Afdeling 4 - Onderwijs, beroepsopleiding, jeugd en sport
Inhoudsopgave van deze pagina:
III-182: Onderwijs, beroepsopleiding, jeugd en sport
-
1.De Unie draagt bij tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen. Zij eerbiedigt ten volle de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel en van hun verscheidenheid van cultuur en taal.
De Unie draagt bij tot de bevordering van de Europese inzet op sportgebied, gelet op de sociale en educatieve functie van sport.
-
2.Het optreden van de Unie is erop gericht:
-
a)de Europese dimensie in het onderwijs tot ontwikkeling te brengen, met name door onderricht in en verspreiding van de talen der lidstaten;
-
b)de mobiliteit van studenten en docenten te bevorderen, mede door de academische erkenning van diploma's en studietijdvakken aan te moedigen;
-
c)de samenwerking tussen onderwijsinstellingen te bevorderen;
-
d)de uitwisseling te bevorderen van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de onderwijsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd;
-
e)de ontwikkeling van uitwisselingsprogramma's voor jongeren en jongerenwerkers te bevorderen en de participatie van jongeren aan het democratisch bestel van Europa aan te moedigen;
-
f)de ontwikkeling van het onderwijs op afstand te stimuleren;
-
g)de Europese dimensie van de sport te ontwikkelen, door de eerlijkheid in competities en de samenwerking tussen sportorganisaties te bevorderen, en door de fysieke en morele integriteit van sportlieden, met name jonge sporters, te beschermen.
-
-
3.De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de voor onderwijs bevoegde internationale organisaties, met name met de Raad van Europa.
-
4.Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel:
-
a)worden bij Europese wet of kaderwet stimuleringsmaatregelen vastgesteld, met uitzondering van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten. De wet wordt aangenomen na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité;
-
b)neemt de Raad van Ministers op voorstel van de Europese Commissie aanbevelingen aan.
-
III-183: Beroepsopleiding
-
1.De Unie voert inzake beroepsopleiding een beleid waardoor het optreden van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, onder volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding.
-
2.Het optreden van de Unie is erop gericht:
-
a)de aanpassing aan veranderingen in het bedrijfsleven te vergemakkelijken, met name door beroepsopleiding en omscholing;
-
b)de intrede en de herintrede op de arbeidsmarkt te bevorderen door verbetering van de initiële beroepsopleiding en van bij- en nascholing;
-
c)de toegang tot beroepsopleidingen te vergemakkelijken en de mobiliteit van opleiders en leerlingen, met name jongeren, te bevorderen;
-
d)de samenwerking inzake opleiding tussen onderwijs- of opleidingsinstellingen en ondernemingen te bevorderen;
-
e)de uitwisseling te bevorderen van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de opleidingsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd.
-
-
3.De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de voor beroepsopleiding bevoegde internationale organisaties.
-
4.Bij Europese wet of kaderwet wordt het nodige bepaald om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel, met uitzondering van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijk regelingen van de lidstaten. De wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité.