Gedelegeerde verordening 2020/1173 - Wijziging van Verordening (EU) 2016/1036 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de EU en Verordening (EU) 2016/1037 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de EU, wat de duur van de periode van voorafgaande kennisgeving betreft
10.8.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 259/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1173 VAN DE COMMISSIE
van 4 juni 2020
tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1036 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie en Verordening (EU) 2016/1037 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie, wat de duur van de periode van voorafgaande kennisgeving betreft
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 290, lid 1,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 7, lid 1, en artikel 23 bis,
Gezien Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (2), en met name artikel 12, lid 1, en artikel 32 ter,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 7 juni 2018 is Verordening (EU) 2018/825 van het Europees Parlement en de Raad (3) tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1036 (hierna “de antidumpingbasisverordening” genoemd) en Verordening (EU) 2016/1037 (hierna “de antisubsidiebasisverordening” genoemd) bekendgemaakt. |
(2) |
Met het oog op een grotere transparantie en voorspelbaarheid van antidumping- en antisubsidieonderzoeken moeten de partijen waarvoor de instelling van voorlopige antidumping- en compenserende maatregelen gevolgen zal hebben, met name importeurs, ervan op de hoogte worden gebracht dat die maatregelen ophanden zijn. Bovendien moeten de partijen in het geval van onderzoeken waarbij de instelling van voorlopige maatregelen niet wenselijk is, er ruim op tijd van op de hoogte worden gebracht dat er geen voorlopige maatregelen worden ingesteld. Daarom is een periode van voorafgaande kennisgeving van drie weken ingevoerd. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de antidumpingbasisverordening en artikel 12, lid 1, van de antisubsidiebasisverordening moest de Commissie uiterlijk op 9 juni 2020 evalueren of de invoer tijdens de periode van voorafgaande kennisgeving aanzienlijk was toegenomen en of dit, in voorkomend geval, voor de bedrijfstak van de Unie extra schade had veroorzaakt, ondanks de mogelijke registratie of correctie op de schademarge. |
(4) |
Op basis van deze evaluatie moet de Commissie de duur van de periode van voorafgaande kennisgeving wijzigen naar twee weken indien er sprake is van een aanzienlijke toename van de invoer die extra schade heeft veroorzaakt, en naar vier weken indien dit niet het geval blijkt te zijn. |
(5) |
Zoals vastgesteld in artikel 7, lid 1, en artikel 23 bis, lid 2, van de antidumpingbasisverordening, alsmede in artikel 12, lid 1, en artikel 32 ter, lid 2, van de antisubsidiebasisverordening, kan de Commissie deze voorgeschreven evaluatie slechts eenmaal verrichten. |
(6) |
Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2018/825 op 8 juni 2018 heeft de Commissie 19 onderzoeken (4) geopend op grond van artikel 5 van de antidumpingbasisverordening en 6 onderzoeken op grond van artikel 10 van de antisubsidiebasisverordening. |
(7) |
Voor twaalf van deze onderzoeken is de voorlopige fase afgesloten en zijn er ook invoergegevens beschikbaar voor de periode van voorafgaande kennisgeving. Voor deze onderzoeken kon derhalve worden geanalyseerd of er tijdens de periode van voorafgaande kennisgeving sprake was van een aanzienlijke toename van de invoer (5). |
(8) |
Het aantal zaken dat de Commissie ten grondslag kan leggen aan haar beoordeling of er tijdens de periode van voorafgaande kennisgeving sprake is geweest van een aanzienlijke toename van de invoer, is derhalve — en zoals verwacht ten tijde van de aanneming van Verordening (EU) 2018/825 — beperkt. In die zaken kan echter een duidelijke trend worden waargenomen. |
(9) |
In zes van deze twaalf onderzoeken heeft de Commissie besloten voorlopige maatregelen in te stellen. In de zes andere onderzoeken zijn de partijen drie weken vóór het verstrijken van de termijn voor het instellen van voorlopige maatregelen in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om geen maatregelen in te stellen. |
(10) |
Op basis van de in onderstaande tabel samengevatte statistische gegevens heeft de Commissie slechts in twee onderzoeken vastgesteld dat de invoer uit de betrokken landen in de Unie is toegenomen. In de andere onderzoeken was er sprake van een aanzienlijke daling. Tabel Invoervolume per zaak
|
(11) |
In de meeste onderzochte zaken was er geen sprake van een aanzienlijke toename. Bovendien was de invoer in een van de twee zaken waarin er sprake was van een toename, uiteindelijk niet het gevolg van de voorafgaande kennisgeving, maar van het feit dat de Commissie geen voorlopige rechten had ingesteld. Ook onder de oude regeling zonder voorafgaande kennisgeving kon de invoer in de Unie in elk geval rechtenvrij plaatsvinden zodra voor alle belanghebbenden duidelijk was dat er geen voorlopige rechten zouden worden ingesteld wegens het verstrijken van de toepasselijke termijn. |
(12) |
Dit betekent dat er in één zaak sprake was van een verdere toename in de periode van voorafgaande kennisgeving voordat voorlopige maatregelen werden ingesteld. |
(13) |
De Commissie is derhalve tot de conclusie gekomen dat er al met al door de invoer tijdens de periode van voorafgaande kennisgeving geen extra schade voor de bedrijfstak van de Unie werd veroorzaakt. Bijgevolg moet de duur van de periode van voorafgaande kennisgeving naar vier weken worden gewijzigd. |
(14) |
Aangezien er geen andere specifieke overgangsbepalingen tot regeling van deze kwestie zijn, is het passend te verduidelijken dat alle onderzoeken die vóór de datum van bekendmaking van de onderhavige verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn geopend door middel van een bericht van opening als bedoeld in artikel 5, lid 9, van Verordening (EU) 2016/1036 of artikel 10, lid 11, van Verordening (EU) 2016/1037, niet door de verlenging van de periode van voorafgaande kennisgeving mogen worden geraakt. Dat moet rechtszekerheid waarborgen, de belanghebbenden een redelijke gelegenheid bieden om zich aan te passen aan het aflopen van de oude voorschriften en het in werking treden van de nieuwe voorschriften, en een doeltreffende, ordelijke en billijke uitvoering van de Verordeningen (EU) 2016/1036 en (EU) 2016/1037 vergemakkelijken. |
(15) |
De Verordeningen (EU) 2016/1036 en (EU) 2016/1037 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 19 bis van Verordening (EU) 2016/1036 wordt vervangen door:
“Artikel 19 bis
Informatie over voorlopige maatregelen
-
1.De producenten in de Unie, de importeurs en exporteurs en hun representatieve verenigingen en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer kunnen verzoeken om informatie over de beoogde instelling van voorlopige rechten. Deze verzoeken dienen binnen de in het bericht van opening/inleiding vastgestelde termijn schriftelijk te worden ingediend. Die informatie wordt de verzoekende partijen vier weken vóór de instelling van voorlopige rechten ter beschikking gesteld. Deze informatie bevat het volgende: een louter informatief overzicht van de voorgestelde rechten, nadere gegevens over de berekening van de dumpingmarge en de passende marge om de schade aan de bedrijfstak van de Unie weg te nemen, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de vertrouwelijkheidsverplichtingen van artikel 19. De partijen kunnen binnen een termijn van drie werkdagen na het ter beschikking stellen van dergelijke informatie opmerkingen over de juistheid van de berekeningen indienen.
-
2.Indien wordt besloten het onderzoek voort te zetten zonder voorlopige rechten in te stellen, worden de belanghebbenden vier weken vóór het verstrijken van de in artikel 7, lid 1, genoemde termijn voor de instelling van voorlopige rechten ervan in kennis gesteld dat geen voorlopige rechten worden ingesteld.”.
Artikel 2
Artikel 29 bis van Verordening (EU) 2016/1037 wordt vervangen door:
“Artikel 29 bis
Informatie over voorlopige maatregelen
-
1.De producenten in de Unie, de importeurs en exporteurs en hun representatieve verenigingen, alsook het land van oorsprong en/of uitvoer kunnen verzoeken om informatie over de beoogde instelling van voorlopige rechten. Deze verzoeken dienen binnen de in het bericht van opening/inleiding vastgestelde termijn schriftelijk te worden ingediend. Die informatie wordt de verzoekende partijen vier weken vóór de instelling van voorlopige rechten ter beschikking gesteld. Deze informatie bevat het volgende: een louter informatief overzicht van de voorgestelde rechten, nadere gegevens over de berekening van de hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie en de passende marge om de schade aan de bedrijfstak van de Unie weg te nemen, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de vertrouwelijkheidsverplichtingen van artikel 29. De partijen kunnen binnen een termijn van drie werkdagen na het ter beschikking stellen van dergelijke informatie opmerkingen over de juistheid van de berekeningen indienen.
-
2.Indien wordt besloten het onderzoek voort te zetten zonder voorlopige rechten in te stellen, worden de belanghebbenden vier weken vóór het verstrijken van de in artikel 12, lid 1, genoemde termijn voor de instelling van voorlopige rechten ervan in kennis gesteld dat geen voorlopige rechten worden ingesteld.”.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze verordening is van toepassing op alle onderzoeken waarvoor het bericht van opening als bedoeld in artikel 5, lid 9, van Verordening (EU) 2016/1036 of artikel 10, lid 11, van Verordening (EU) 2016/1037 na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 juni 2020.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
-
Verordening (EU) 2018/825 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1036 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie en Verordening (EU) 2016/1037 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 143 van 7.6.2018, blz. 1).
-
De Commissie volgt de door de WTO gehanteerde berekeningsmethode. Dit betekent dat wanneer een onderzoek betrekking heeft op hetzelfde product dat wordt ingevoerd uit meer dan één land, elk onderzocht land als een afzonderlijk onderzoek wordt geteld.
-
Drie zaken (holle profielen van oorsprong uit de Republiek Noord-Macedonië, Rusland en Turkije) zijn gesloten; in de tien andere zaken is de voorlopige fase pas afgesloten of nog aan de gang en zijn derhalve geen betrouwbare statistische gegevens beschikbaar voor de periode van voorafgaande kennisgeving (datum van opstellen: 30 april 2020).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.