebaseerd is op rechtvaardigheid, recht, eerbiediging van het milieu en economische en sociale vooruitgang.
3: Burgerschap van de Unie
Iedere burger die de nationaliteit van een lid-staat bezit is ipse facto burger van de Unie.
4: Kiesrecht van de burgers
Iedere burger van de Unie die verblijf houdt in een lid-staat, waarvan hij geen onderdaan is, bezit het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen en Europese verkiezingen in zijn verblijfplaats, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van de lid-staat. De precieze reikwijdte van deze rechten kan bij organieke wet worden vastgelegd.
Het kiesrecht van de burgers kan worden uitgebreid bij constitutionele wet.
5: Politieke activiteit van de burgers
Iedere burger heeft het recht een politieke activiteit uit te oefenen op het gehele grondgebied van de Unie.
Iedere burger heeft het recht openbare ambten van de Unie te bekleden.
Iedere burger van de Unie die zich buiten de Unie bevindt, geniet de bescherming van de diplomatieke en consulaire vertegenwoordiging van de Unie of, bij ontstentenis daarvan, die van de lid-staat met een vertegenwoordiging in het derde land waar de burger van de Unie zich bevindt.
6: Vrij verkeer van de burgers
Iedere burger van de Unie geniet de vrijheid van verkeer en het recht zijn woon- of verblijfplaats te kiezen op het grondgebied van de lid-staten. Hij kan er de activiteit van zijn keuze uitoefenen onder dezelfde voorwaarden als de burgers van de betreffende lid-staat, behoudens de beperkingen die van toepassing zijn op overheidsfuncties die samenhangen met de uitoefening van het openbaar gezag.
De Unie draagt ertoe bij gelijke kansen te waarborgen, met name door de belemmeringen voor het daadwerkelijke genot en de daadwerkelijke uitoefening van de aan de burger verleende rechten weg te nemen.
Het staat iedere burger vrij de Unie te verlaten en opnieuw te betreden.
De burgers van de Unie, alsmede de burgers uit derde landen en de staatlozen die in de Unie woonachtig zijn, hebben het recht zich in geval van wanbestuur te wenden tot een door het Europees Parlement benoemde ombudsman of een verzoekschrift in te dienen bij het Europees Parlement.
7: Door de Unie gewaarborgde rechten van de mens
Op de gebieden waarop het recht van de Unie van toepassing is, zien de Unie en de lid-staten erop toe dat de in Titel VIII opgesomde rechten worden geëerbiedigd. De Unie eerbiedigt de fundamentele rechten zoals zij worden gewaarborgd door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en door de andere internationale instrumenten ter zake, en zoals zij naar voren komen uit de gemeenschappelijke grondwettelijke beginselen van de lid-staten.