Richtlijn 2018/850 - Wijziging van Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen
14.6.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 150/100 |
RICHTLIJN (EU) 2018/850 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 30 mei 2018
tot wijziging van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad betreffende het storten van afvalstoffen
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het afvalstoffenbeheer in de Unie moet worden verbeterd met het oog op de bescherming, het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het milieu, de bescherming van de volksgezondheid, het behoedzaam, efficiënt en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de bevordering van de beginselen van een meer circulaire economie, de verhoging van de energie-efficiëntie en de vermindering van de afhankelijkheid van de Unie van ingevoerde hulpbronnen. |
(2) |
De in Richtlijn 1999/31/EG van de Raad (4) vastgestelde doelstellingen ter vermindering van gestort afval moeten worden aangescherpt teneinde beter aan te sluiten bij de ambitie van de Unie om tot een circulaire economie te komen en vooruitgang te boeken met de uitvoering van de mededeling van de Commissie van 4 november 2008 betreffende „Het grondstoffeninitiatief — voorzien in onze kritieke behoeften aan groei en werkgelegenheid in Europa” door het storten van afval bestemd voor stortplaatsen voor niet-gevaarlijk afval geleidelijk tot een minimum te beperken. De Commissie en de lidstaten moeten ervoor zorgen dat deze beperking past in een geïntegreerd beleid dat een correcte toepassing van de afvalhiërarchie garandeert, een verschuiving naar preventie, inclusief hergebruik en de voorbereiding voor hergebruik en recycling bevordert en een verschuiving van storten naar verbranden voorkomt. |
(3) |
Met het oog op een grotere samenhang van het Unierecht inzake afvalstoffen moeten de definities van Richtlijn 1999/31/EG in voorkomend geval in overeenstemming worden gebracht met die van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (5). |
(4) |
De bestaande definitie van „afgelegen woongebied” moet voor ultraperifere gebieden worden aangepast om rekening te houden met de specifieke kenmerken van een dergelijk woongebied, die vanuit milieuoogpunt wezenlijk andere zorgen baren dan in andere regio’s. |
(5) |
Het toepassingsgebied van Richtlijn 1999/31/EG moet in overeenstemming worden gebracht met dat van Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) en moet blijven gelden voor het storten van afval van winningsindustrieën die niet onder Richtlijn 2006/21/EG vallen. |
(6) |
Er zouden duidelijke milieu-, economische en sociale voordelen verbonden zijn aan een verdere beperking van het storten van afval, te beginnen met afvalstromen die onderworpen zijn aan gescheiden inzameling (zoals plastic, metaal, glas, papier en bioafval). Bij de uitvoering van die beperkingen moet rekening worden gehouden met de technische, ecologische of economische haalbaarheid van het recycleren of op andere wijze nuttig toepassen van restafval dat voortkomt uit een gescheiden afvalinzameling. |
(7) |
Veel stedelijk afval is biologisch afbreekbaar. Het storten van onbehandeld biologisch afbreekbaar afval brengt aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu met zich mee op het gebied van broeikasgasemissies en de vervuiling van oppervlaktewater, grondwater, bodem en lucht. Hoewel in Richtlijn 1999/31/EG al doelstellingen zijn vastgesteld voor het voorkomen van het storten van biologisch afbreekbaar afval, is het passend om het storten van biologisch afbreekbaar afval verder te beperken door het storten van biologisch afbreekbaar afval dat overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG gescheiden is ingezameld voor recycling, te verbieden. |
(8) |
Om een correcte toepassing van de afvalhiërarchie te waarborgen moeten passende maatregelen worden genomen om vanaf 2030 stortbeperkingen toe te passen op alle afval dat zich leent voor recycling of andere nuttige toepassingen van materiaal of energie. Dergelijke beperkingen mogen niet gelden indien kan worden aangetoond dat afval zich niet leent voor recycling of andere nuttige toepassingen en dat storten over het geheel genomen tot het beste milieuresultaat zou leiden overeenkomstig de in Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde afvalhiërarchie. |
(9) |
In veel lidstaten is de nodige infrastructuur voor afvalstoffenbeheer nog niet volledig uitgebouwd. Door het vaststellen van doelstellingen voor het verminderen van gestort afval zullen in veel lidstaten grote veranderingen van het afvalbeheer nodig zijn, zullen verdere vooruitgang en investeringen in het gescheiden inzamelen, sorteren en recycleren van afval worden vergemakkelijkt en zal worden vermeden dat recycleerbare materialen op een lager niveau in de afvalhiërarchie blijven vastzitten. |
(10) |
Een geleidelijke vermindering van het storten van afval is noodzakelijk om negatieve gevolgen voor de volksgezondheid en voor het milieu te voorkomen en om te waarborgen dat economisch waardevolle afvalmaterialen geleidelijk en doeltreffend nuttig worden toegepast door middel van een adequaat afvalstoffenbeheer en in overeenstemming met de afvalhiërarchie als vastgelegd in Richtlijn 2008/98/EG. Bij die vermindering moet worden vermeden dat overcapaciteit ontstaat voor het behandelen van restafval, bijvoorbeeld door energieterugwinning of kwalitatief laagwaardige biomechanische behandeling van onbehandeld stedelijk afval, aangezien dit zou kunnen leiden tot een ondergraving van de verwezenlijking van de langetermijndoelstellingen van de Unie inzake voorbereiding voor hergebruik en recycling van stedelijk afval, zoals vastgesteld in Richtlijn 2008/98/EG. Op vergelijkbare wijze en om negatieve gevolgen voor de volksgezondheid en voor het milieu te voorkomen, moeten de lidstaten alle nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat alleen behandeld afval wordt gestort, maar mag de naleving van een dergelijke verplichting desalniettemin niet leiden tot het creëren van overcapaciteiten voor het behandelen van stedelijk restafval. Om consistentie tussen de in Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstellingen en de in Richtlijn 1999/31/EG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, vermelde doelstelling voor het verminderen van gestort afval te waarborgen en een gecoördineerde planning van de benodigde infrastructuur en investeringen voor het behalen van die doelstellingen te garanderen, moeten de lidstaten die volgens de in het kader van de gezamenlijke vragenlijst van de OESO en Eurostat gerapporteerde gegevens in 2013 meer dan 60 % van hun stedelijk afval stortten, kunnen beslissen tot verlenging van de termijn om aan de voor 2035 vastgestelde doelstelling voor stortafval te voldoen. |
(11) |
Om de betrouwbaarheid van de gegevens te waarborgen, is het van belang preciezere regels vast te stellen die de lidstaten moeten volgen bij het rapporteren van gestort stedelijk afval. De rapportering moet gebaseerd zijn op de hoeveelheid gestort stedelijk afval na behandeling om dat afval voor daaropvolgende storting voor te bereiden, zoals de stabilisatie van biologisch afbreekbaar stedelijk afval, en op de inbreng in afvalverbrandingsprocessen. Wat stedelijk afval betreft dat vóór recycling en nuttige toepassing zoals sortering een mechanische behandeling ondergaat, moet het bij die behandelingen ontstane afval dat uiteindelijk wordt gestort, worden meegeteld voor de berekening van de doelstelling voor stortafval. |
(12) |
Bij de uitvoering van de verplichting uit hoofde van Richtlijn 1999/31/EG om afval te behandelen voordat het wordt gestort, moeten de lidstaten de meest geschikte behandeling toepassen, met inbegrip van de stabilisatie van de organische fractie van het afval, om de nadelige effecten van het storten van dat afval op het milieu en de volksgezondheid zo veel mogelijk te beperken. Bij het beoordelen van de geschiktheid van een behandeling moeten de lidstaten rekening houden met de reeds genomen maatregelen om die nadelige effecten te beperken, met name de scheiding van bioafval en de gescheiden inzameling van papier en karton. |
(13) |
Om te zorgen voor een betere, tijdigere en meer eenvormige uitvoering van deze richtlijn en te anticiperen op zwakke punten in de uitvoering ervan, moet een systeem voor verslagen inzake vroegtijdige waarschuwing worden ingevoerd, zodat tekortkomingen aan het licht komen en vóór de termijnen voor de verwezenlijking van de doelstellingen maatregelen kunnen worden genomen. |
(14) |
Om de doelstellingen van Richtlijn 1999/31/EG te helpen verwezenlijken en de overgang naar een circulaire economie te stimuleren, moet de Commissie de coördinatie en uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen de lidstaten en tussen de verschillende economische sectoren bevorderen. |
(15) |
De uitvoeringsverslagen die de lidstaten om de drie jaar opstellen, zijn geen doeltreffend instrument gebleken voor het toezicht op de naleving en het waarborgen van een goede uitvoering, en leverden een onnodige administratieve belasting op. Het is daarom wenselijk de bepalingen die de lidstaten ertoe verplichten dergelijke verslagen op te stellen, in te trekken. In de plaats daarvan moet de monitoring van de naleving uitsluitend gebaseerd zijn op de gegevens die de lidstaten elk jaar aan de Commissie rapporteren. |
(16) |
Door de lidstaten gerapporteerde gegevens zijn voor de Commissie essentieel om de naleving van het Unierecht inzake afvalstoffen in alle lidstaten te kunnen beoordelen. De kwaliteit, de betrouwbaarheid en de vergelijkbaarheid van gegevens moeten worden verbeterd door één toegangspunt voor alle gegevens over afvalstoffen in te stellen, achterhaalde verslagleggingsvereisten te schrappen, nationale verslagleggingsmethoden te benchmarken en een kwaliteitscontroleverslag over de gegevens in te voeren. Betrouwbare verslaglegging over gegevens betreffende afvalstoffenbeheer is van wezenlijk belang voor een doeltreffende uitvoering, voor een goede planning van afvalbehandelingsinfrastructuur en voor het waarborgen van de vergelijkbaarheid van gegevens tussen de lidstaten. In de verslagen over het behalen van de doelstellingen van Richtlijn 1999/31/EG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, moeten de lidstaten gebruikmaken van de recentste regels die door de Commissie zijn ontwikkeld en de methoden die zijn ontwikkeld door de nationale bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze richtlijn. |
(17) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van Richtlijn 1999/31/EG, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met artikel 5 bis, lid 4, artikel 15, lid 5, artikel 15 ter en artikel 15 quater van Richtlijn 1999/31/EG, zoals gewijzigd bij de onderhavige richtlijn. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (7). |
(18) |
Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het afvalbeheer in de Unie verbeteren en aldus bijdragen aan de bescherming, het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het milieu en het behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, |
(19) |
Richtlijn 1999/31/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(20) |
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (8) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd. |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen
Richtlijn 1999/31/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 wordt lid 1 vervangen door: „1. Teneinde de overgang van de Unie naar een circulaire economie te ondersteunen en te voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (*1), met name de artikelen 4 en 12, heeft deze richtlijn tot doel het storten van afval, en met name afval dat zich leent voor recycling of andere nuttige toepassing, geleidelijk te verminderen en middels strenge operationele en technische voorschriften inzake afvalstoffen en stortplaatsen te voorzien in maatregelen, procedures en richtsnoeren om negatieve gevolgen van het storten van afvalstoffen voor het milieu, in het bijzonder de verontreiniging van oppervlaktewater, grondwater, bodem en lucht, en voor het wereldwijde milieu, ook door het broeikaseffect, alsmede elk risico dat daar tijdens de gehele levensduur van de stortplaats uit voortvloeit voor de volksgezondheid, te voorkomen of zo veel mogelijk te verminderen. (*1) Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).”." |
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 5 bis Voorschriften inzake de berekening van de mate waarin de doelstellingen zijn behaald
Artikel 5 ter Verslag vroegtijdige waarschuwing
Artikel 5 quater Uitwisseling van beste praktijken en informatie De Commissie organiseert een regelmatige uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen de lidstaten, en waar passend ook met regionale en lokale autoriteiten, over de praktische uitvoering van de voorschriften van deze richtlijn. (*2) Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1).”." |
6) |
In artikel 6, onder a), wordt de volgende zin toegevoegd: „De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomstig dit punt getroffen maatregelen het behalen van de doelstellingen van Richtlijn 2008/98/EG niet in gevaar brengen, met name wat betreft de afvalhiërarchie en de verhoging van de voorbereiding voor hergebruik en van recycling zoals vastgesteld in artikel 11 van die richtlijn;”. |
7) |
In artikel 11, lid 2, wordt de tweede alinea geschrapt. |
8) |
Artikel 15 wordt vervangen door: „Artikel 15 Verslaglegging
Zij rapporteren de gegevens via elektronische weg binnen 18 maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor de gegevens zijn verzameld. De gegevens worden gerapporteerd in de vorm die door de Commissie overeenkomstig lid 5 van dit artikel is vastgesteld. De eerste verslagperiode over de uitvoering van artikel 5, leden 5 en 6, vangt aan in het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling waarin de vorm voor de verslaglegging is vastgesteld overeenkomstig lid 5 van dit artikel, en omvat de gegevens voor die verslagperiode.
|
9) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 15 bis Instrumenten om een omschakeling naar een meer circulaire economie te bevorderen Om de doelstellingen van deze richtlijn te helpen verwezenlijken, maken de lidstaten gebruik van economische instrumenten en andere maatregelen om prikkels te bieden voor de toepassing van de afvalstoffenhiërarchie. Hierbij kan het gaan om de instrumenten en maatregelen die zijn vermeld in bijlage IV bis bij Richtlijn 2008/98/EG, of andere passende instrumenten en maatregelen. Artikel 15 ter Vaststelling van de doorlatendheidscoëfficiënt voor stortplaatsen De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de te hanteren methode vast voor de vaststelling van de doorlatendheidscoëfficiënt op stortplaatsen, in het veld en voor het gehele terrein. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Artikel 15 quater Unienorm voor de bemonstering van afvalstoffen De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een norm voor de bemonstering van afvalstoffen vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Totdat die uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld, kunnen de lidstaten nationale normen en procedures toepassen.”. |
10) |
Artikel 16 wordt vervangen door: „Artikel 16 Wijziging van de bijlagen De Commissie beoordeelt de bijlagen regelmatig en dient zo nodig passende wetgevingsvoorstellen in.”. |
11) |
Artikel 17 wordt vervangen door: „Artikel 17 Comitéprocedure
Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. (*3) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”." |
12) |
Bijlage I, punt 3.5, wordt geschrapt. |
13) |
Bijlage II, punt 5, wordt geschrapt. |
14) |
Bijlage III, punt 2, eerste alinea, wordt geschrapt. |
15) |
Bijlage IV wordt toegevoegd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn. |
Artikel 2
Omzetting
-
1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 5 juli 2020 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
-
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 30 mei 2018.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
A.TAJANI
Voor de Raad
De voorzitster
-
L.PAVLOVA
-
Standpunt van het Europees Parlement van 18 april 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 mei 2018.
-
Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1).
-
Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
-
Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 15).
-
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
BIJLAGE
De volgende bijlage wordt toegevoegd:
„BIJLAGE IV
KRACHTENS ARTIKEL 5, LID 6, IN TE DIENEN UITVOERINGSPLAN
Het krachtens artikel 5, lid 6, in te dienen uitvoeringsplan bevat het volgende:
1. |
beoordeling van de percentages gerecycleerd, gestort of anderszins behandeld stedelijk afval en de stromen waaruit dat bestaat in het verleden, het heden en de toekomst; |
2. |
beoordeling van de uitvoering van afvalbeheersplannen en afvalpreventieprogramma’s die zijn opgezet krachtens de artikelen 28 en 29 van Richtlijn 2008/98/EG; |
3. |
de redenen waarom de lidstaat van mening is dat hij wellicht niet in staat zal zijn de in artikel 5, lid 5, vastgelegde doelstelling te behalen binnen de in dat artikel vastgestelde termijn, en een beoordeling van de extra tijd van ten hoogste vijf jaar die nodig is om die doelstelling te halen; |
4. |
maatregelen die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de in artikel 5, lid 8, van deze richtlijn vastgestelde doelstellingen die van toepassing zijn op de lidstaat gedurende de extra tijd van ten hoogste vijf jaar, met inbegrip van passende economische instrumenten en andere maatregelen om prikkels te bieden voor de toepassing van de afvalhiërarchie als bedoeld in artikel 4, lid 1, van, en bijlage IV bis bij, Richtlijn 2008/98/EG; |
5. |
een tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de in punt 4 bedoelde maatregelen, het orgaan dat bevoegd is voor de tenuitvoerlegging ervan, en een beoordeling van de afzonderlijke bijdrage ervan aan het behalen van de doelstellingen die van toepassing zijn in geval van een verlenging van de termijn; |
6. |
informatie over de financiering van het afvalbeheer in overeenstemming met het beginsel „de vervuiler betaalt”; |
7. |
maatregelen om in voorkomend geval de kwaliteit van gegevens te verbeteren met het oog op betere prestaties bij de planning en monitoring van afvalbeheer.”. |
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.