Dr. J.Th. de Visser

foto Dr. J.Th. de Visser
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
bron: Beeldbank Nationaal Archief
Met dank overgenomen van Parlement.com.

Hervormd predikant en vooraanstaand CHU-politicus. Tegenstander van de doleantie en wars van scherpslijperij. Kwam in 1897 voor de kleine Christelijk-Historische Kiezersbond in de Tweede Kamer. In 1918 de eerste minister van Onderwijs in de twintigste eeuw. Voltooide met zijn Lager-Onderwijswet de onderwijspacificatie. Bracht ook andere belangrijke wetgeving tot stand, zoals de Nijverheids-onderwijswet. Keerde na zijn ministerschap in 1925 terug in de Kamer als fractievoorzitter van de CHU. Raakte in onmin met zijn partijgenoten nadat hij in 1926 (tevergeefs) een compromis had gezocht voor het gezantschap bij de Paus, en in 1929 omdat hij niet accepteerde dat niet hij maar zijn opvolger advies uitbracht bij de kabinetsformatie. Sociaal voelend en algemeen geacht staatsman. Begenadigd en veelgevraagd feest- en kanselredenaar.

Christelijk-Historische Kiezersbond, CHP, CHU
functie(s) in de periode 1897-1929: lid Tweede Kamer, fractievoorzitter TK, minister

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Personalia

voornamen (roepnaam)
Johannes Theodoor

geboorteplaats en -datum
Utrecht, 9 februari 1857

overlijdensplaats en -datum
's-Gravenhage, 14 april 1932

begraafplaats en -datum
Rotterdam, begraafplaats Crooswijk, 18 april 1932

2.

Partij/stroming

partij(en)
  • CHK (Christelijk-Historische Kiezersbond), van 1896 tot 16 april 1903
  • CHP (Christelijk-Historische Partij), van 16 april 1903 tot 9 juli 1908
  • CHU (Christelijk-Historische Unie), vanaf 9 juli 1908

3.

Hoofdfuncties/beroepen (11/12)

  • predikant Nederlandse Hervormde Kerk te Almelo, van 11 mei 1884 tot 22 april 1888
  • predikant Nederlandse Hervormde Kerk te Rotterdam, van 22 april 1888 tot 1 mei 1892
  • predikant Nederlandse Hervormde Kerk te Amsterdam, van 1 mei 1892 tot 1 september 1909 (beroepen in januari 1892)
  • lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 21 september 1897 tot 19 september 1905 (1897-1901 voor het kiesdistrict Rotterdam I, 1901-1905 voor het kiesdistrict Amsterdam II)
  • lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 13 november 1906 tot 16 september 1913 (voor het kiesdistrict Leiden)
  • lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 24 juni 1914 tot 17 september 1918 (voor het kiesdistrict Katwijk)
  • lid Provinciale Staten van Zuid-Holland, van 4 juli 1916 tot 26 september 1918 (voor het kiesdistrict Leiden)
  • minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, van 26 september 1918 tot 4 augustus 1925 (departement ingesteld bij K.B. van 25 september 1918)
  • lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 25 juli 1922 tot 17 september 1922
  • lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 15 september 1925 tot 17 september 1929
  • fractievoorzitter CHU Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 16 september 1925 tot 8 juli 1929

ambtstitel
  • minister van staat, van 31 augustus 1931 tot 14 april 1932

(in)formateurschap(pen)
  • kabinetsformateur, van 8 december 1925 tot 26 februari 1926 (twee verschillende opdrachten)

U ziet een selectie van de loopbaan. In de uitgebreide versie is de gehele loopbaan in te zien.

4.

Partijpolitieke functies

In de uitgebreide versie is een overzicht van partijpolitieke functies opgenomen.

5.

Nevenfuncties (4/21)

  • voorzitter Commissie inzake studiebeurzen, van 10 juli 1929 tot 14 april 1932
  • lid en voorzitter Radio-omroep Controle-Commissie, van 1 juli 1930 tot 14 april 1932
  • lid en voorzitter Algemeen Programma-Commissie, van 1 juli 1930 tot 14 april 1932
  • lid Raad van Commissarissen N.V. Hollandsche IJzeren-Spoorweg Maatschappij en N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, omstreeks 1931 tot 14 april 1932

afgeleide functies, presidia etc. (4/7)
  • voorzitter begrotingscommissie voor hoofdstuk V (Binnenlandse Zaken) 1911 (Tweede Kamer der Staten-Gerenaal)
  • lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van november 1910 tot februari 1911
  • lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van september 1925 tot april 1929
  • lid Gemengde Commissie voor de Stenografische Inrichting (namens de Tweede Kamer), van september 1925 tot september 1929

comités van aanbeveling, erefuncties etc. (4/5)
  • erevoorzitter CNWB (Christelijk Nationale Werkmansbond)
  • erevoorzitter jongensinternaat "Valkenheide"
  • erevoorzitter "Martha-stichtingen" te Alphen aan den Rijn
  • lid erecomité nationale en internationale zangwedstrijd "Liedertafel Crescendo" te 's-Gravenhage, 1928

U ziet een selectie van de nevenfuncties. In de uitgebreide versie is een overzicht van nevenfuncties in te zien.

6.

Opleiding

In de uitgebreide versie is een overzicht van de opleiding(en) opgenomen.

7.

Activiteiten

opvallend stemgedrag
  • In 1928 stemden hij en Krijger als enigen van de CHU-fractie tegen een wijziging van de Wet op de Indische Staatsregeling, waardoor er een gelijk aantal inheemse en Europese leden kwam in de Volksraad
  • Behoorde in 1929 tot de vijf leden van zijn fractie die vóór het initiatiefwetsvoorstel-Van den Heuvel stemden over steunverlening aan de suikerindustrie

als bewindspersoon (beleidsmatig) (5/6)
  • Diende in 1920 een wetsvoorstel in over de lichamelijke opvoeding van de rijpere mannelijke jeugd. Voor 16-, 17- en 18-jarige jongens zou er een verplichte lichamelijke opvoeding komen. Het wetsvoorstel werd in 1923 ingetrokken.
  • Vaardigde in 1921 de beschikking Rijkssubsidievoorwaarden voor openbare leeszaken en bibliotheken uit. Gemeenten kregen aanvullende subsidie voor een openbare leeszaal of bibliotheek, maar waren niet verplicht die op te richten. Het heffen van contributies voor uitleningen was verplicht.
  • Schortte in 1924 de leerplicht voor het zevende leerjaar in het lager onderwijs weer op (tot uiterlijk 1930)
  • Voerde in 1924 drastische bezuinigingen door in het onderwijs, onder andere door vergroting van de klassen en door invoering van (onbezoldigde) onderwijsassistenten
  • Kreeg in 1925 in de Tweede Kamer onvoldoende steun voor zijn voorstel om in vier jaar een miljoen gulden ter beschikking te stellen als garantie voor de Olympische Spelen van Amsterdam in 1928

als bewindspersoon (wetgeving) (5/6)
  • Bracht in 1919 de Nijverheids-Onderwijswet tot stand, waarin naast het lager en middelbaar schoolonderwijs op ambachts-, nijverheids-, scheepvaart-, landbouwhuishoud- en huishoudscholen ook het leerlingstelsel werd geregeld. De wet bepaalde dat er bijzondere en openbare nijverheidsscholen waren, met mogelijkheden voor dag- en avondonderwijs. Het wetsvoorstel was in 1915 door minister Cort van der Linden ingediend als ontwerp-Wet op het vakonderwijs.
  • Bracht in 1920 de Lager-Onderwijswet (Stb. 39) tot stand, waarmee uitvoering werd gegeven aan de grondwettelijke bepalingen over het onderwijs uit 1917. De wet leidde onder meer tot verkleining van de klassen, voerde een zevende leerjaar in, verbeterde de opleiding voor onderwijzers en liet de salarissen van onderwijzers voor rekening van het rijk komen en de kosten voor gebouwen en leermiddelen voor rekening van de gemeenten. Het u.l.o. werd als afzonderlijk schooltype erkend.
  • Bracht in 1920 een wijziging van de Hoger-Onderwijswet tot stand, waarbij onder meer de regeling voor het doctoraal examen en de promotie werden gewijzigd. Om te promoveren tot doctor werd het schrijven van een proefschrift verplicht gesteld.
  • Bracht in 1921 een wijziging van de Leerplichtwet tot stand, waarmee vanaf 1922 het verplichte zevende leerjaar werd ingevoerd. De leerplicht eindigde pas bij het bereiken van de leeftijd van 13 jaar. Verder werd de vrijstelling vanwege seizoensarbeid aanzienlijk beperkt. De term 'schoolopziener' werd vervanger door inspecteur en 'districts-schoolopziener' door 'hoofdinspecteur'. (In 1924-1928 werd het zevende leerjaar tijdelijk opgeschort). Het wetsvoorstel was in 1911 ingediend door minister Heemskerk.
  • Bracht in 1925 een wijziging van de Lager-Onderwijswet tot stand, waardoor gemeenteraden de bevoegdheid kregen onderwijzeressen (jonger dan 45 jaar) die een huwelijk aangingen te ontslaan

als (in)formateur
  • Kreeg op 8 december 1925 de opdracht een parlementair kabinet te vormen. Zijn voorstel om de gezant te Bern tevens te accrediteren bij de Paus kon echter niet op steun van de CHU-fractie rekenen, waarop hij zijn poging staakte
  • Kreeg op 11 december 1925 de opdracht een kabinet te vormen. Wederom was er geen zekerheid te verkrijgen over steun van de CHU voor het Bern-plan. Vanaf 16 januari 1926 trachtte hij tevergeefs een extraparlementair kabinet te vormen.

U ziet een selectie van activiteiten. In de uitgebreide versie is het gehele overzicht van activiteiten in te zien.

8.

Wetenswaardigheden

algemeen (5/16)
  • Onttrok zich in november 1925 aan de stemming over het amendement-Kersten inzake de afschaffing van het Gezantschap bij de Paus. De rest van de CHU-fractie stemde vóór dat amendement, waarvan de aanneming leidde tot de val van het eerste kabinet-Colijn.
  • Trachtte in 1926 tevergeefs en hardnekkig, buiten zijn eigen fractie om (waarvan hij voorzitter was!), als formateur een kabinet te vormen, dat het gezantschap bij de Paus zou vervangen door een gecombineerd gezantschap in Bern (het zgn. Plan-Bern). Zijn afwezigheid in een fractievergadering tijdens de laatste fase van die formatiepoging, zette kwaad bloed bij zijn fractiegenoten. Nadat zijn pogingen om een kabinet te vormen waren mislukt, vertrok hij voor drie weken naar het buitenland.
  • Onttrok zich in 1926 als enige CHU'er aan de stemming over het begrotingsartikel inzake de gelden voor het gezantschap bij de Paus. De CHU-fractie stemde tegen. De verwerping van het artikel met 48 tegen 41 stemmen maakte een einde aan dat gezantschap.
  • Verving in november en december 1928 Kamervoorzitter Ruijs de Beerenbrouck, die wegens ziekte afwezig was
  • Kwam in 1929 in conflict met de CHU-Tweede Kamerfractie, omdat hij als aftredend Kamerlid niet was uitgenodigd voor de eerste fractievergadering na de verkiezingen. Hij vond dat hij nog namens de fractie advies mocht uitbrengen bij de kabinetsformatie. Verbrak hierna het contact met zijn voormalige fractiegenoten.

uit de privésfeer
  • Nam in 1907 in Amsterdam het initiatief voor stichting van de eerste Hervormde kweekschool
  • Een borstbeeld van hem staat bij het ministerie van Onderwijs
  • Zijn moeder overleed op 9 juli 1860 op 33-jarige leeftijd. Hij was toen net drie jaar. Zijn vader hertrouwde in 1867.

verkiezingen (5/9)
  • Werd in 1909 in de districten Leiden en Harlingen gekozen en nam zitting voor Leiden. Versloeg in het district Leiden mr. J.H.W.Q. ter Spill (v.l.) en in Harlingen L.W.J.K. Thomson (lib.).
  • Werd in 1913 in het district Ommen na herstemming verslagen door C.J.A. Bichon van IJsselmonde (dissident-c.h.)
  • Was in 1913 geen kandidaat in het district Leiden
  • Versloeg in 1914 bij een tussentijdse verkiezing in het district Katwijk mr. H.W.C.J. de Jong (v.l.)
  • Versloeg in 1917 J.H. Ekering (comité anti-grondwetsherziening)

U ziet een selectie van wetenswaardigheden. In de uitgebreide versie is een overzicht van wetenswaardigheden opgenomen.

9.

Publicaties van/over

literatuur/documentatie (6/7)
  • H. van Spanning, "De Christelijk-Historische Unie", deel I (1988)
  • J.J. Woltjer, "Visser, Johannes Theodoor de (1857-1932)", in: Biografisch Woordenboek van Nederland, deel III, 625
  • P.L. Schram, "Visser, Johannes Theodoor de", in: Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, deel 3, 377
  • J. de Bruijn, "Johannes Theodoor de Visser (1837-1932). Predikant, politicus en onderwijshervormer", in: P.E. Werkman en R. van der Woude (red.), "Wie in de politiek gaat, is weg? Protestantse politici en de christelijk-sociale beweging" (2009), 92-122
  • J. de Bruijn, "Dr. Johannes Theodoor de Visser. Een 'nationale figuur'", in: "De sabel van Colijn. Biografische opstellen over religie en politiek in Nederland" (2011)
  • Onze Afgevaardigden, 1897, 1901, 1909

Biografisch Woordenboek(en)
  • biografie opgenomen in het Biografisch Woordenboek van Nederland
  • biografie opgenomen in Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme

In de uitgebreide versie is een overzicht van publicaties opgenomen.

10.

Familie/gezin

In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.

11.

Uitgebreide versie

Speciaal voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn de biografieën van alle kansrijke (volgens de peilingen) kandidaten in uitgebreide vorm raadpleegbaar op parlement.com.

Voor de overige ruim 5000 biografieën geldt het volgende:

In het digitale biografisch archief van de Stichting PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, parlementaire activiteiten, opleiding en wetenswaardigheden. Voorlopig is het beschikbaar stellen van uitgebreide biografieën, en/of daarop gebaseerde statistische gegevens, opgeschort. Wilt u een uitgebreide biografie inzien? Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.

Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.

De biografieën betreffen vooral de periode waarin iemand politiek en bestuurlijk actief is of was. PDC ontvangt graag gemotiveerde aanvullingen of correcties.