Gedelegeerde verordening 2019/356 - Aanvulling van Verordening 2015/2365 met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de aan transactieregisters te rapporteren gegevens over effectenfinancieringstransacties (SFT's)

1.

Wettekst

22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 81/1

 

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/356 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2018

tot aanvulling van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de aan transactieregisters te rapporteren gegevens over effectenfinancieringstransacties (SFT's)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 4, lid 9,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Om de doelmatigheid te vergroten en om de overeenkomsten tussen rapportage over derivaten en rapportage over effectenfinancieringstransacties (hierna „SFT's” genoemd) te benutten, moet de verplichting om, in overeenstemming met artikel 4 van Verordening (EU) 2015/2365, de nadere gegevens over SFT's bij transactieregisters te rapporteren, worden afgestemd op de verplichting om, in overeenstemming met artikel 9 van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2), derivatentransacties bij transactieregisters te rapporteren. De rapportageverplichtingen tot nadere bepaling van SFT-gegevens moeten derhalve vergelijkbaar zijn met de rapportageverplichtingen tot nadere bepaling van gegevens over derivatencontracten.

 

(2)

Om de doelmatigheid en het nut van gerapporteerde informatie over SFT's te verzekeren, moeten de specifieke details van de te rapporteren SFT's worden aangepast aan de in Verordening (EU) 2015/2365 genoemde verschillende types SFT's. Wat rapportage van margeleningstransacties betreft, beoogt Verordening (EU) 2015/2365 transacties in beeld te brengen die hetzelfde doel dienen als retrocessietransacties, kooptransacties met wederverkoop of effectenleningstransacties, en die derhalve vergelijkbare risico's voor de financiële stabiliteit inhouden doordat zij mogelijkheden bieden voor de opbouw van hefboomwerking, procycliciteit en onderlinge verwevenheid op de financiële markten of doordat zij bijdragen aan looptijd- en liquiditeitstransformatie. Margeleningen mogen daarom dan wel transacties omvatten die vallen onder margeovereenkomsten tussen financiële instellingen en hun cliënten waarbij financiële instellingen primebrokeragediensten aan hun cliënten leveren, toch omvatten zij geen andere leningen zoals leningen voor bedrijfsherstructurering die, ondanks dat zij mogelijk effecten omvatten, niet bijdragen aan de systeemrisico's die Verordening (EU) 2015/2365 wilde aanpakken.

 

(3)

Belangrijk daarbij is dat de nadere gegevens van door een centrale tegenpartij geclearde SFT's correct worden gerapporteerd en gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd, ongeacht of die SFT op dezelfde datum of op een later tijdstip is gecleard dan de datum waarop die SFT is gesloten.

 

(4)

Om omvattende rapportage te verzekeren ingeval specifieke gegevens van de zekerheid op de dag van de transactie niet bekend zijn, moeten tegenpartijen de informatie over de gestelde zekerheid bijwerken zodra deze voor de tegenpartijen beschikbaar komt, en uiterlijk de werkdag na die van de valutadatum van die SFT.

 

(5)

Om de autoriteiten die toegang hebben tot de nadere gegevens van SFT's in transactieregisters, meer nuttige informatie te verschaffen, moeten tegenpartijen aan de transactieregisters het internationale effectenidentificatienummer (International Securities Identification Number — hierna „ISIN” genoemd) van als zekerheid voor een SFT gebruikte zekerhedenpakketten rapporteren indien dat pakket een ISIN heeft.

 

(6)

Wanneer tegenpartijen zekerheden stellen op nettopositiebasis, resulterend uit de verrekening van een aantal SFT's tussen twee tegenpartijen, is een specifieke toewijzing van zekerheden aan een individuele SFT vaak niet mogelijk, en is de toewijzing van de zekerheid dus misschien niet bekend. In die omstandigheden zouden tegenpartijen in staat moeten zijn om zekerheden te rapporteren onafhankelijk van de onderliggende lening.

 

(7)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority — hierna „ESMA” genoemd) volgens de procedure van artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) aan de Commissie heeft voorgelegd.

 

(8)

ESMA heeft publieke consultaties over deze ontwerpen van technische reguleringsnormen georganiseerd, de eventuele daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd, en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 opgerichte ESMA-stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Over SFT's te rapporteren gegevens

  • 1. 
    Een rapportage overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2365 omvat de in de tabellen 1, 2, 3 en 4 van de bijlage vastgestelde volledige en nauwkeurige gegevens die op de desbetreffende SFT betrekking hebben.
  • 2. 
    Bij het rapporteren van het sluiten van een SFT vermeldt een tegenpartij in haar rapportage het actietype „Nieuw” in veld 98 in tabel 2 van de bijlage bij deze verordening. Bij alle verdere rapportages van de gegevens van die SFT wordt in veld 98 in tabel 2 van de bijlage bij deze verordening het relevante actietype vermeld dat op die SFT betrekking heeft.

Artikel 2

Door centrale tegenpartijen geclearde SFT's

  • 1. 
    Een SFT waarvan de gegevens reeds overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2365 zijn gerapporteerd en die vervolgens door een centrale tegenpartij wordt gecleard, wordt na clearing als zijnde beëindigd gerapporteerd door in veld 98 van tabel 2 van de bijlage het actietype „Beëindiging/Vervroegde beëindiging” te vermelden, en de nieuwe SFT's die uit de clearing voortvloeien, worden gerapporteerd.
  • 2. 
    Een SFT die op een handelsplatform wordt gesloten en die diezelfde dag door een centrale tegenpartij wordt gesloten, wordt pas gerapporteerd nadat die SFT is gecleard.
  • 3. 
    Een tegenpartij rapporteert voor de voor een geclearde SFT gestorte of ontvangen marge de in tabel 3 van de bijlage bij deze verordening vastgestelde gegevens en vermeldt daarbij het desbetreffende actietype dat in veld 20 van die tabel van de bijlage is bepaald.

Artikel 3

Rapportage over zekerheden

  • 1. 
    Tegenpartijen bij een effecten- of grondstoffenuitleningstransactie of een effecten- of grondstoffeninleningstransactie die overeenkomen dat geen zekerheden worden gesteld, vermelden dit in veld 72 van tabel 2 van de bijlage.
  • 2. 
    Wanneer de zekerheden van een SFT zijn gekoppeld aan een individuele lening en de nadere gegevens van de zekerheden tegen de rapportagetermijn aan de tegenpartij bekend zijn, vermeldt de tegenpartij de volledige en nauwkeurige gegevens van alle individuele zekerhedencomponenten van die SFT in de velden 75 tot en met 94 van tabel 2 van de bijlage wanneer zij deze SFT voor het eerst met het actietype „Nieuw” in veld 98 van tabel 2 van de bijlage rapporteert.
  • 3. 
    Wanneer de zekerheden van een SFT zijn gekoppeld aan een individuele lening, maar de nadere gegevens van de zekerheden tegen de rapportagetermijn niet aan de tegenpartij bekend zijn, vermeldt de tegenpartij, samen met het actietype „Actualisering zekerheden” in veld 98 van tabel 2 van de bijlage, de volledige en nauwkeurige gegevens van alle individuele zekerhedencomponenten van die SFT in de velden 75 tot en met 94 van tabel 2 van de bijlage zodra die bekend zijn, doch uiterlijk op de werkdag volgend op de in veld 13 van tabel 2 van de bijlage vermelde valutadatum.
  • 4. 
    Een tegenpartij die voor een of meer SFT's zekerheden stelt met een zekerhedenpakket dat is geïdentificeerd met een internationaal effectenidentificatienummer (ISIN), vermeldt het ISIN in veld 96 van tabel 2 van de bijlage wanneer zij in veld 98 van tabel 2 van de bijlage het actietype „Nieuw” rapporteert.
  • 5. 
    Een tegenpartij die voor een of meer SFT's zekerheden stelt met een zekerhedenpakket dat niet met een ISIN is geïdentificeerd, vermeldt de code „NTAV” in veld 96 van tabel 2 van de bijlage wanneer zij in veld 98 van tabel 2 van de bijlage de SFT met het actietype „Nieuw” rapporteert.
  • 6. 
    Voor de toepassing van de leden 4 en 5 vermeldt de tegenpartij, samen met het actietype „Actualisering zekerheden” in veld 98 van tabel 2 van de bijlage, ook de volledige en nauwkeurige gegevens van alle individuele zekerhedencomponenten van die SFT in de velden 75 tot en met 94 van tabel 2 van de bijlage zodra die bekend zijn, doch uiterlijk op de werkdag volgend op de in veld 13 van tabel 2 van de bijlage vermelde valutadatum.
  • 7. 
    Een tegenpartij die voor meerdere SFT's zekerheden stelt op nettopositiebasis, vermeldt de waarde „Waar” in veld 73 van tabel 2 van de bijlage. Die tegenpartij vermeldt, samen met het actietype „Actualisering zekerheden” in veld 98 van tabel 2 van de bijlage, de volledige en nauwkeurige gegevens van alle individuele zekerhedencomponenten van die SFT's in de velden 75 tot en met 94 van tabel 2 van de bijlage zodra die bekend zijn, doch uiterlijk op de werkdag volgend op de in veld 13 van tabel 2 van de bijlage vermelde valutadatum.

Artikel 4

Rapportage over hergebruik van zekerheden

  • 1. 
    Een tegenpartij die bij een SFT een of meerdere financiële instrumenten als zekerheid ontvangt, vermeldt de volledige en nauwkeurige gegevens van eventueel hergebruik van elk van die financiële instrumenten in de velden 7, 8 en 9 van tabel 4 van de bijlage.
  • 2. 
    Een tegenpartij die bij een SFT contanten als zekerheid ontvangt, vermeldt per valuta de volledige en nauwkeurige gegevens van elke herbelegging van in de vorm van contanten ontvangen zekerheden in de velden 11, 12 en 13 van tabel 4 van de bijlage.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER

 

  • (2) 
    Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).
  • (3) 
    Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
 

BIJLAGE

Tabel 1

Tegenpartijgegevens

 

Nr.

Veld

Te rapporteren gegevens

Repo

BSB

SL

ML

1

Tijdstempel rapportage

Datum en tijdstip van de rapportage aan het transactieregister.

J

J

J

J

2

Rapporterende entiteit

Unieke identificatiecode van de rapporterende entiteit. Wanneer de rapportage aan een derde partij of de andere tegenpartij is gedelegeerd, de unieke identificatiecode van die entiteit.

J

J

J

J

3

Rapporterende tegenpartij

Unieke identificatiecode van de rapporterende tegenpartij.

J

J

J

J

4

Aard rapporterende tegenpartij

Vermelding of de rapporterende tegenpartij een financiële of een niet-financiële tegenpartij is.

J

J

J

J

5

Sector rapporterende tegenpartij

Eén of meer codes voor de classificatie van de aard van de bedrijfsactiviteiten van de rapporterende tegenpartij.

Wanneer de rapporterende tegenpartij een financiële tegenpartij is, alle relevante codes uit de taxonomie voor financiële tegenpartijen die op die tegenpartij van toepassing zijn.

Wanneer de rapporterende tegenpartij een niet-financiële tegenpartij is, alle relevante codes uit de taxonomie voor niet-financiële tegenpartijen die op die tegenpartij van toepassing zijn.

Wanneer meer dan één activiteit wordt gerapporteerd, de codes vermelden in volgorde van het relatieve belang van de betrokken activiteiten.

J

J

J

J

6

Verdere sectorindeling

Wanneer de rapporterende tegenpartij een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) of een alternatieve beleggingsinstelling (abi) is, een code die aangeeft of het een beursverhandeld fonds (ETF) of een geldmarktfonds (MMF) is.

Wanneer de rapporterende tegenpartij een alternatieve beleggingsinstelling (abi) is of een niet-financiële tegenpartij die financiële en verzekerings- of onroerendgoedactiviteiten verricht, een code die aangeeft of het een Real Estate Investment Trust (REIT) is.

J

J

J

J

7

Bijkantoor rapporterende tegenpartij

Wanneer de rapporterende tegenpartij een SFT sluit via een bijkantoor, de identificatiecode van het bijkantoor.

J

J

J

J

8

Bijkantoor andere tegenpartij

Wanneer de andere tegenpartij een SFT sluit via een bijkantoor, de identificatiecode van het bijkantoor.

J

J

J

J

9

Zijde tegenpartij

Vermelding of de rapporterende tegenpartij een zekerheidsverschaffer of een zekerheidsnemer is in de zin van artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/363 van de Commissie (1).

J

J

J

J

10

Entiteit verantwoordelijk voor rapportage

Wanneer een financiële tegenpartij, in overeenstemming met artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2015/2365 van het Parlement en de Raad (2), verantwoordelijk is voor rapportage namens de andere tegenpartij, de unieke identificatiecode van die financiële tegenpartij.

Wanneer een beheersmaatschappij, in overeenstemming met artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2015/2365, verantwoordelijk is voor de rapportage namens een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe), de unieke identificatiecode van die beheersmaatschappij.

Wanneer een beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling (abi-beheerder), in overeenstemming met artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2015/2365, verantwoordelijk is voor de rapportage namens een alternatieve beleggingsinstelling (abi), de unieke identificatiecode van die abi-beheerder.

J

J

J

J

11

Andere tegenpartij

Unieke identificatiecode van de entiteit waarmee de rapporterende tegenpartij de SFT heeft gesloten. Voor particulieren op consistente wijze een cliëntcode vermelden.

J

J

J

J

12

Land andere tegenpartij

De code van het land waar de statutaire zetel van de andere tegenpartij zich bevindt of de code van het land van verblijf indien de andere tegenpartij een natuurlijke persoon is.

J

J

J

J

13

Begunstigde

Wanneer de begunstigde van het contract geen tegenpartij bij dit contract is, identificeert de rapporterende tegenpartij deze begunstigde aan de hand van een unieke code of, ingeval het om een particulier gaat, aan de hand van een consistent gebruikte cliëntcode die is toegewezen door de rechtspersoon waarop de betrokken particulier een beroep heeft gedaan.

J

J

J

N

14

Tri-party agent

Unieke identificatiecode van de derde partij waaraan de rapporterende tegenpartij de posttransactionele verwerking van een SFT heeft uitbesteed (in voorkomend geval).

J

J

J

N

15

Makelaar

Unieke code van de entiteit die optreedt als intermediair voor de rapporterende tegenpartij zonder dat deze zelf een tegenpartij bij de SFT wordt. Voor effectenleningstransacties omvatten makelaars geen agent-uitleners.

J

J

J

N

16

Clearinglid

Wanneer de transactie wordt gecleard, unieke identificatiecode van het verantwoordelijke clearinglid van de rapporterende tegenpartij.

J

J

J

N

17

Deelnemer of indirecte deelnemer aan een effectenbewaarinstelling („CSD”)

Unieke code van de deelnemer of indirecte deelnemer aan een CSD van de rapporterende tegenpartij.

Wanneer zowel de deelnemer als de indirecte deelnemer aan een CSD bij de transactie betrokken zijn, de code van de indirecte deelnemer.

Dit veld is niet van toepassing op grondstoffen.

J

J

J

N

18

Agent-uitlener

Unieke code van de bij de effectenleningstransactie betrokken agent-uitlener.

J

N

J

N

Tabel 2

Gegevens over leningen en zekerheden

 

Nr.

Veld

Te rapporteren gegevens

Repo

BSB

SL

ML

1

Unieke transactie-identificatiecode („UTI”)

Unieke aan de SFT toegekende referentie voor het identificeren van de transactie.

J

J

J

J

2

Traceernummer rapportage

Bij uit clearing voortvloeiende transacties de vorige UTI, d.w.z. de UTI van de oorspronkelijke bilaterale transactie, rapporteren. De vorige UTI hoeft echter niet te worden gerapporteerd door tegenpartijen die centrale tegenpartijen („CTP's”) zijn die de SFT hebben gecleard.

Wanneer een SFT is uitgevoerd op een handelsplatform en diezelfde dag is gecleard, een door het handelsplatform gegenereerd nummer dat uniek is voor die uitvoering.

J

J

J

N

3

Datum gebeurtenis

Datum waarop de met betrekking tot de SFT te rapporteren en in de rapportage vastgelegde gebeurtenis heeft plaatsgevonden. In het geval van de actietypes „Actualisering waardering”, „Actualisering zekerheden”, „Actualisering hergebruik”, „Actualisering marge”, de datum waarvoor de informatie in de rapportage wordt verschaft.

J

J

J

J

4

Soort SFT

Soort SFT-transactie in de zin van artikel 3, punten 7 tot en met 10, van Verordening (EU) 2015/2365.

J

J

J

J

5

Gecleard

Vermelding of centrale clearing heeft plaatsgevonden.

J

J

J

N

6

Tijdstempel clearing

Tijdstip en datum waarop clearing heeft plaatsgevonden.

J

J

J

N

7

CTP

Wanneer het een gecleard contract betreft, de unieke code van de centrale tegenpartij die het contract heeft gecleard.

J

J

J

N

8

Handelsplatform

Unieke identificatiecode van de plaats van uitvoering van de SFT.

Wanneer de SFT over-the-counter (otc) is gesloten en tot de handel is toegelaten, de MIC-code „XOFF”.

Wanneer de SFT otc is gesloten en niet tot de handel is toegelaten, de MIC-code „XXXX”.

J

J

J

N

9

Soort raamovereenkomst

Referentie van het soort raamovereenkomst op grond waarvan de tegenpartijen een SFT hebben gesloten.

J

J

J

N

10

Ander soort raamovereenkomst

Naam van de raamovereenkomst. Dit veld alleen invullen wanneer in veld 9 „OTHR” wordt gerapporteerd.

J

J

J

N

11

Versie raamovereenkomst

Referentie van het jaar van de voor de gerapporteerde transactie relevante raamovereenkomst (in voorkomend geval).

J

J

J

N

12

Tijdstempel uitvoering

Datum en tijdstip waarop de SFT is uitgevoerd.

J

J

J

J

13

Valutadatum (begindatum)

Contractueel tussen de tegenpartijen overeengekomen datum voor de uitwisseling van contanten, effecten of grondstoffen tegen zekerheden voor de opening leg (spot leg) van de SFT.

J

J

J

N

14

Vervaldatum (einddatum)

Contractueel tussen de tegenpartijen overeengekomen datum voor de uitwisseling van contanten, effecten of grondstoffen tegen zekerheden voor de closing leg (forward leg) van de SFT. Deze informatie niet rapporteren voor open-termijnrepo's.

J

J

J

N

15

Beëindigingsdatum

Beëindigingsdatum in geval van een volledige vroegtijdige beëindiging van de SFT.

J

J

J

J

16

Minimale opzegtermijn

Minimaal aantal werkdagen dat een van de tegenpartijen heeft om de andere tegenpartij te informeren over de beëindiging van de transactie.

J

N

N

N

17

Vroegste call-backdatum

Vroegste datum waarop de uitlener van contanten het recht heeft een deel van de middelen terug te eisen of de transactie te beëindigen.

J

N

N

N

18

Algemene zekerhedenindicator

Vermelding of de SFT onder een algemene zekerheidsovereenkomst valt. In geval van een effectenleningstransactie betreft het veld de effecten die als zekerheid zijn gesteld — en niet de voor de lening verschafte zekerheid.

De code „GENE” vermelden voor een SFT die onder een algemene zekerheidsovereenkomst valt. In een algemene zekerheidsovereenkomst is voor een transactie een zekerheidsovereenkomst vastgelegd waarbij de zekerheidsverschaffer de te verschaffen zekerheid mag kiezen uit een betrekkelijk ruim scala zekerheden dat aan vooraf bepaalde criteria voldoet.

De code „SPEC” vermelden voor een SFT die onder een specifieke zekerheidsovereenkomst valt. In een specifieke zekerheidsovereenkomst is voor een transactie een zekerheidsovereenkomst vastgelegd waarbij de zekerheidsnemer de zekerheidsverschaffer verzoekt een specifiek internationaal effectenidentificatienummer (ISIN) te verschaffen.

J

J

J

N

19

DBV-indicator (Delivery By Value)

Vermelding of de transactie is afgewikkeld via het DBV-mechanisme.

J

N

J

N

20

Voor het verschaffen van zekerheden gebruikte methode

Vermelding of de bij de SFT gebruikte zekerheid valt onder een tot overdracht leidende zekerheidsovereenkomst, een tot de vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht leidende zekerheidsovereenkomst of een tot de vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht leidende zekerheidsovereenkomst met een recht op gebruik.

Wanneer meer dan één methode is gebruikt om zekerheden te stellen, in dit veld de primaire zekerheidsovereenkomst vermelden.

J

N

J

J

21

Open termijn

Vermelding of de SFT een open termijn heeft (zonder een vaste vervaldatum) of een vaste termijn met een contractueel overeengekomen vervaldatum.

De code „Waar” vermelden voor SFT's met een open termijn, en de code „Onwaar” voor SFT's met een vaste termijn.

J

N

J

N

22

Mogelijkheid tot beëindiging

Vermelding of de SFT een evergreen- of een verlengbare SFT is.

J

N

J

N

Bij margeleningen de velden 23 t/m 34 voor elke bij de margelening gebruikte valuta herhalen en invullen.

23

Vaste rente

Bij repo's de rente op jaarbasis op de hoofdsom van de retrocessietransactie volgens de dagtellingsconventies.

Bij margelening de rente op jaarbasis over de waarde van de lening die de ontlener aan de uitlener betaalt.

J

N

N

J

24

Dagtellingsconventie

Methode om voor een rentetarief de opgelopen rente over de hoofdsom te berekenen.

J

N

N

J

25

Variabele rente

Vermelding van het gehanteerde referentierentetarief dat op gezette tijden wordt herzien in het licht van een marktreferentietarief (voor zover van toepassing).

J

N

N

J

26

Referentieperiode variabele rente — periode

Tijdsperiode ter beschrijving van de referentieperiode voor de variabele rente.

J

N

N

J

27

Referentieperiode variabele rente — multiplicator

Multiplicator voor de tijdsperiode ter beschrijving van de referentieperiode voor de variabele rente in veld 26.

J

N

N

J

28

Betalingsfrequentie variabele rente — periode

Tijdsperiode ter beschrijving van de betalingsfrequentie voor de variabele rente.

J

N

N

J

29

Betalingsfrequentie variabele rente — multiplicator

Multiplicator voor de tijdsperiode ter beschrijving van de betalingsfrequentie voor de variabele rente in veld 28.

J

N

N

J

30

Herzieningsfrequentie variabele rente — periode

Tijdsperiode ter beschrijving van de herzieningsfrequentie voor de variabele rente.

J

N

N

J

31

Herzieningsfrequentie variabele rente — multiplicator

Multiplicator voor de tijdsperiode ter beschrijving van de herzieningsfrequentie voor de variabele rente in veld 30.

J

N

N

J

32

Spread

Aantal basispunten waarmee de variabele rente moet worden vermeerderd of verminderd om het rentetarief van de lening te bepalen.

J

N

N

J

33

Bedrag in margeleningsvaluta

Bedrag van een margelening in een bepaalde valuta.

N

N

N

J

34

Margeleningsvaluta

Valuta van de margelening.

N

N

N

J

De velden 35 en 36 voor elke aanpassing van de variabele rente herhalen en invullen.

35

Aangepaste rente

Rente bepaald volgens het renteschema.

J

N

N

N

36

Rentedatum

Datum waarop het rentetarief ingaat.

J

N

N

N

37

Hoofdsom op valutadatum

Af te wikkelen contante waarde op de valutadatum van de transactie.

J

J

N

N

38

Hoofdsom op de vervaldatum

Af te wikkelen contante waarde op de vervaldatum van de transactie.

J

J

N

N

39

Valuta hoofdsom

Valuta van de hoofdsom.

J

J

N

N

40

Soort activa

Vermelding van het soort activa waarop de SFT ziet.

N

N

J

N

41

Effectenidentificatiecode

Identificatiecode van het effect waarop de SFT ziet.

Dit veld is niet van toepassing op grondstoffen.

N

N

J

N

42

Classificatie van een effect

Code voor classificatie van financiële instrumenten („CFI”) van het effect waarop de SFT ziet.

Dit veld is niet van toepassing op grondstoffen.

N

N

J

N

Wanneer een grondstof wordt uit- of ingeleend, de classificatie van die grondstof vermelden in de velden 43, 44 en 45.

43

Basisproduct

Basisproduct zoals vermeld in de classificatie van grondstoffen in tabel 5 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/363.

N

N

J

N

44

Subproduct

Subproduct zoals vermeld in de classificatie van grondstoffen in tabel 5 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/363.

Voor dit veld is een specifiek basisproduct in veld 43 vereist.

N

N

J

N

45

Verder subproduct

Verder subproduct zoals vermeld in de tabel voor de classificatie van grondstoffen.

Voor dit veld is een specifiek subproduct in veld 44 vereist.

N

N

J

N

46

Hoeveelheid of nominaal bedrag

Hoeveelheid of nominaal bedrag van het effect of de grondstof waarop de SFT ziet.

In het geval van een obligatie, het totale nominale bedrag, d.w.z. het aantal obligaties vermenigvuldigd met de nominale waarde ervan.

In het geval van andere effecten of grondstoffen, de hoeveelheid ervan.

N

N

J

N

47

Meeteenheid

Meeteenheid waarin de hoeveelheid is uitgedrukt. Dit veld is van toepassing op grondstoffen.

N

N

J

N

48

Valuta nominaal bedrag

Ingeval het nominale bedrag wordt gerapporteerd, de valuta van het nominale bedrag.

N

N

J

N

49

Effect- of grondstoffenprijs

In het geval van uit- of inlening van effecten en grondstoffen, de voor het berekenen van de leningwaarde gebruikte prijs van het effect of de grondstof.

In het geval van een koop/wederverkoop de voor de berekening van het transactiebedrag voor de spot leg van de koop/wederverkoop gebruikte prijs van het effect of de grondstof.

N

J

J

N

50

Prijsvaluta

Valuta waarin de effect- of grondstoffenprijs luidt.

N

N

J

N

51

Kwaliteit effect

Code voor de indeling van het kredietrisico van het effect.

N

N

J

N

52

Looptijd effect

Looptijd van het effect.

Dit veld is niet van toepassing op grondstoffen.

N

N

J

N

53

Rechtsgebied emittent

Rechtsgebied van de emittent van het effect. In het geval van door een buitenlandse dochteronderneming uitgegeven effecten, het rechtsgebied van de uiteindelijke moedermaatschappij of, indien dit niet bekend is, het rechtsgebied van de dochteronderneming.

Dit veld is niet van toepassing op grondstoffen.

N

N

J

N

54

LEI emittent

LEI van de emittent van het effect.

Dit veld is niet van toepassing op grondstoffen.

N

N

J

N

55

Effectentype

Code voor de indeling van het type effect.

N

N

J

N

56

Waarde lening

Waarde van de lening, d.w.z. de hoeveelheid of het nominale bedrag van de lening vermenigvuldigd met de prijs uit veld 49.

N

N

J

N

57

Marktwaarde

Marktwaarde van de uit- of ingeleende effecten of grondstoffen.

N

N

J

N

58

Vast kortingspercentage

Vast rentepercentage (overeengekomen percentage dat de uitlener betaalt voor het herbeleggen van de zekerheden in de vorm van contanten verminderd met eventuele leningvergoedingen) dat de uitlener van het effect of de grondstof aan de ontlener ervan betaalt (positief kortingspercentage) of dat de ontlener ervan aan de uitlener betaalt (negatief kortingspercentage) over het saldo van de verstrekte zekerheden in de vorm van contanten.

N

N

J

N

59

Variabel kortingspercentage

Vermelding van het referentierentepercentage dat wordt gebruikt voor het berekenen van het kortingspercentage (overeengekomen rentepercentage dat de uitlener betaalt voor het herbeleggen van de zekerheden in de vorm van contanten verminderd met eventuele leningvergoedingen) dat de uitlener van het effect of de grondstof aan de ontlener betaalt (positief kortingspercentage) of dat de ontlener aan de uitlener betaalt (negatief kortingspercentage) over het saldo van de verstrekte zekerheden in de vorm van contanten.

N

N

J

N

60

Referentieperiode variabel kortingspercentage — periode

Tijdsperiode ter beschrijving van de referentieperiode voor het variabele kortingspercentage.

N

N

J

N

61

Referentieperiode variabel kortingspercentage — multiplicator

Multiplicator voor de tijdsperiode ter beschrijving van de referentieperiode voor het variabele kortingspercentage in veld 60.

N

N

J

N

62

Betalingsfrequentie variabel kortingspercentage — periode

Tijdsperiode ter beschrijving van de betalingsfrequentie voor het variabele kortingspercentage.

N

N

J

N

63

Betalingsfrequentie variabel kortingspercentage — multiplicator

Multiplicator voor de tijdsperiode ter beschrijving van de betalingsfrequentie voor het variabele kortingspercentage in veld 62.

N

N

J

N

64

Herzieningsfrequentie variabel kortingspercentage — periode

Tijdsperiode ter beschrijving van de herzieningsfrequentie voor het variabele kortingspercentage.

N

N

J

N

65

Herzieningsfrequentie variabel kortingspercentage — multiplicator

Multiplicator voor de tijdsperiode ter beschrijving van de herzieningsfrequentie voor het variabele kortingspercentage in veld 64.

N

N

J

N

66

Spread kortingspercentage

Spread voor het variabele kortingspercentage, uitgedrukt in basispunten.

N

N

J

N

67

Leningvergoeding

Vergoeding die de ontlener van het effect of de grondstof aan de uitlener ervan betaalt.

N

N

J

N

68

Exclusieve regelingen

In het geval van uit- of inlening van effecten, vermelding of de ontlener uitsluitende toegang heeft om uit de effectenportefeuille van de uitlener te lenen.

Dit veld is niet van toepassing op grondstoffen.

N

N

J

N

69

Uitstaande margelening

Totaalbedrag aan margeleningen, in de basisvaluta.

N

N

N

J

70

Basisvaluta uitstaande margelening

De basisvaluta van uitstaande margeleningen.

N

N

N

J

71

Shortmarktwaarde

Marktwaarde van de shortpositie, in de basisvaluta.

N

N

N

J

Gegevens over zekerheden

72

Markering „niet door zekerheden gedekte effectenlening” (SL-markering)

Vermelding of de SL-transactie niet door zekerheden is gedekt.

Dit veld niet gebruiken wanneer de tegenpartijen overeenkomen zekerheden te stellen voor de transactie, maar de specifieke toewijzing van zekerheden nog niet bekend is.

N

N

J

N

73

Zekerheidsstelling nettopositie

Vermelding of de zekerheden zijn gesteld voor een nettopositie, in plaats van voor een individuele transactie.

J

J

J

N

74

Valutadatum zekerheden

Wanneer zekerheden voor transacties op nettopositiebasis zijn gesteld, de laatste valutadatum in de netting set van SFT's, rekening houdende met alle transacties waarvoor zekerheden zijn gesteld.

J

J

J

N

Wanneer van specifieke zekerheden is gebruikgemaakt, in voorkomend geval voor elke zekerhedencomponent de velden 75 t/m 94 herhalen en invullen.

75

Soort zekerhedencomponent

Vermelding van het soort zekerhedencomponent.

J

J

J

J

Wanneer contanten als zekerheden zijn gebruikt, dit vermelden in de velden 76 en 77.

76

Bedrag zekerheden in de vorm van contanten

Bedragen aan als zekerheid voor het ontlenen van effecten of grondstoffen verschafte middelen.

J

J

J

N

77

Valuta zekerheden in de vorm van contanten

Valuta van de zekerheden in de vorm van contanten.

J

J

J

N

78

Identificatie van als zekerheid gebruikt effect

Identificatie van het als zekerheid gebruikte effect.

Dit veld is niet van toepassing op grondstoffen.

J

J

J

J

79

Classificatie van als zekerheid gebruikt effect

CFI-code van het als zekerheid gebruikte effect.

Dit veld is niet van toepassing op grondstoffen.

J

J

J

J

Wanneer een grondstof als zekerheid wordt gebruikt, de classificatie van die grondstof vermelden in de velden 80, 81 en 82.

80

Basisproduct

Basisproduct zoals vermeld in de classificatie van grondstoffen in tabel 5 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/363.

J

J

J

N

81

Subproduct

Subproduct zoals vermeld in de classificatie van grondstoffen in tabel 5 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/363. Voor dit veld is een specifiek basisproduct in veld 80 vereist.

J

J

J

N

82

Verder subproduct

Verder subproduct zoals vermeld in de classificatie van grondstoffen in tabel 5 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/363. Voor dit veld is een specifiek subproduct in veld 81 vereist.

J

J

J

N

83

Hoeveelheid zekerheden of nominaal bedrag aan zekerheden

Hoeveelheid of nominaal bedrag van de als zekerheid gebruikte effecten of grondstoffen.

In het geval van een obligatie, het totale nominale bedrag, d.w.z. het aantal obligaties vermenigvuldigd met de nominale waarde ervan.

In het geval van andere effecten of grondstoffen, de hoeveelheid ervan.

J

J

J

J

84

Meeteenheid zekerheden

Meeteenheid waarin de hoeveelheid zekerheden is vermeld. Dit veld is van toepassing op grondstoffen.

J

J

J

N

85

Valuta nominaal bedrag aan zekerheden

Ingeval het nominale bedrag aan zekerheden wordt gerapporteerd, de valuta van het nominale bedrag.

J

J

J

J

86

Prijsvaluta

Valuta van de prijs van de zekerhedencomponent.

J

J

J

J

87

Prijs per eenheid

Prijs per eenheid ten aanzien van de zekerhedencomponent, met inbegrip van opgelopen rente voor rentedragende effecten die voor de waardering van het effect of de grondstof wordt gebruikt.

J

J

J

J

88

Marktwaarde zekerheden

Marktwaarde van de individuele zekerhedencomponent, uitgedrukt in de prijsvaluta.

J

J

J

J

89

Haircut of marge

Voor repo's en koop/wederverkoop de haircuts op zekerheden vermelden onder vermelding van risicobeperkende maatregelen toegepast op de onderliggende zekerheden, op ISIN-niveau, waarbij de waarde van die onderliggende zekerheden wordt berekend als de marktwaarde van de activa verminderd met een bepaald percentage.

Voor effectenleningen het percentage van haircuts op zekerheden vermelden onder vermelding van risicobeperkende maatregelen toegepast op de onderliggende zekerheden, op ISIN-niveau of op portefeuilleniveau, waarbij de waarde van die onderliggende zekerheden wordt berekend als de marktwaarde van de activa verminderd met een bepaald percentage.

Voor margeleningen het percentage van het margevereiste toegepast op de volledige portefeuille zekerheden die op een primebrokeragerekening van een cliënt wordt aangehouden.

In dit veld reële waarden vermelden (en geen geraamde waarden of standaardwaarden).

J

J

J

J

90

Kwaliteit zekerheden

Code voor de indeling van het risico van het als zekerheid gebruikte effect.

J

J

J

J

91

Vervaldatum effect

Vervaldatum van het als zekerheid gebruikte effect.

Dit veld is niet van toepassing op grondstoffen.

J

J

J

J

92

Rechtsgebied emittent

Rechtsgebied van de emittent van het als zekerheid gebruikte effect. In het geval van door een buitenlandse dochteronderneming uitgegeven effecten, het rechtsgebied van de uiteindelijke moedermaatschappij rapporteren of, indien dit niet bekend is, het rechtsgebied van de dochteronderneming.

Dit veld is niet van toepassing op grondstoffen.

J

J

J

J

93

LEI emittent

LEI van de emittent van het als zekerheid gebruikte effect.

Dit veld is niet van toepassing op grondstoffen.

J

J

J

J

94

Type zekerheid

Code voor de indeling van het als zekerheid gebruikte type effect.

       

95

Beschikbaarheid voor hergebruik als zekerheid

Vermelding of de zekerheidsnemer de als zekerheid gestelde effecten kan hergebruiken.

J

J

J

J

Veld 96 invullen ingeval een zekerhedenpakket wordt gebruikt. De nadere toewijzing van zekerheden voor met een zekerhedenpool als dekking uitgevoerde SFT's vermelden in de velden 75 t/m 94 (voor zover beschikbaar).

96

Identificatiecode zekerhedenpakket

Wanneer het zekerhedenpakket aan de hand van een ISIN kan worden geïdentificeerd, de ISIN van het zekerhedenpakket.

Wanneer het zekerhedenpakket niét aan de hand van een ISIN kan worden geïdentificeerd, in dit veld de code „NTAV” invullen.

J

J

J

N

97

Code portefeuille

Wanneer de transactie wordt gecleard en opgenomen is in een transactieportefeuille waarvoor marges worden geruild, de portefeuille identificeren aan de hand van een door de rapporterende tegenpartij te bepalen unieke code.

Wanneer de transactieportefeuille ook derivatencontracten bevat waarover op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet worden gerapporteerd, is de code van de portefeuille dezelfde als die voor de rapportage op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012.

J

J

J

N

98

Actietype

De rapportage bevat één van de volgende actietypes:

 

a)

een voor het eerst gerapporteerde SFT wordt als „Nieuw” geïdentificeerd;

 

b)

een wijziging van een voordien gerapporteerde SFT wordt als „Wijziging” geïdentificeerd. Dit omvat een actualisering van een eerdere rapportage van een positie, om in die positie opgenomen nieuwe transacties weer te geven;

 

c)

een waardering van de onder een effecten- of grondstoffenleningstransactie vallende effecten of grondstoffen, wordt als „Actualisering waardering” geïdentificeerd;

 

d)

een wijziging van nadere gegevens over zekerheden, waaronder de waardering ervan, wordt geïdentificeerd als „Actualisering zekerheden”;

 

e)

een annulering van een verkeerde volledige rapportage wanneer de SFT nooit heeft bestaan of niet onderworpen was aan de SFT-rapportagevoorschriften, maar bij vergissing aan een transactieregister is gerapporteerd, wordt als „Fout” geïdentificeerd;

 

f)

een correctie van gegevensvelden die in een voorgaande rapportage verkeerd zijn ingevuld, wordt als „Correctie” geïdentificeerd;

 

g)

een beëindiging van een SFT met een open termijn of een vervroegde beëindiging van een SFT met een vaste termijn, wordt als „Beëindiging/Vervroegde beëindiging” geïdentificeerd;

 

h)

een SFT die als een nieuwe transactie moet worden gerapporteerd en op dezelfde dag ook in een afzonderlijke positierapportage moet worden opgenomen, wordt als „Positiebestanddeel” geïdentificeerd.

J

J

J

J

99

Niveau

Vermelding of de rapportage op transactie- of op positieniveau plaatsvindt.

Rapportage op positieniveau kan alleen worden gebruikt als aanvulling op rapportage op transactieniveau voor het rapporteren van posttransactionele gebeurtenissen en alleen indien de individuele transacties in fungibele producten door de positie zijn vervangen.

J

J

J

N

Tabel 3

Margegevens

 

Nr.

Veld

Te rapporteren gegevens

Repo

BSB

SL

ML

1

Tijdstempel rapportage

Datum en tijdstip van de rapportage aan het transactieregister.

J

J

J

N

2

Datum gebeurtenis

Datum waarop de met betrekking tot de SFT te rapporteren en in de rapportage vastgelegde gebeurtenis heeft plaatsgevonden. In het geval van de actietypes „Actualisering waardering”, „Actualisering zekerheden”, „Actualisering hergebruik”, „Actualisering marge”, de datum waarvoor de informatie in de rapportage wordt verschaft.

J

J

J

N

3

Rapporterende entiteit

Unieke identificatiecode van de rapporterende entiteit. Wanneer de rapportage aan een derde partij of de andere tegenpartij is gedelegeerd, de unieke identificatiecode van die entiteit.

J

J

J

N

4

Rapporterende tegenpartij

Unieke identificatiecode van de rapporterende tegenpartij.

J

J

J

N

5

Entiteit verantwoordelijk voor rapportage

Wanneer een financiële tegenpartij, in overeenstemming met artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2015/2365, verantwoordelijk is voor rapportage namens de andere tegenpartij, de unieke identificatiecode van die financiële tegenpartij.

Wanneer een beheersmaatschappij, in overeenstemming met artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2015/2365, verantwoordelijk is voor de rapportage namens een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe), de unieke identificatiecode van die beheersmaatschappij.

Wanneer een beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling (abi-beheerder), in overeenstemming met artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2015/2365, verantwoordelijk is voor de rapportage namens een alternatieve beleggingsinstelling (abi), de unieke identificatiecode van die abi-beheerder.

J

J

J

J

6

Andere tegenpartij

Unieke identificatiecode van de entiteit waarmee de rapporterende tegenpartij de SFT heeft gesloten.

J

J

J

N

7

Code portefeuille

De transactieportefeuille waarvoor marges worden geruild, identificeren aan de hand van een door de rapporterende tegenpartij te bepalen unieke code.

Wanneer de transactieportefeuille ook derivatencontracten bevat waarover op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet worden gerapporteerd, is de code van de portefeuille dezelfde als die voor de rapportage op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012.

J

J

J

N

8

Gestorte initiële marge

De waarde van de initiële marge die de rapporterende tegenpartij bij de andere tegenpartij heeft gestort.

Wanneer de initiële marge op portefeuillebasis wordt gestort, in dit veld de totale waarde van de voor de betrokken portefeuille gestorte initiële marge vermelden.

J

J

J

N

9

Valuta gestorte initiële marge

Valuta van de gestorte initiële marge.

J

J

J

N

10

Gestorte variatiemarge

De waarde van de variatiemarge, inclusief de waarde van afgewikkelde contanten, die de rapporterende tegenpartij bij de andere tegenpartij heeft gestort.

Wanneer de variatiemarge op portefeuillebasis wordt gestort, in dit veld de totale waarde van de voor de betrokken portefeuille gestorte variatiemarge vermelden.

J

J

J

N

11

Valuta gestorte variatiemarge

Valuta van de gestorte variatiemarge.

J

J

J

N

12

Ontvangen initiële marge

De waarde van de initiële marge die de rapporterende tegenpartij van de andere tegenpartij heeft ontvangen.

Wanneer de initiële marge op portefeuillebasis wordt ontvangen, in dit veld de totale waarde van de voor de betrokken portefeuille ontvangen initiële marge vermelden.

J

J

J

N

13

Valuta ontvangen initiële marge

Valuta van de ontvangen initiële marge.

J

J

J

N

14

Ontvangen variatiemarge

De waarde van de ontvangen variatiemarge, inclusief de waarde van afgewikkelde contanten, die de rapporterende tegenpartij van de andere tegenpartij heeft ontvangen.

Wanneer de variatiemarge op portefeuillebasis wordt ontvangen, in dit veld de totale waarde van de voor de betrokken portefeuille ontvangen variatiemarge vermelden.

J

J

J

N

15

Valuta ontvangen variatiemarge

Valuta van de ontvangen variatiemarge.

J

J

J

N

16

Te veel gestorte zekerheden

Waarde van de zekerheden die boven de vereiste zekerheden zijn gestort.

J

J

J

N

17

Valuta van de te veel gestorte zekerheden

Valuta van de te veel gestorte zekerheden.

J

J

J

N

18

Te veel ontvangen zekerheden

Waarde van de zekerheden die boven de vereiste zekerheden zijn ontvangen.

J

J

J

N

19

Valuta van de te veel ontvangen zekerheden

Valuta van de te veel ontvangen zekerheden.

J

J

J

N

20

Actietype

De rapportage bevat één van de volgende actietypes:

 

a)

een nieuw margesaldo wordt als „Nieuw” geïdentificeerd;

 

b)

een wijziging van de nadere gegevens van de marges wordt als „Actualisering marge” geïdentificeerd;

 

c)

een annulering van een verkeerde volledige rapportage wordt als „Fout” geïdentificeerd;

 

d)

een correctie van gegevensvelden die in een voorgaande rapportage verkeerd zijn ingevuld, wordt als „Correctie” geïdentificeerd.

J

J

J

N

Tabel 4

Gegevens over hergebruik, herbelegging van contanten, en financieringsbronnen

 

Nr.

Veld

Te rapporteren gegevens

Repo

BSB

SL

ML

1

Tijdstempel rapportage

Datum en tijdstip van de rapportage aan het transactieregister.

J

J

J

J

2

Datum gebeurtenis

Datum waarop de met betrekking tot de SFT te rapporteren en in de rapportage vastgelegde gebeurtenis heeft plaatsgevonden. In het geval van de actietypes „Actualisering waardering”, „Actualisering zekerheden”, „Actualisering hergebruik”, „Actualisering marge”, de datum waarvoor de informatie in de rapportage wordt verschaft.

J

J

J

J

3

Rapporterende entiteit

Unieke identificatiecode van de rapporterende entiteit. Wanneer de rapportage aan een derde partij of de andere tegenpartij is gedelegeerd, de unieke identificatiecode van die entiteit.

J

J

J

J

4

Rapporterende tegenpartij

Unieke identificatiecode van de rapporterende tegenpartij.

J

J

J

J

5

Entiteit verantwoordelijk voor rapportage

Wanneer een financiële tegenpartij, in overeenstemming met artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2015/2365, verantwoordelijk is voor rapportage namens de andere tegenpartij, de unieke identificatiecode van die financiële tegenpartij.

Wanneer een beheersmaatschappij, in overeenstemming met artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2015/2365, verantwoordelijk is voor de rapportage namens een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe), de unieke identificatiecode van die beheersmaatschappij.

Wanneer een beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling (abi-beheerder), in overeenstemming met artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2015/2365, verantwoordelijk is voor de rapportage namens een alternatieve beleggingsinstelling (abi), de unieke identificatiecode van die abi-beheerder.

J

J

J

J

Veld 6 voor elke zekerhedencomponent herhalen en invullen.

6

Soort zekerhedencomponent

Vermelding van het soort zekerhedencomponent.

J

J

J

J

De velden 7, 8, 9 en 10 voor elk effect herhalen en invullen.

7

Zekerhedencomponent

Identificatie van het als zekerheid gebruikte effect.

J

J

J

J

8

Waarde hergebruikte zekerheid

Totale waarde van de hergebruikte zekerheid wanneer deze op SFT-transactieniveau kan worden berekend.

J

J

J

J

9

Geraamd hergebruik zekerheden

Wanneer de reële waarde van hergebruikte zekerheden niet bekend is of niet kan worden berekend, een raming van de hergebruikswaarde op het niveau van individuele financiële instrumenten berekenen overeenkomstig het FSB-verslag „Transforming Shadow Banking into Resilient Market-based Finance, Non-Cash Collateral Re-Use: Measure and Metrics” van 25 januari 2017.

J

J

J

J

10

Valuta hergebruikte zekerheden

Valuta van de reële of geraamde waarde van de hergebruikte zekerheden.

J

J

J

J

11

Herbeleggingspercentage

Gemiddelde rente ontvangen voor een herbelegging door de uitlener van zekerheden in de vorm van contanten.

N

N

J

N

De velden 12, 13 en 14 voor elke belegging waarbij zekerheden in de vorm van contanten worden herbelegd, per valuta herhalen en invullen.

12

Soort herbelegging van contanten

Soort herbelegging.

N

N

J

N

13

Bedrag herbelegde contanten

Bedrag van de herbelegde contanten in een bepaalde valuta.

N

N

J

N

14

Valuta herbelegde contanten

Valuta van de herbelegde contanten.

N

N

J

N

In geval van margeleningstransacties herhaalt de tegenpartij per financieringsbron de velden 15, 16 en 17 en vult zij deze in. De informatie in deze velden wordt op entiteitsniveau gegeven.

15

Financieringsbronnen

Financieringsbronnen voor het financieren van margeleningen.

N

N

N

J

16

Marktwaarde financieringsbronnen

Marktwaarde van de in veld 15 genoemde financieringsbronnen.

N

N

N

J

17

Valuta financieringsbronnen

Valuta van de marktwaarde van de financieringsbronnen.

N

N

N

J

18

Actietype

De rapportage bevat één van de volgende actietypes:

 

a)

een nieuw hergebruikssaldo wordt als „Nieuw” geïdentificeerd;

 

b)

een wijziging van de nadere gegevens van het hergebruik wordt als „Actualisering hergebruik” geïdentificeerd;

 

c)

een annulering van een verkeerde volledige rapportage wordt als „Fout” geïdentificeerd;

 

d)

een correctie van gegevensvelden die in een voorgaande rapportage verkeerd zijn ingevuld, wordt als „Correctie” geïdentificeerd.

J

J

J

J

 

  • (1) 
    Uitvoeringsverordening (EU) 2019/363 van de Commissie van 13 december 2018 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot het formaat en de frequentie van de rapportage over de nadere gegevens over effectenfinancieringstransacties (SFT's) aan transactieregisters overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1247/2012 van de Commissie met betrekking tot het gebruik van rapportagecodes in de rapportage over derivatencontracten (zie bladzijde 85 van dit Publicatieblad).
  • (2) 
    Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.