Artikel : Toelichting bij protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie

I
Artikel

In de verklaring van Laken wordt gememoreerd dat "de Europese Unie haar legitimiteit put uit de democratische waarden die zij uitdraagt, de doelstellingen die zij nastreeft en de bevoegdheden en instrumenten waarover zij beschikt", maar ook dat "het Europese project zijn legitimiteit put uit democratische, transparante en efficiënte instellingen". Voorts wordt in de verklaring gesteld dat "ook de nationale parlementen bijdragen tot de legitimering van het Europese project" en in herinnering gebracht dat "in de verklaring betreffende de toekomst van de Unie, die aan het Verdrag van Nice is gehecht, is onderstreept dat hun rol in het Europese bestel moet worden onderzocht".

In die geest is in het kader van de Conventie werkgroep IV ingesteld betreffende de rol van de nationale parlementen. De besprekingen in die werkgroep hadden betrekking op drie onderwerpen: de toezichthoudende rol van de nationale parlementen ten aanzien van de regering; de rol van de nationale parlementen bij het toezicht op de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel (thema dat in eerste instantie is behandeld door werkgroep I van de Conventie), alsmede de rol en de werking van de interparlementaire mechanismen en betrekkingen. De werkgroep heeft een aantal specifieke aanbevelingen aangenomen, o.a. betreffende de maatregelen die op het niveau van de instellingen van de Unie moeten worden getroffen om het de nationale parlementen van de lidstaten makkelijker te maken toezicht uit te oefenen op hun eigen regering voor alle vraagstukken met betrekking tot de activiteiten van de Unie (CONV 353/02). Die aanbevelingen, die meer in het bijzonder betrekking hebben op de toegang tot informatie voor nationale parlementen, kregen ruime steun van de Conventie tijdens het debat in plenaire zitting op 28 oktober jl. over het verslag van werkgroep IV (CONV 378/02).

De uitvoering van een aantal van de aanbevelingen van werkgroep IV vergt een aanpassing van het protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie dat aan het Verdrag van Amsterdam is gehecht. Die aanpassingen hebben in de eerste plaats betrekking op de informatie voor de nationale parlementen over wetgevingsvoorstellen en andere teksten. Op dit gebied heeft werkgroep IV de onderstaande specifieke aanbevelingen gedaan:

  • de Commissie moet alle wetgevingsvoorstellen en raadplegingsdocumenten tegelijkertijd toezenden aan de nationale parlementen, het Europees Parlement en de Raad;
  • de Commissie moet haar jaarlijkse beleidsstrategie en haar jaarlijkse wetgevings- en werkprogramma tegelijkertijd toezenden aan de nationale parlementen, het Europees Parlement en de Raad;
  • de Rekenkamer moet haar jaarverslag tegelijkertijd toezenden aan de nationale parlementen, het Europees Parlement en de Raad;
  • de resultaten van de bespreking in de Raad moeten worden toegezonden aan de nationale parlementen (en aan het Europees Parlement) parallel met de toezending ervan aan de nationale regeringen.

Het ontwerp voor het gewijzigde protocol houdt rekening met de aanbevelingen van werkgroep IV. Bovendien worden nog enkele technische wijzigingen voorgesteld met het oog op de aanpassing van het ontwerp-protocol aan de werkzaamheden van de Conventie (aanbevelingen van werkgroep IX betreffende de vereenvoudiging en betreffende de benaming van de besluiten; verwijzingen naar de artikelen in het eerste of het tweede deel van de Grondwet). Tevens is een punt ingelast met een verwijzing naar het protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel, om de gemeenschappelijke logica die deze beide protocollen verbindt, duidelijk te maken.